Taal en Tongval. Jaargang 17
(1965)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Romantiek en realiteitToen Matthijs de Vries zijn inleiding tot het Woordenboek der Nederlandse Taal schreef, overweldigde hem bij tijd en wijle de grootheid en grootsheid van zijn moedertaal dusdanig, dat hij tot lyrische vervoering steeg: ‘De taal oefent op ieder, wien zij hare geheimen onthult, eene wonderbare tooverkracht. Zij is de spiegel van den geest. Door in dien spiegel te zien, aanschouwt de mensch zijn eigen beeld, het afstraalsel van zijn innerlijk wezen. Hij erkent de spraak als: 't Ontvloeisel van zijn ziel, door 't lichaam uitgedreven
Waarin zijn menschheid schuilt, zijn zelfgevoel en leven.
(W. Bilderdijk, De Taal).
Hij leert de taal waardeeren als de grootsche schepping van het volk, waartoe hij behoort; als de openbaring van al het denken en gevoelen, al het handelen en streven, al het lijden en verblijden van vroegere geslachten; als den nationalen schat, waarop elk tijdperk van onze geschiedenis zijn eigen merk heeft gedrukt, en die ook van het onze den stempel draagt; als den band, die alle zonen van denzelfden stam omstrengelt, als den steun en het onderpand onzer nationaliteit’ (blz. lxxxvi). Drie bladzijden verder ‘stemt (hij) met verrukking in met de ontboezeming des dichters, die den lof der taal zoo schoon bezongen heeft: Hier vloeit, op de schemerige grenzen,
Aarde en hemel, stof en geest ineen,
En aanschouwbaar breekt de ziel des menschen
Door den dicht geweven sluier heen.
Hier, hier vallen stralen uit den hoogen,
Hartverheffend door hun goddelijk licht;
Maar ook hier zweeft ons die mist voor oogen,
Die tot needrigheid verplicht.
(Dr. N. Beets, De Taal)’
Kunnen wij, vastgeketend aan het technisch denkbewustzijn van onze tijd, moeilijk tot de bovenhersenlijke denksfeer van De Vries en de dichters der door hem aangehaalde citaten opstijgen, met geheel andere denkmethode dan de hunne moeten we toch ook wel tot de conclusie komen dat de (moeder)taal een geweldige, moeilijk te ontleden macht is, waarvan omvang en mogelijkheden weliswaar nog nader bepaald dienen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te worden, maar welker stuwkrachten wel duidelijk niet alleen in hoofd en denken, hart en voelen doch ook in bloed en drift te vinden zijn, waarom het niet ‘onwetenschappelijk’ is aan te nemen dat ze ver voor historische tijden reeds een beslissende rol in het mensenleven heeft gespeeld. Mag ook het nauwkeurigst boekhouderig denken aan de laatste redenering zijn fiat kunnen geven, onder voorbehoud van een mogelijk nader vast te stellen onjuistheid in een der gegevens, ‘ergens’ in onze totale mens blijft toch iets ‘loeren en roeren’, dat op de meest ongelegen ogenblikken uit de taalbalans losbreekt, wanneer we de taal niet als studieobject maar als bezit beleven. In het warme pleidooi dat Dr. Arnold Rakers op 25 juni 1955 bij de oprichting van de ‘Nedersaksische Schrieversbund’ hieldGa naar voetnoot1, schiet de moedertaalminnaar de taalkundige onophoudelijk voorbij: ‘Wel nog good “plat” kan, föör den is sien “plat” nig alleen plat, men heel völ meer as dat, het beste en höögste, wat hij in de twintigste eew besit - de Spraoke van Vader en Moder en het hele vöörgeslacht, de spraoke van dusend jaor oulderdom, de ölste spraoke van 't land, ölder as düüts en hollands, 'ne spraoke deej sao men nig wegsmieten könt. Men dat is 't beste nog nig an usse Moderspraoke: Wie könt eer ok nig missen föör usse sele (dröf'm daor nog van praoten in de twintigste eew?)... Wel siene Moderspraok achteran sett of upgef - de höögste gaove Gods - dee nemp schaden an sien sele, dee blif desölfde nig meer, dee wodt van binnen veranderd en bedorven, sao aj ok seen könt an völ volk, dat nao 't düütse of hollandse övvergaon wil. Dee falt van 'n oorsprunk af en bint eigliks verraoders of se 't weett of nig. See verliest de echte uprechtheid en unafhankelikheid en kruupt dee löö in 't gat, waor se vöördeel van hebben wilt (blz. 8)...... want dee plat praott en niks aanders (woor 'e men effen kan), dee denkt ok plat; en wel plat denkt, dee döt ok plat - en daor kump 't dog antlest up an. Van 't graote en verbeelde volk is nog nooit völ goods kummen; dat soort volk begrip ok nig recht, wat wi an Moderspraoke en Moderland hebt - dee see 'w wisse in 'n himmel nig meer’ (blz. 23). Nou, dat liegt er niet om; daar kunnen de dolerenden het voorlopig mee doen. Ook Jan Boer breekt in Aanzain en Wezen van n MoudertoalGa naar voetnoot2 de staf over hen die van de moedertaal afdwalen en meent dat de Groninger, die zich van ‘tussenvörmen’ bedient, dit doet ‘oet n gevuil van vaalse schoamte en n zucht tot fieneghaid’. In zijn spijt over de achteruitgang | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van het Gronings laat ook hij zich door zijn gevoel drijven en vergeet daarbij dat hij van huis uit nuchter moet blijven. Tussenvormen kunnen op velerlei wijzen, door verschillende oorzaken en om meer dan één reden ontstaan. Het door hem belachelijk gemaakte ‘dat is mij mooi toe’ (dat lijkt me mooi) gebruik ik nog vaak in de variant ‘... niet slecht toe’. Ik kan met de hand op het hart verklaren dat dat niet is, omdat ‘ik mie schoam veur mien streektoal’. Integendeel, ik gebruik mijn moedertaal graag en bij voorkeur, wel niet zo zuiver dat ik daarin Jan Boer ‘an hakken komen kin’, maar toch wel zo dat ik hem daarbij ‘stoef op hakken zit’. Juist sterke gebondenheid aan mijn moedertaal noopt me soortgelijke uitdrukkingen te gebruikenGa naar voetnoot1. Waarom zou er in het algemeen Nederlands geen plaats voor dialectismen zijn? Daar kan het alleen maar rijker en veelzijdiger van worden. De genegenheid voor onze taal, die, naar mijn overtuiging, in ons bloed leeft en uit de geest, de logos, geboren werd, moet ons echter klaar wakker houden en in voortdurende waakzaamheid doen letten op haar toestand en verandering, zodat we niet te eniger tijd tot de ontnuchterende ontdekking komen dat we een hersenschim hebben bemind. Tot voor enkele jaren nam ik op gezag aan dat er in de provincie Groningen, met enkele uit- en instulpingen, verschillende plaatselijke talen werden gesproken, die duidelijk van elkaar te onderscheiden warenGa naar voetnoot2. Dit gezagsgeloof werd waarschijnlijk gedragen door herinneringen aan uitspraken, in mijn kinderjaren opgevangen, als ‘ze proaten doar hailendal aans as bie ons, zie zeggen mot en wie zeggen zeug’. Toen ik me begon te verdiepen in Groningse dialectpublicaties, inzonderheid in Dörp en Stad en Haim en Heerd, meende ik dan ook de aanwijzingen der schrijvers naar hun tongval te moeten aanvaarden. In sleur en kindergeloof, ik neem aan dat het vooral het laatste was, verzuimde ik er nauwkeurig acht op te slaan of de ontegenzeglijk in goede trouw ingevulde vrachtbrief de lading wel dekte. Waarschijnlijk was in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mijn onderbewustzijn toch een post voor het geweer uitgezet, die de passanten observeerde en kategoriseerde, want bij het lezen van een stukje dat in het Hoogelandsters geschreven zou zijn, viel een schot. In 't geweer! Het is niet pluis in het voorterrein! Enkele woorden en vormen pasten niet in het aangegeven dialect. Een vluchtige verkenning van andere, reeds afgewerkte stukjes, gaven me de zekerheid dat de schrijvers ‘verbiesterd’ waren. Er zat niets anders op dan het terrein van de Groningse tongvallen aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen. Wat zeggen de specialisten ervan? In hoever klopt dat met de werkelijkheid? Voor mijn onderzoek kwamen in aanmerking K. ter Laan, Proeve van een Groninger SpraakkunstGa naar voetnoot1 en Dr. F.G. Schuringa, Het dialect van de Veenkoloniën in verband met de overige tongvallen in de provincie Groningen Ga naar voetnoot2 met nog het een en ander er omheen. Ter Laan beweert op blz. 5 en 6: ‘We hebben binnen de grenzen van ons gewest zelfs een zevental dialecten: I. Westerkwartier, II. Hunzingo en Fivelgo, samen in dit werkje 'T Hogeland genoemd, deze taal komt zeer veel met die van 't Westerkwartier overeen, III Zeven Wolden, die oudtijds het zuidelijk deel van Fivelgo vormden, IV 't Oldambt, V De Veenkoloniën, met minder oude kernachtige woorden doch een zeer sterk modern dialect, VI Westerwolde, met een afwijkende spreektaal, die overeenkomst vertoont met het dialect van over de grens, VII De Stad en het Gorecht met herinneringen aan het DrentsGa naar voetnoot3. - De taal van de Veenkoloniën is ook de taal geworden van al de Drentse monden ten oosten van de Hondsrug. - Er zijn dus zeven talen. Doch die komen in zinsbouw, woordenschat en uitspraak zozeer overeen, dat ze allen te zamen één Groninger spreektaal uitmaken. Elke schrijver houdt zich aan het dialect van zijn eigen streek en ieder lezer uit een ander oord van 't gewest, leest het geschrift zonder enige moeite. Op de verschillen zal in dit boekje de aandacht worden gevestigd’. Nu, dat lezen zal Ter Laan wel niet zo letterlijk bedoeld hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wie enige ervaring heeft in deze zaak, weet dat ook de Groninger met behoorlijke leesvaardigheid dikwijls niet uit de tekst kan komen, al is die in de gemakkelijke spelling van Ter Laan geschreven. Van de Vosbergenschriefwieze praat ik maar niet eens. Maar daar gaat het hier verder niet om; Ter Laan onderkent ‘dus’ zeven dialecten binnen de provinciale grenzen en Jan Boer valt hem in Aanzain en Wezen van n Moudertoal hierin bij: ‘Wie kennen nait schrieven en proaten over “het” Grunnens. Vanolds binnen d'r ien ons gewest verschillende streektoalen: Het Hoogelands, het Westerketaiers, het Fivelgoos, het Wolds, het Oldambts, het Westerwolds, het Veenkolonioals (mengtoal mit staark Oldambster ienslag) en het Stads (potjebuul van allerhande dialecten)’. Boer wijkt iets van Ter Laan af, maar in hoofdzaak komen ze tot dezelfde opsomming; wat hij met het Wolds bedoelt is me niet recht duidelijk, waarschijnlijk zuidelijk-Fivelgoos. In enige karakteristieke aanwijzingen tracht Boer het onderscheid tussen de verschillende tongvallen aan te geven: ‘Het wezen van het Hoogelands is tussen fien en grof ien. Ien tegenstellen mit 't Hoogelands is 't Westerketaaiers ('t Overdaips) openhaarteger, zangereger. In 't Westerwolds zit wat gehaimzinnegs ien. Het wezen van 't Veenkolonioals is nuchter, zoakelk, 'n tikkeltje rauw en plat. Veul verschil tussen 't Veenkolonioals en Oldambts is d'r nait an te wiezen. Allain de Oldambster sfeer en zinsbouw is haarder, vaaierkanter, stugger. 't Hoogelands is 'n ammonikoa, doar van alles ien zit tot daipe örgeltonen tou. 't Veenkolonioals is n draaiörgel, gezellig moar mit n daip sentimentele onnergrond. 't Westerketaaiers n fluit mit fiene tonen. 't Westerwolds n gietoar mit n donkere romantische onnertoon, en 't Oldambts n saxofoon, schel en onverbiddelk, moar toch ook wensteg teglieks.’ (blz. 29-30). Volledigheidshalve heb ik de typering van Boer opgenomen, niet in de eerste plaats omdat ze ons veel kan helpen bij ons onderzoek, maar vooral als waarschuwing voor een zich te gevoelsmatig overgeven aan liefdesuitingen naar onze moedertaal. Men ziet tot welke drogbeelden dat kan leiden: ‘'t Veenkolonioals is nuchter en zoakelk, n tikkeltje rauw en plat... ('t is) n draaiörgel, gezellig, moar mit n daip sentimentele onnergrond’. - Doar mout wel n stoeperd op komen, zeggen wie ons moudertoal. Met ‘de dege degelkhaid’ uit Grunneger Volkslaid heeft het weinig van doen. Ter Laan blijft meer met de voeten op de grond; nou ja, op de grond. In elk geval raakt hij niet in vervoering en tracht te bewijzen wat hij beweert. Hij geeft verschillen in zinsbouw, woordenschat en uitspraak weer, naar zijn zeggen. Het hoofdstuk over zinsbouw is zeer beknopt en onnauwkeurig; ik laat dat voor wat het is. De aanwijzingen naar verschil | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in woordenschat zijn karig; daarom heb ik nog eens steekproeven in het Nieuw Groninger Woordenboek gedaanGa naar voetnoot1. Naar schatting kom ik tot, pak weg, 3% onderling verschil in woordvoorraad in de zeven tongvallen; daarvan komt ongeveer de helft aan het Westerkwartier toe. Ik bedoel hiermee gevallen als: schamper (Old.), elders krap; pikke (Old. en Ww.), elders welhoak; hoaken (Hl. en W.K.) elders spitten en tel hierbij geen klankverschillen als in goeze, goze (sufferd), waarbij men een bijna niet te bepalen aantal klankvariaties van oe tot o kan waarnemen. Tot de uitspraak heb ik alles gerekend wat met vorm te maken heeft. We komen dan tot de volgende punten van onderscheid (vergelijk de tabel op blz. 76): 1. oe naast uu (hoes naast huus); 2. geen h-uitspraak naast h-uitspraak (and naast hand); 3. verkleiningsuitgang ke, je, ie of ien; 4. de - woorden met en zonder lidwoord (de slachter staait bie de deur(e), slachter staait bie deur(e); 5. pers. vnw. 3e pers. enk. er naast e (leeft er nog, leeft e nog?); 6. wederk. vnw. is zok/zuk naast het pers. vnw. (hai, zai wast zok, hai, zai wast hom, heur); 7. pers. vnw. 2e pers. joe (jim) naast ie; 8, verbale meervoudsvorm -en naast -t (wie lopen, wie lopt); 9. verb. vorm 2e pers. enk. -st naast -s (doe lopst, doe lops); 10. verlengde vorm zelfst. nw. met -e of vorm als in het Hollands (deure, deur); 11. ui naast oi (ai) (fluiten, floiten, flaiten). Schuringa gaat van een andere verdeling uit. Hij onderscheidt drie gebieden: ‘I. Het Friesch-Saksische overgangsgebied (Westerkwartier) is in hoofdzaak Groningsch met sterke Westfriesche invloeden, vooral lexicologisch, maar ook wat klank- en vormleer betreft. II. Westerwolde, het oude landschap neemt een bijzondere plaats in, het onderscheidt zich in verschillende opzichten van het Groningsch, vooral ook lexicologisch. III. De overige delen van Groningen, waar de verschillen vooral van lexicologische aard zijn’. Het komt niet helemaal uit de doeken wat Sch. onder lexicologisch verstaat; ik heb het voor het gemak maar op één lijn gesteld met wat T.L. woordenschat noemt en verwijs naar de daar gemaakte opmerking, terwijl ik belangstellenden kan aanraden de taalatlassen van Kloeke en Heeroma hierover nog eens door te zien. Sch. merkt naast wat T.L. geeft voor het Westerwolds nog op, dat Gron. aai, ai er meer als ei klinkt en 3e pers. sing. praes. ind. na spirant of explosief gewoonlijk de t heeft verloren. Bij de merkwaardigheden van het Westerkwartiers voegt hij nog enkele belangrijke: ie (os. io) blijft ie (bedriegen naast Gron. bedraigen); ie (os. êGa naar voetnoot1) blijft ie (spiegel naast Gron. spaigel); oe (os. ô) blijft oe (bloeden naast Gron. blouden); Gron. eu (os. ô met i-mutatie) is o (dopen naast Gron. deupen). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vergelijken we T.L. en Sch. dan krijgen we het volgende overzicht (de cijfers wijzen naar ter Laan, de cijfers met a naar Schuringa):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor het goed lezen van de gegevens moet ik opmerken dat ik alleen die verschillen heb opgenomen die op grond van de toegevoegde voorbeelden onweerlegbaar zijn, met deze beperking, dat ik ‘zwerfverschijnselen’ heb genegeerd. Ik heb het oog op gevallen als beuk-buik (beukeboom) waarvan beuk voorkomt op het Hoogeland, in Westerkwartier en Veenkoloniën en buik op 't Hoogeland, in Stad en Westerwolde (Sch. blz. 43). Dat het bepalen van een verschijnsel geschieden moest na onderzoek van een betrekkelijk gering aantal manifestaties en ‘uitkomsten uit interviews en enquêtes meestal onbetrouwbaar zijn’Ga naar voetnoot1 liet ik terzijde. Wel moeten we er rekening mee houden dat en Ter Laan en Schuringa de voorbereidingen voor hun publicaties tussen 1910 en 1920 hebben getroffen, want ook de grammatica van T.L. berust voor het grootste gedeelte op onderzoekingen voor zijn woordenboek, dat ‘in 1922 in aanleg gereed was’Ga naar voetnoot2. De tabel geeft dus een globaal overzicht van het Gronings van een halve eeuw geleden. We zien met een oogopslag dat T.L. resoluter in zijn keuze is dan Sch., misschien is het juister te zeggen: T.L. doet een keuze, Sch. geeft het resultaat van het onderzoek weer. Het lijkt me dan ook veiliger Sch. als gids te kiezen, waarmee ik niets wil afdoen aan het voortreffelijke werk dat T.L. heeft geleverd. Wie beiden heeft gekend en van beider publicaties belangstellend en nauwkeurig kennis heeft genomen, zal het met me eens zijn dat Sch. minder emotioneel tegenover zijn onderwerp stond en een beter geschoold vakman was. Bovendien was T.L. nog met hoofd en hart aan de gezagsgrammatica gebonden; hij was groot geworden met Terwey en het speet hem nog altijd dat deze zijn gezag verloren had. Dat heeft hij me enige maanden voor zijn dood uit de doeken gedaan met een glans van verering voor ‘de grote Terwey’Ga naar voetnoot3 in zijn minzame ogen. ‘U moest dat boek nooit herzien hebben’, zei hij. En aan het laatste had hij nog gelijk ook. Hoe het zij, het lijkt me dat we bij het vaststellen van de eigenaardigheden in de Groningse tongvallen ons aan Sch. moeten houden, als hij van de mening van T.L. afwijkt. Zoveel verschillen ze trouwens niet. We kunnen dan vaststellen dat er drie tongvallen zijn, die absolute kenmerken hebben: het Westerkwartiers met er (pers. vnw.), jim/joe (pers. vnw.), spiegel, bloeden en dopen; Westerwolds met wie lopt en Stads met ien (verkl. uitg.). Om één absoluut verschilpunt van een afzonderlijke tongval te gaan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
spreken is niet verantwoord, dunkt me, dan is het hek van de damGa naar voetnoot1. Blijft dus het Westerkwartiers; als we bij de vijf aangegeven absolute verschilpunten, 2 × pers. vnw., 3 × klinkerverschil, nog het relatief belangrijke verschil in de woordvoorraad voegen (zie blz. 6) krijgen we zes. Op geheel andere gronden dan HeeromaGa naar voetnoot2 komen we dan tot het vaststellen van twee tongvallen binnen de grenzen van de provincie Groningen:
Past het hedendaags Gronings nu ook in deze indeling, of heeft het zich in de laatste halve eeuw daaraan onttrokken? Bij mijn onderzoek daarnaar heb ik de geschreven en gesproken taal betrokken. Aangezien ik door lezen tot mijn aha-beleving was gekomen, ligt het voor de hand dat ik ben begonnen mijn bevindingen aan het geschreven Gronings te toetsen. Nu moet deze materie voorzichtig gehanteerd worden. Door wie wordt er geschreven en wat voor taal hanteren deze schrijvers? - Een aanmerkelijk deel van de publikaties wordt geproduceerd door emigranten, die vaak reeds tientallen jaren buiten hun geboorteland dagelijks door een andere taal besmet worden. Ze bezitten naast schrijfdrang meestal een gevoelsgeladen binding met het ‘pronkjewail ien golden raand’ en trachten vaak in omgang met Groninger kennissen en het bezoeken van de avonden van de plaatselijke Groninger vereniging hun moedertaal bij te houden; het komt ook voor dat man en vrouw thuis nog Gronings met elkaar spreken. Sommigen verdiepen zich, voor ze hun hart op papier gaan luchten, in Groninger teksten of wat daar voor doorgaat en/of in het woordenboek om de moedertaal op te frissen; van één is me bekend dat ze periodiek op het Hogeland logeert om er niet uit te raken. De minderheid van de auteurs woont nog in het moederland, maar de meesten van hen moeten dagelijks algemeen Nederlands spreken. Van enkelen weet ik dat ook zij, voor ze gaan schrijven, zich door middel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van het woordenboek inwerken. Onder al deze schrijvers bevinden zich enige begaafden en enkele kunstenaars. Uit de veelheid van materiaal geef ik ter illustratie een overzicht van twee teksten, die gekenmerkt worden door de ernst waarmee de schrijvers hebben getracht hun moedertaal onbesmet te hanteren: De Wonderlieke Raaize van Meneer Prikkebain, tekst van Dr. J.A. Fijn van DraatGa naar voetnoot1 en Ons Loug door D.J. Klompsma, een reeks schetsjes in het Nieuwsblad van het Noorden, waarvan ik voor mijn doel hier de analyse van nrs 1-3, 36-38 en 63-65 geef. Een voorbeeld van Veenkoloniaals en Hoogelands; een voorbeeld van het Westerkwartiers lijkt me overbodig; toevallig verschijnt er in de laatste tijd nogal wat in het Westgronings en hoewel het zonder uitzondering besmet is met Oostgroningismen en Hollandismen, zijn de in het overzicht gegeven kenmerken toch steeds in groten getale aanwezig. Fijn van Draat is emigrant en heeft zijn tekst, voor hij er de definitieve vorm aan gaf, door een ter zake kundige Groninger laten controleren, bovendien heb ik zijn werk aan een thuis gebleven Pekelder laten lezen, die geen andere bezwaren had dan het bijna consequent ontbreken van de slot-e van daartoe geeigende zelfst. nw. (deur, stoul, i.p.v. deure, stoule). Men houdt het ook thuis dus voor goed Veenkoloniaals. Tegen deze tongval begaat Fijn van Draat de volgende zonden: 1o hij laat vaak de slot-e van zelfst. nw. weg, ook als dat ritmisch niet nodig is; 2o de verkleiningsuitgang ie overheerst niet; 3o het lidwoord wordt veel meer weggelaten dan volgens Schuringa § 178 verwacht mag worden; 4o i.p.v. huppen en wuppen treft men hippen en wippen aan; 5o Hollandismen komen nogal eens voor; ‘holt nooit op te -mit- zeuren’; ‘hail -slimvaals’; komt te hulp - komt helpen -; ‘hier vandoan -hier vot-’, enz. We zien dus dat het Veenkoloniaals van deze op het dialect zorgvuldig samengestelde en nauwkeurig gecontroleerde tekst bestanddelen bevat die, volgens het schema, in andere delen van de provincie thuis horen en dat ze is gelardeerd met Hollandismen. Klompsma is door zijn directeurschap van de Radio-Omroep Noord en Oost qualitate qua bewaarder, bewaker en bevorderaar van het Gronings. Hij bracht de eerste 26 jaar van zijn leven door in Middelstum (Hoogeland) en schrijft me over zijn dialect: ‘Thuis werd geen Gronings gesproken (Vader Kl. kwam uit Nieuw-Buinen, Moeder Kl. uit Coevorden). Mijn Groninger mond en een klein deel van mijn woordkeus heb ik opgedaan op straat en op het schoolplein. De rest van mijn woordkeus is ten dele afkomstig van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter Laan (woordenboek; K.) voor een ander deel ontstaan door mijn vele contacten tijdens mijn omroeploopbaan’. In mondeling contact bleek me dat Klompsma een Gronings spreekt, dat men zonder nadere analyse voor ‘zuver’ houdt. Hoewel ik meen door taalafkomst wel bevoegd te zijn het Hoogelands te schatten, heb ik toch nog een Hoogelandster zijn neus in de tekst laten steken, die als zijn oordeel gaf: ‘Dat kon wel minder.’ Dat is, overgezet zijnde,: dat is goed. De grondslag van Klompma's Gronings is, volgens het schema, inderdaad Hoogelands: ik vil (vuil), gonnent (gounent), vrô (vroug), terwijl ook hai zogt (zugt), hai ging (gong), ik wer (wör) naar het Hoogeland wijzen, hoewel de hierin gemanifesteerde verschijnselen ook wel in het Westerkwartiers voorkomen. Tot het Westerskwartier behoren de volgende door Kl. gebruikte vormen: mot (mout), monnen (mouten), grote (grode), nait n bult (nait veul) enz. Het aantal Hollandismen is vrij groot: op dit moment (dat aigenste oomblik), op proef stellen (kieken wadde doun zol), weduwvraauw (wedevraauw), haile grote (slimme grode), sissen (sistern) enz. Vormen als belanden (belannen), onderkaant (onnekaant), mit de lift (mit lift) enz. behoeven geen Hollandismen te zijn, ze behoren ook tot andere Groningse tongvallen. Sommige vormen kan ik ook met behulp van T.L. en Sch., niet terecht brengen: wie dounen, stoanen, zainen o.a. Volgens schriftelijke toelichting van Kl. zijn het op het Hoogeland gangbare vormen; mijn controle-Hoogelandster bevestigde dit: ‘Joa, dat heurt men hier wel ais’. Ook het dialect van Klompsma past dus niet in et schema; bij de wat overvloedige Hollandismen zou men nog aan oude invloed van thuis kunnen denken, maar bij de Westerkwartierse verschijnselen is dat onmogelijk. Nu, als dit aan het groene hout geschiedt, wat zal dan met het dorre gebeuren. Ik heb geen enkele schrijver kunnen vinden die aan het schema beantwoordt; geen der door mij doorgenomen teksten is schematisch lokaal te plaatsen. Niet alleen het Stadsgronings, maar alle Gronings is een ‘potjebuul’, om het woord in deze betekenis van Jan Boer over te nemen (zie blz. 5). Met het gesproken Gronings is het niet beter gesteld, eerder minder. Het wordt snel en grondig aangevreten door Hollandismen. Nuytens mag menen dat ‘de fiets meer dan de kunstmest op indirecte wijze het dialect heeft aangetast’Ga naar voetnoot1, in Groningen zetten de autobussen dat werk op voorbeeldige wijze voort, om van radio en televisie maar niet te talen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Westerwolde rijdt door de venen naar Stad en merkt dat nich en man door de busmassa niet wordt aanvaard, waarom naar nait en moar wordt overgeschakeld, om na langere of kortere tijd tot niet en maor te komen. Nog wel in de geschreven taal voorkomende Groningse woorden (zie blz. 13) als oetstokken (iets aan iemand uitleggen), annaaiern (besluiten), knittern, (opscheppen), tudeln (peuteren), ompaailen mit (veel zorg besteden aan), nik(ke)-nak(ke) (nek), aveers (eenzelvig, afkerig) enz. hoort men vrijwel niet meer. Ik ben aan geen kind drop kwijt geworden met de vraag: ‘Hest zin an lekkeris?’ Om van lekkeriswotter maar te zwijgen, dat zou een vloek zijn tegen onze cocacola-cultuur. Niet lang geleden werd ik verwezen naar iemand die nog onbesmet Gronings zou spreken. Ik wachtte in een kamer met open deur en hoorde de man in de gang tegen zijn vrouw zeggen: ‘Dat is ja prachteg in ain woord gezegd.’ Weg illusie! Prachtig en gezegd zijn Hollandismen. In een kleine kring van dialectbevorderaars en -schrijvers zochten we vergeefs naar het Groningse woord voor verschrompeld, wat een der aanwezigen de verzuchting ontlokte: ‘We moesten een omgekeerde Ter Laan hebben’. Hij bedoelde dus een Nederlands-Gronings woordenboek. Misschien wijst deze uitspraak ons naar de weg van het verval: men wil - in zeer beperkte kring - nog wel dialect spreken, graag zelfs, maar men kan het niet meer. De inhoud van het dialectbewustzijn is veranderd. Ik heb de meneer van: ‘Dat is ja prachteg in ain woord gezegd’, niet kunnen overtuigen dat zijn Gronings onzuiver was. Ik neem aan dat er in vertrouwelijk verband, in het gezin, tussen vrienden, tussen werknemer en werkgever enz. hier en daar nog wel eens een paar maagdelijke dialectzinnen zullen vallen. Men is echter uiterst gevoelig voor dak op het huis. Bij het minste vermoeden dat er een vreemde in de nabijheid is schakelt men op verhollandste taal over. Onlangs was ik te gast ergens op het Hoogeland, waar men ‘natuurlijk’ Hollands met me sprak en nog niet eens slecht ook. Zelfs het inheemse meisje dat in de kamer kwam om iets met mevrouw (niet meer ‘de vrouw’) te bespreken, deed daaraan mee. Toen ik enige tijd later door de gang kwam hoorde ik haar in de keuken in haar moedertaal praten, op het ogenblik dat ik de geopende keukendeur passeerde ging ze midden in de zin tot Hollands overGa naar voetnoot1. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is dus uiterst moeilijk geworden om als buitenstaander het Gronings te betrappen. Ook als men blijk geeft het dialect te beheersen, kan men de partner er niet toe krijgen onbevangen in zijn dialect te converseren. Mij is het althans niet gelukt en ik blijk niet de enige te zijn. Toch heb ik gedurende de maand augustus '63 verscheidene gesprekken kunnen opnemen, maar geen in ongeschonden tongval kunnen noteren. Drie, vier zinnen gaat het goed en dan struikelen de sprekers weer in vele. Enige voorbeelden uit gesprekken, waarvan de sprekers geen notie hadden dat ze werden beluisterd: ‘zo min mogelk stainen gebruken’ (Scheemda); ‘dat liekt nait veul van morgen’ (Appingedam); ‘zo heb ik altied nog 'n poar van dij heul ouderwetse koppenschuddeltjes van mien grootmoe’ (Winschoten; heul kan ik niet terechtbrengen, misschien een analogievorm naast veul?); ‘lustoe gain karnemelk’ (Ter Apel; karnemelk geheel Hollands uitgesproken, dus niet met gerekte a en e, zoals men zou kunnen verwachten; het Groningse zoepen schijnt in onbruik geraakt). Grappig wordt het Gronings waarvan de zakenwereld zich bedient; de vermaarde koek schijnt in Groningse klanken te moeten worden aanbevolen; het product van ene A. Tj. de Vries heeft op zijn wikkel: ‘Olle Ebbingestroat wie stoan aan de spits mit de allerlekkerste Grönneger kouke ongeevenoard ien smoak en deugd’. Maar in de taal is de deugd ver te zoeken. Het zou kunnen zijn: ‘Olle Ebbenstroade wie bakken de alerlekkerste Grunneger kouke gain beter van smoak en deugd’. De Vries ‘het dronken oet n sloot woar n Hollander in p... het’; en zijn collega's in commissie. Uit het gesproken Gronings kan ik niet anders opmaken dan uit het geschreven: de zeven tongvallen volgens Ter Laan, op zwakke wijze gesteund door Schuringa, zijn niet (meer) te vinden, maar de verschillen tussen Westerkwartiers en Gronings zijn zonneklaar; persoonlijk ben ik geneigd van Westerkwartiers en Gronings te spreken als van twee afzonderlijke talen. In dit Gronings is een duidelijk verschil tussen geschreven en gesproken taal. In de eerste vindt men bij ernstige schrijvers tal van typisch Groningse woorden, die daar vaak op ietwat kunstmatige wijze in terecht gekomen zijn. Het is niet onmogelijk dat soortgelijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woorden ook nog wel in verborgen hoeken en intieme spreektaalverhouding worden gebruikt. - Groningse uitdrukkingen als: ‘'t was heu op en kou dood’ (er viel niets te erven), ‘doar zit klaai aan de polsstok’ (ze zijn rijk) enz. treft men vrijwel niet meer aan, noch in geschreven, noch in gesproken taal. Beide taalmanifestaties onderscheiden zich gezamenlijk van het Hollands door klank- en - in veel mindere mate - door syntactische verschillen. Als klap op de vuurpijl moet ik bekennen dat ik met enige reserve tegenover het door mij in alle nuchterheid getekende beeld van het hedendaagse Gronings sta. Ik moet me houden aan de werkelijkheid, dat mijn moedertaal, die ik me in argeloos toegenegen autoriteitsgeloof in velerlei variaties dacht, bij nader onderzoek overal ‘gelieke aingoal’ blijkt te zijn en toch... En toch kan ieder, die met een gevoelig, willig en geoefend oor luistert, uit deze gedenatureerde taal horen waar iemand ongeveer uit de provincie vandaan komt. Zelfs kan men dit dikwijls constateren als er door Groningers Hollands gesproken wordtGa naar voetnoot1. Waaraan ligt dat? Is het ritme of klemtoon (in welke variatie ook) of tempo? Is het een overblijfsel van een verschijnsel dat men niet heeft kunnen waarnemen, omdat men zich al te zeer op het direct door oog en oor waarneembare had geconcentreerd, of heeft het zich in de laatste jaren ontwikkeld? Heeft het iets te maken met wat Heeroma bedoelt: ‘Als het natuurlijke verval al te ver dreigt te gaan, treedt er een cultuurlijke tegenbeweging in. Het is of de slinger van de taal weer de andere kant opgaat om het verstoorde evenwicht te herstellen?’Ga naar voetnoot2 Wat mijzelf betreft, ik zie hier door een spiegel in een raadselachtig gezicht, maar opvattingen als die van Heeroma wekken in mij de hoop dat, hoe verkommerd mijn moedertaal er tegenwoordig mag uitzien, het met haar ook nog wel per aspera ad astra kan gaan. September 1963 R. Kuitert. |
|