Aan Edgard Blancquaert
Ik kan mij niet als gelijkwaardige deskundige aansluiten bij de zo welverdiende hulde die u heden door talrijke vrienden wordt gebracht.
Wel wist gij uw uitgediepte taalkennis - door ze steeds aan menselijke gevoeligheid onderdanig te maken - in het bereik te brengen van de nooit verstarrende bewogenheid die een verantwoordelijk schrijverschap dient te bezielen. Want, niet waar, gij slaagt erin woorden te ontsluieren die voor mij liefst raadsels moeten blijven, maar gij hebt eerbied voor het mysterie van hun artistieke bruikbaarheid.
Hierdoor is het mogelijk geweest dat wij aan de gemeenschappelijke oplossing van taalproblemen hebben mogen deelnemen, en aan uw geduldige inschikkelijkheid waar het mijnerzijds om literaire verbeeldingen ging, die al te vermetel tegen uw beproefde onderlegdheid indruisten, heb ik een dankbare herinnering bewaard...
Herinneringen, bij mensen van onze leeftijd, in vriendschap vergrijsde makker, stapelen zich nu ontzettend in onze verbeelding op. Zij dreigen als het ware onze actualiteit te overrompelen, en sluiten reeds onze toekomst af.
Inderdaad zijn zij mettertijd een ontzaglijk gevaarte geworden. En, hebt ge ook, als ik, ervaren dat de belangrijkste niet vanzelfsprekend de duurbaarste zijn? En die mij het innigst ontroeren, veropenbaren zich, dunkt me, met tegenzin...
Zij dwingen ons ze zorgvuldig op te zoeken gelijk men verplicht is met het lieve viooltje te doen, dat zich schuilhoudt onder onaanzienlijk groen, doch zich gewillig verraden laat door zijn aandoenlijk geuren...
Moge ik u vandaag vieren, mijn vriend, met dergelijk bloempje uit vervlogen jaren.
Gij hadt mij te Beersel een bezoek gebracht, heugt het u nog? Er hing een heerlijke zon aan de hemel, en wij besloten, toen wij van tafel gingen, een paar pijlen te wagen, onder de wip, nabij het kasteel.
Schutter zijn is een genot dat wij samen delen. Het doet deugd de schietlap aan te riemen, langzaam de boog te spannen, en uit de blikken koker een pijl te kiezen, die men dan even over de nagels van linkerduim en wijsvinger laat zoeven, om er zich van te verzekeren dat hij recht en