| |
| |
| |
Het huisraad in het bisschoppelijk paleis te Gent in 1587
De historische woordenschat van de Nederlandse taal is verre van volledig verzameld. Het Middelnederlands Woordenboek van Verdam behoort tot het beste in zijn soort; niettemin berust het bijna uitsluitend op uitgegeven teksten, d.i. in de allereerste plaats literaire bronnen. Archiefteksten, waarvan immers totnogtoe slechts een heel klein percent uitgegeven is, en waarvan de grote meerderheid ook nooit zal uitgegeven worden, zijn bij Verdam zeer schaars vertegenwoordigd. Uit de registers van Keure en Gedele op het Gentse Stadsarchief alleen, die tot 1339 opklimmen en voor elk jaar een omvangrijke dokumentatie opleveren, kan b.v. een nieuw, zeer lijvig woordenboek samengesteld worden. Alleen voor Leuven werd, tot omstreeks het midden van de 16e eeuw, het materiaal verzameld door Louis de Man; de publicatie ervan is nog steeds onvoltooid. Voor de Moderne periode is er inzake lexicografie nog veel minder gepresteerd, hoewel het bewaarde archief alsdan ongemeen veel rijker is dan tijdens de Middeleeuwen, mede omdat uit elke gemeente een overvloed aan lokale bescheiden voorhanden is. Met het excerperen van staten van goede (= inventarissen van nalatenschap), wettelijke passeringen (= akten en contracten verleden vóór schepenen), pachtcontracten, rekeningen, keuren, getuigenverhoren enz. in Vlaanderen alleen kunnen mensenlevens gevuld worden. Een hinderpaal is, dat alleen paleografisch geschoolden dergelijke arbeid aankunnen: grondige vertrouwdheid met het vroeger schrift is een hoofdvereiste bij het excerperen van deze doorgaans niet vlot leesbare bescheiden. Ook hier immers is een nauwkeurige transcriptie allernoodzakelijkst; zoniet wordt een repertorium van onbestaande of althans verminkte, alleen op leesfouten berustende woorden of varianten tot stand gebracht.
Bij de publicatie van onderstaande tekst werd uitsluitend beoogd, de aandacht te vestigen op de lexicologische rijkdom van bepaalde archivalische reeksen, welke met dit doel nog haast niet ontgonnen werden.
Het origineel (een papieren katern) berust op het Rijksarchief
| |
| |
te Gent, fonds Sint-Baafs en Bisdom, voorlopig nummer R 911/1. Het Hof van Sint-Baafs, waarop de tekst betrekking heeft, stond te Gent in de Scheldestraat (waar nu het Provinciaal Gouvernement is); het diende eerst als woning van de proost van Sint-Baafs, vervolgens, sedert de oprichting van het Bisdom Gent (practisch in 1568), als bisschoppelijk paleis.
Met het oog op groter leesbaarheid werden bij de transcriptie u en v, hoofdletters en interpunctie genormaliseerd volgens het huidig gebruik. Afkortingen werden opgelost; dubbelzinnige gecursiveerd. Enkele aantekeningen of toevoegingen in het handschrift zijn van een andere, hoewel gelijktijdige hand; zij werden hier tussen haakjes geplaatst.
Inventaris van den mueblen ende huuscatheylen, van weghen myne eerweerde heeren deken ende capittle van der kercke cathedrale van Sente Baefs, by huere ghedeputeerde ter administratie van den Bisdoms goedinghen, ghelevert aen mynen Eerweerdichsten heere mynen heere Wilhelmus Lindanus, ghedenommeerde Bisscop van Ghendt, te wetene, zoo de zelve mueblen bevonden zyn int hof van Sente Baefs binnen der stadt van Ghendt, by overleveringhe van Jan de Jaghere, concherge gheweest van den zelven hove, als ooc de ghone die achterhaelt ende ghevonden zyn in diverssche plaetsen, wylent toebehoort hebbende den huuse van Rooselaere te Loochristi, ende den huuse te Dendermonde, by de voorleden troublen verstroyt gheweest. Actum den derden dagh in decembre xve zevenentachtentich.
Eerst in de capelle:
twee metalen cruyskens; |
drie metalen aultaer candelaers; |
een tafele ofte schilderye van abt Raphael de Merchantellis; |
eenen yseren stoel met een zittecussen; |
een metalen wywatervat (hanc in de kerke); |
een aultaer cleedt ghebreydt metter nailge. |
In de zale voor de cappelle:
een langhe dicke tafel op scraghen; |
een oude siege; |
twee groote yseren branders (den eenen staet int cleyn salette bij de kueken). |
Int zomerhuus:
een spiessche uuttreckende tafel; |
| |
| |
noch een spiessche tafel; |
een groen oudt carpetten tafelcleet; |
eenen leren mansstoel; |
noch eenen zaelstoel, met groen laecken; |
een scabellebanck van spiesschen hautte met een lene (is nu in Sente Baefs kerke); |
noch een breede scabellebanck; |
vyf tapytssche zittecussens; |
een comptoirscapraye van spiesschen hautte; |
twee groote hooghe yseren branders, vertint met ringhen; |
een groote tanghe. |
Int camerken ofte vertreck daerneffens:
een buffet van spiesschen hautte; |
een schaubert van witten hautte; |
vier witte wymen vernieren. |
Int bachuus ende brauwerye onder tzomerhuus:
een brau alm met cuypen, backen ende andere toebehoorten; |
eenen grooten braukethele ghemetst; |
twee groote tafelen op scraghen. |
In de camere van mynen heere Viglius, voertyts ghenaempt Cyrus camere:
een chaerte ofte descriptie van de meersschen van Wulfsdoncq ende Mendoncq; |
twee leren Spaenssche stoelen; |
een uuttreckende tafele; |
een ynckel buffet; |
een schilderie van Cyrus; |
een contrefaitsel van mynen heere Viglius met vergulden molueren; |
twee yseren branders; |
een tanghe; |
twee tapytssche cussens; |
een grave ende gravinne van Vlaendren, ghedect met ghelas. |
In de camere daernaest, nu ghenaempt abt Lucas camere:
een uuttreckende tafel; |
een andere tafele ingheleyt werck; |
twee metalen branders metter wapene van mynen heere Viglius; |
een schilderye van Zodoma ende Gomorra voor de schauwe; |
twee contrefaitsels van abt Lucas, deen levende ende dander doot; |
| |
| |
een groote chaerte ende contrefaitsel van den cloostre van Sente Baefs, metter wapen van mynen heere Viglius; |
twee Spaenssche mansstoelen, den eenen met roodt ende den anderen groen laecken; |
eenen vrauwen stoel; |
een scabellebanck; |
twee tapytssche zittecussens met blomwerck. |
In de camere daerneffens boven de poorte achter opt water neffens den huuse van Cambron, nu wesende tstudoir van mynen Eerweerdichsten Heere:
een lictdechamp, met een behancxel van ghelu ghetafelde zyde (staet boeven upt Lucas camer); |
een bedde metten hooftpulm; |
een witte Spaenssche saerge; |
twee groote metalen branders; |
een yseren tanghe; |
drie leenstoelen; |
eenen hautten secreetstoel; |
een oude cypressen garderobbe; |
een buffet van ingheleyt haut; |
een uuttreckende tafel; |
een tafelcleet van ghesteken wercke; |
twee ander tafelen; |
vier zittecussens; |
twee schermkens; |
een schilderie van een ypotheque; |
altare portatile. |
In de andere camere daerneffens boven de poorte jeghens de plaetse, wylent ghenaempt mynen heere Viglius camer:
een pavillioen met behanghsel van Valenchienssche zyde; |
een caefcleet van den zelven; |
een behanghsel van een buffet van den zelven; |
een bedde metten hooftpulm; |
een groen Spaenssche saerge; |
twee cleene yseren branders; |
eenen Spaensschen leren stoel; |
een zittecussen roodt, ghelu ende blau; |
twee spiessche schermkens; |
een cleen cypressen buffet; |
| |
| |
een tafereel van Onser Vrauwe, metter figuere van den abt heer Gillis Boele; |
twee tafelen; |
een tafelcleet van Turcx goedt; |
een tafelcleet van stoffe ghelyck het behanghsel van tvoorseide pavillioen. |
Int comptoirken daerneffens:
een slaeplys; |
een bedde; |
een tafele. |
In de camere daerneffens beneden, wylent van abt Lucas:
een lictdechamp van spiesschen hautte met drie vergulden appels; |
vyf ghelu saeyen gordynen ende rabbat met ghelu zyden friengen, metgaders eenen hemel van roodt Ryssels grograin; |
een cleen buffet van spiesschen hautte; |
een spiessche tafel; |
een tapytssche saerge ofte tafelcleet; |
een bedde ende hooftpulm; |
een witte saerge; |
twee oude yseren branders; |
twee tanghen; |
twee scabellen; |
twee hooftpulms in de slaepbanck. |
In de groote sallette:
een figuere van justitie voor de schauwe; |
twee metalen branders; |
een yseren tanghe; |
zes stucken tapytserie van abt Raphael de Marchantellis ende een cleen voor de duere; |
een stuck tappyts met diverssche blommen; |
een contrefaitsel van onsen gheduchten heere den coninck van Spaengnen Philippus, met zyn habyt van den thoysoene; |
een contrefaitsel van mynen heere Viglius; |
een contrefaitsel van abt Lievin Hughenoys; |
een schoon Mariebeeldt met vergulde molueren; |
eenen grooten stalen spieghel met pilairen gheheel vergult; |
twee uuttreckende tafelen; |
noch een ander tafele; |
een groen tafelcleet; |
| |
| |
een tapyt velu tafelcleet; |
neghen zittecussens; |
eenen mansstoel; |
twee vrauwen stoelen; |
een schilderye daer Onse Heere van den cruyce ghedaen wordt; |
twee spiessche scabellebancken met lenen (d'een is in Sente Baefs kerke); |
twee ander scabellebancken (syn in Sente Baefs kerke); |
twee scabellen. |
In de cleen sallette daerneffens, wylent ghenaempt de scryfcamer:
een lictdechamp zonder hemele, met een groen behanghsel met ghelu strepen (staet up de kaemer daer mijns heeren secretaris geslaepen heeft); |
een bedde metten hooftpulm; |
een roodt beddecleet; |
een culctte; |
twee groote yseren branders; |
een tanghe; |
een uuttreckende tafel; |
een tafelcleet; |
een garderobbe (staet in mijn Eerweerdichsten studoer); |
een schilderie van Judith; |
de chaerte van Gemma Frisius; |
eenen secreetstoel van hautte. |
In de cleen sallette neffens de cueckene:
twee stucken oude tapytsserie; |
een uutreckende tafel; |
noch een ander spiessche tafel; |
een scabelle; |
een horologie; |
een fonteyne van hautte ghesneden ende vergult; |
een glasmandeken; |
eenen hooghen yseren brandere; |
twee roode oude laecken zittecussens. |
Up de camere boven tvoorseide cleen salletken neffens den grooten steegher boven, hier te vooren sCasteleins camere:
twee garderobben (d'een staet op Katelijnen camer); |
een oudt lictdechamp zonder behanghsel; |
drie bedden met drie hooftpulms; |
| |
| |
een roode laecken saerge; |
vier roode tierteynen beddecleederen; |
twee oude tafelen; |
een beelde van Onser Vrauwe onder den doorne, ghemaect op doeck; |
vier yseren branders; |
twee ghebroken medaillen van Carolus Vtus van alabastre; |
eenen voet van een alabastren crucifix; |
zes yseren fackelen ofte vierpannen; |
zes yseren tanghen; |
eenen ouden ghebroken zaelstoel van ghebeente ingheleyt; |
twintich oircussens, onder groot ende cleene, meestendeel quaet ende versleten; |
vyf cleene lendercuskens; |
een wafdysere; |
zeker oudt yserwerck, als hanghels, haecken ende dierghelycke (leyt boeven op den zolder). |
Op de camere boven de cleen sallette op dander zyde van den steegher, wylent mynen heere sFolders camere:
een spiessche tafele; |
een spiessche coetse met drie groenGa naar voetnoota saeyen gordynen ende rabbat; |
een slaepbanck van spiesschen haute (staet op de kaemer boeven Viglius camer); |
twee bedden met hooftpulms; |
twee witte Spaenssche saergen (d'een is op heere Frederix camer); |
twee yseren branders; |
een tanghe; |
een cypressen buffetken (staet int salette neffens de kuekens); |
een schilderie van Lucifer op doeck; |
een garderobbe ghescheeden staende (staet op de camer boeven hedt cleyn saletten); |
vier maten branders met yseren voeten; |
zes groote blecken met pypen; |
zes metalen candelaers met breede platte voeten; |
een aultaer candelaerken; |
twee candelaers van een ghebroken metalen croone; |
een metalen wywatervat (is in Sente Baefs kerke); |
een groote hooghe garderobbe van spiesschen hautte. |
| |
| |
Nota. In dese voorseide garderobbe zyn bevonden de naervolghende partien:
een aultaerdeet met een crucifix ende andere figueren gheborduert (hanck in de capelle); |
vyf groen zarcken rabatten ofte caefcleederenGa naar voetnootb; |
een rabbat van groen ende oraingne coleur (is op de Fautz camer); |
een oude tapytssche saerge ghevoeyert met kannefas (is op Hertochts camer); |
een ghebreydde saerge metter nailge, ghevoeyert met zwerten terlys; |
een oudt ende gheschuert blau zyden rabbat ofte onder behanghsel van een lictdechamp; |
twee groote tapytssche cussens; |
neghen oude zittecussens van diverssche colueren; |
dry groen trypen zittecussens ghetafelt met ghelu blaren; |
een gheheel behanghsel van blau laecken metter saerge, tsamen wesende vyf stucken; |
een beddecleet tierteyn oraingne coleur; |
noch een beddecleet ghelu tierteyn; |
twee roode tierteynen tafelcleerkens; |
een roode tierteynen beddecleet; |
neghen roode zarcken gordynen ende zess rabatten van den zelven, onder cleene ende groot; |
twee hemels van den zelven, ghevoeyert met lynwaet (den eenen is op de poerte); |
item tbehanghsel van een hoofteynde; |
drye gordynen van blau zarcke met ghelu daerinne ghewrocht. |
Noch op de zelve camere eenen blauwen hautten coffere, daerinne zyn dese partien:
vyf roode zarcken zittecussens, op deen zyde ghelu; |
vier groen trypen zittecussens, de drie met ghelu andere ende tvierde roodt; |
een groen laecken zittecussen, onder met grau leeren; |
een cussen van lyfveerwe trype met roode zyden friengnen; |
een roodt flauweelen cusken met gouden blommen; |
twee gordynen van groen ende oraingne zarcke (sijn op de Scotz camer); |
noch twee ghdycke gordynen zonder friengnen (op de Scotz camer) ende een rabbat met roode zarcken friengnen; |
| |
| |
vyf groen zarcken gordynen; |
noch neghen doncker groen zarcken gordynen met eenen quaden ommeloop, ende twee rabatten; |
een langhe ende een corte gordyne met twee rabatten van doncker roodt zarck (deen hanck op PerreGa naar voetnoota camer); |
vyf groen zyden ghetafelde gordynen, daeraf deene gheheel gheschuert es, ende een lanck rabbat van den zelven met groen zyden friengnen (hanck op boeven de groot zaele); |
een aultaer cleet van groen Brughsch sattyn met roode zyden friengnen, ghevoeyert met zwert terlys; |
twee ghelu saeyen gordynen zonder friengnen ende een rabbat van den zelven met ghelu zyden friengnen; |
noch vyf brune groen zarcken gordynen; |
een oudt caefcleet van doncker roode trype met roode zyden friengnen. |
Up de camere boven de groote sallette:
twee lictdechamps, daeraf tdeen behanghen es met groen zarcken gordynen; |
drie bedden elck met eenen hooftpulm; |
zes oircussens; |
een tafereel gheschildert wit ende zwert; |
twee yseren branders; |
een tanghe; |
eenen yseren kerckstoel (is in Sente Baefs kerke); |
een tafele met een schof (staet boeven opt Lucas camer); |
een tritsoir ofte buffet (staet op heere Pelgerims camerken). |
In de zale boven voor de cappelle:
twee tafels met scraghen (staet op mijn Eerweerdichsten studoer); een slechte lys ofte banck; |
eenen quaden ouden leenstoel (staet op E. Frederickx camer). |
Up de camere boven wylent abt Lucas camere, ghenaempt wylent de camere van den key, daer nu myns heeren secretaris slaept:
een lictdechamp met een roodt zaeyen behanghsel zonder hemel (staet boeven de portcamer); |
een slaeplys; |
een bedde metten hooftpulm; |
een saerge; |
| |
| |
een buffet (dit quaem toe de straiteGa naar voetnoota) (staet op dat camerken van heere Pelgerim); |
een tafele; |
een breede scabellebanck; |
een groen cusken; |
een en yseren brandere; |
een tanghe. |
Up de camere jeghens twatere, boven de camere nu ghenaempt abt Lucas camer:
een slaeplys; |
een tafele; |
een garderobbe (staet op heere Hertoch camer); |
twee yseren branders; |
een tanghe; |
een schilderie van Judith. |
Up de camere boven Cyrus camere:
een lictdechamp met roodt behanghsel; |
een bedde metten hooftpulm; |
een tritsoor met twee schoven (staet op de Bisscops camer); |
een tafele; |
twee yseren branders; |
een tanghe. |
Op de camere opt water boven tcomptoir:
een lictdechamp met roode zaeyen gordynen ende rabbat met vergulden bellekens; |
een bedde metten hooftpulm; |
een witte Spaenssche saerge; |
een ghestreeptte culctte; |
een roodt tafelcleet; |
een tafel; |
twee yseren branders; |
een en stoel; |
een buffet. |
In de garderobbe daerneffens:
een bedde metten hooftpulm; |
een slaeplys (staet op Catelijnen camer); |
een tafel met twee scraghen. |
| |
| |
In de cleene camere van tvoorhuus boven de poorte:
een rollecoetse; |
een quaet bedde; |
een quade tapytssche saerge; |
een cleene tafele. |
In de andere cleene camere daerneffens:
twee cleene bedden met een en hooftpulm; |
een carpetten saerge met roode strepen; |
een oude coetse; |
een oude tafele; |
een oude tapytssche saerge van Sente Baefs. |
Up de groote camere daerneffens boven de poorte:
een ronde cypressen tafel; |
een lictdechamp; |
een bedde metten hooftpulm; |
een sarge; |
een scabellebanck; |
een scabelle; |
twee yseren branders; |
een tanghe. |
Op de eerste camere boven de zale neffens de poortcamere:
een oude spiessche tafel; |
een hooghe lictdechamp van spiesschen hautte met twee vergulden appels; |
vyf gordynen ende een rabbat van roode zarcke; |
een bedde metten hooftpulm; |
een oircussen; |
een witte Turcxssche carpetten saerge; |
een witte culctte; |
een oude spiessche siege met twee sloten; |
twee hooghe brandtysers met crootsen; |
een groote tanghe; |
twee scabellen. |
Int camerken daerneffens:
een cleen coetsken van witten hautte; |
een bedde met eenen hooftpulm. |
Up de tweede camere boven de zale:
een oudt lictdechamp met groen saeyen gordynen; |
| |
| |
drie cleen bedden met eenen hooftpulm; |
een leghweerckers saerge; |
twee yseren branders; |
een tanghe; |
een tafele met een baghynscapraeye. |
Upt eerste camerken boven de cueckene:
een quaet lictdechamp; |
een quaet bedde; |
een oudt tritsoirken; |
een quaet tafelken. |
Up dander camerken daerneffens:
een quade coetse; |
een quaet bedde; |
een oude tafele. |
Up de opperzolders boven onder tdack:
vyftich ligghende lynwaetpeertssen boven de poorte van den voorhuuse; |
een hooghe spiessche coetse met open voeteynde; |
een oudt groot lictdechamp met effen ghedraeyde pilairen (staet op de portcamer); |
een ander lictdechamp met pilairen ghedraeyt ende ghesneden werck (staet op mijn camer); |
noch een schoon lictdechamp met ghesneden pilairen; |
een scherm van spiesschen hautte; |
een yseren windaes om een spit te winden (staet in de kueken); |
neghen gordyn roeden; |
vier beelden van tontsteen; |
twee oude tritsoiren ofte buffetten (d'een staet op de lange camer en dander boeven Cyrus camer); |
eenen yseren wendtstaeck; |
vier yseren haecken om speten in te legghen; |
een schaubert; |
eenen yseren tumelaere; |
zeker oudt yserwerck; |
drie groote speten; |
drie oude branders; |
een fackele ofte vierpanne. |
In de cueckene:
een witte hautten rechtbanck; |
| |
| |
een hautten sautvat; |
een oudt opslaende tafelken; |
een langhe rechttafel op scraghen; |
een drycante scabelle; |
eenen hautten mans leenstoel; |
twee ghelycke vrauwestoelen; |
een garderobbe; |
eenen dwalier van een marote. |
In de cleene bottelrie:
een tafel op scraghen; |
een wit hautten scaprayken; |
een wafelysere; |
een persse van spiesschen hautte. |
In de groote bottelrie, wylent de backcueckene:
een langhe witte tafel op scraghen; |
een rechtbanck van witten hautte; |
eenen broodtback van witten hautte; |
eenen vleeschback; |
twee brootcurfven. |
In de galleryen, alleyen ende up de steeghers:
Yserwerck ghevonden in de cueckene:
een yseren latte met drie hanghels; |
zes yseren braetpannen, onder groot ende cleene; |
een ysere om voor de braetpanne te stellen; |
twee langhe speten; |
twee wendtstaecken; |
een zwerte yseren panne; |
twee groote roosters, elck met eenen rinck; |
noch twee mindere roosters; |
eenen grooten yseren vleeschpot; |
drye yseren tumelaers; |
drie yseren potschyven; |
een heynse; |
een tanghe. |
Eerenwerck:
| |
| |
eenen akere; |
vier fisseel beckenen; |
twee sceppers; |
een panneken; |
vier schotelkethels; |
drie eeren potschyven; |
ellef rechauffoiren; |
vyf candelaers met groote platte voeten; |
noch zeven candelaers met platte voeten, minder sorte; |
twee candelaers met peerpypen; |
vyfthien hooghe groote pannecandeleers; |
noch zeven pannecandeleers van diverssche ende mindere sorte; |
noch zeventhien candelaers van ouden fautsoene, onder groote ende cleene; |
vier groote blecken; |
twee groote metalen coelbacken; |
eenen cleenen coperen coelbackGa naar voetnoota; |
vyf metalen vleeschpotten, quetelinghen, onder groot ende cleen; |
noch twee groote eeren potten met pickelen; |
een groote eeren vierclocke; |
drie vierpannen; |
twee metalen heemers; |
een quaet kethelken; |
twee coperen beckenen; |
drie barbiers beckenen; |
twee cleen becxkens; |
een metalen handtvat. |
Tinnewerck:
Eerst onder platteelen van diverssche sorte ende saussieren metgaders eenen com, xxxviij saussiertelliooren, een handtvaetken ende vier beckenen met vier lampetten, al fyn Inghels tin, es bevonden in ghewichte xxxix steenen, elcken steen van zes pondt, facit ijcxxxiiij pondt fyn Inghels tin; |
Noch drie platteelen, iiij saussieren ende achthien ronde telliooren ander fyn tin, weghende vij steenen vier pondt, facit xlvj pondt fyn tin; |
Vyf stoopkannen, acht potten, twee pinten, xix pispotten, zes candeleers, neghen zautvaten, twee schalen van ghedreven werck
|
| |
| |
ende twee commekens kuertin, weghende tsamen xxviij steenen twee pondt, facit jclxx pondt kuertin. |
Dit naervolghende es het lynwaet:
Ammelakenen:
eerst een schoon breedt ammelaken van Veneetsch werck, lanck zeven ellen; |
noch een breedt ammelaken Veneetsch werck, lanck zess ellen; |
noch een ammelaken van ontrent zes ellen; |
een fyn ammelaken Veneetsch werck, lanck vier ellen min een vierendeel; |
noch een ammelaken Veneetsch werck, lanck drie ellen, een vierendeel min; |
vier ammelakenen noch redelick goedt, van vier ellen en half lanck; |
twee fyn ammelakenen pane, oock lanck vier ellen; |
(vier ammelakenen paine, een weynich grover); |
een fyn ammelaken pane, lanck drie ellen min een vierendeel; |
noch drie ammelakenen paine, wat grovere, lanck elck vier ellen min een vierendeel; |
noch een ammelaken paine, lanck twee ellen en half; |
een quaet versleten ammelaken, lanck twee ellen. |
Serveeten:
eenentwintich fyn serveeten Veneetsch werck; |
twee dousynen ende drie fyn serveeten paine; |
noch anderhalf dousyne serveeten paine; |
noch vier dousynen ende zeven serveeten van diverssche sorte, zeer oudt, versleten, ende eenen grooten deel met gaten. |
Aultaer ende tritsoir dwalen:
een aultaerdwale met zwert werck; |
een fyn cauttoenen tritsoirdwale; |
twee tritsoirdwalen Veneetsch werck. |
Handtdwalen:
thien handtdwalen van serveetwerck, onder groot ende cleene, danof de zes fyn zyn ende de reste grovere, ende zom met gaten, versleten; |
zes handtdwalen van lynwaet. |
Drooghdoecken:
zes drooghdoecken van serveetwerck; |
neghen oude ende versleten droeghdoucken. |
| |
| |
Slaeplakenen:
vier paer breede slaeplakenen redelick goedt; |
noch drie paer en half slaeplakenen wat versleten; |
tweentwintich paer en half slaeplakenen van diverssche sorte, te wetene van twee breedden, anderhalf breedde, ende buecken, alle zeer versleten, ende meestendeel met gaten. |
Fluwynen:
vyfthien fluwynen, onder groote ende cleene, goedt ende quaet; |
een ghelapt zacxken; |
eenen bedtstock van riet, beslaghen met drie zilveren bandekens. |
Andere muebels wesende op de vierscare van Sente Baefs, binnen den huuse van Cambron:
een uuttreckende tafel; |
een oude scabellebanck; |
twee paer hooghe oude brandtysers; |
een tanghe; |
eenen zaelstoel met tapyt; |
drie witte tafelen op scraghen; |
twee scabellen; |
zitteGa naar voetnoota oude zittecussens, vyf tapytten ende twee groen laecken; |
een oudt buffet; |
een spiessche open coetse met eenen hemel met viercante ghesneden pilairen. |
| |
Glossarium
akere, emmer. |
alabastre, albast. |
ammelaken, tafelkleed. |
baghynscapraeye, provisiekast met blad om op te eten (zoals bij begijnen gebruikelijk). |
bedtstock, hier een bij het bedgerei horende rieten stok met zilverbeslag. |
bleck, misschien te vergelijken met blek bij De Bo: lantaarn van blik en hoorn. |
bottelrie, kelder. |
brander, ijzeren stel op doorgaans vier pootjes in de haard, om er iets op te zetten (afbeelding bij Jozef Weyns, Bokrijk, Tuin van de Vlaamse volkskultuur, Hasselt 1961, p. 80). |
brandtyser, hoge brander met haken waarin het spit gelegd werd (afbeelding bij Weyns, p. 81). |
| |
| |
bueck, hier blijkbaar een smal slaaplaken (cf. WNT, II, 2270). |
buffet, buffet. |
dwale, doek op altaar of buffet, of voor de henden. |
dwalier, een rek voor doeken (WNT, III, 3694). |
eerenwerck, aardewerk. |
fisseel becken,? |
flauweel, fluweel. |
fluwyne, fluwijn, kussensloop. |
friengne, franje. |
garderobbe, kleerkast. |
ghelas, glas. |
ghesteken, geborduurd? |
ghetafelt, geruit (cf. Teirlinck, Verdam, s.v.). |
grograin, grof grein, een weefsel van kemel- of geitehaar (Verdam, s.v. greine; WNT s.v. grofgrein; G. de Poerck, La draperie médiévale en Flandre et en Artois, technique et terminologie, Gent 1951, s.v. grein). |
hanghel, aan een haardlat bevestigd, meestal zaagvormig ijzer met ronde haak, om een ketel bij zijn hengsel over het vuur te hangen (De Bo, Lievevrouw, Teirlinck, s.v.; vooral Weyns, p. 82; afbeelding bij Goossenaerts, Taal landbouwbedrijf Noordwesten Kempen, s.v. hangel). |
heynse, hengsel van een ketel (De Bo s.v. heize, Lievevrouw s.v. heinze, Teirlinck s.v. einze; vooral Goossenaerts in Taal en Tongval, V, 1953, p. 174). |
hooftpulm, hoofdpeluw. |
horologie, uurwerk. |
ypotheque, denkelijk apotheek. |
caefcleet, een strook doek neerhangend aan de kroonlijst van de haard (De Bo, Teirlinck, s.v. kaafkleed: cf. Goossenaerts s.v. schouwkleed). |
kannefas, kanefas, een hennepweefsel voor voering. |
carpetten, van karpet (grof pakdoek). |
cauttoen, katoen. |
coelback, bak waarin 's zomers melk gekoeld werd (zie vooral Goossenaerts s.v. koelbak), |
coetse, geraamte van een bedstede. |
comptoir, comptoirken, schrijfkamer. |
comptoirscapraye, kast voor het bergen van akten en geschriften. |
contrefaitsel, afbeelding, portret. |
| |
| |
crootse (uit Frans croche), gebogen haak aan een brandijzer waarin het braadspit kon worden gelegd (afbeelding bij Weyns, p. 81). |
kuertin, tin volgens een bij verordening vastgestelde legering: de beste soort van tin (WNT, VII, 2647). |
culctte, matras (zie Verdam s.v.). |
lampette, lampetkan. |
leenstoel, leunstoel. |
leghweerker, tapijtwever. |
lendercusken, kussen om tegen de lenden te leggen. |
lene, leuning. |
lictdechamp (hieruit ledikant), een soort van bed. |
lyfveerwe, vleeskleur. |
lynwaetpeertsse, lijnwaadpers. |
lys, zitbank die tevens als kist gebruikt werd (De Bo, Lievevrouw, s.v. lijs; Verdam1 s.v. lise). |
marote,? |
maten, stenen? (cf. Middelnederlandsch Handwoordenboek s.v. mat). |
moluere (uit Frans moulure), lijst (om een schilderij). |
nailge, naald. |
ommeloop, strook doek boven en aan weerskanten van een gordijn? |
pane, paine, paan, soort van fluweel. |
pannecandeleer, kandelaar met een voet in de vorm van een kaarsepan? |
pavillioen, hemel van een bedstede en dgl. |
peerpype, peervormig gedeelte van een kandelaar? |
platteele, grote schotel. |
potschyve, potdeksel. |
quetelinghe, soort van metalen vleespot? |
rabbat, strook doek om de hemel of aan de voorsponde van een bed, of aan de kroonlijst van een haard (De Bo s.v. rabat). |
rechauffoir, keukenkomfoor. |
rechtbank, aanrechtbank: lange en smalle keukentafel met kastjes onderaan, waarop men de spijzen bereidt (De Bo s.v. rebbank). |
rechttafel, aanrechttafel op schragen. |
rollecoetse, bed dat op wieltjes loopt. |
saeyen, zaeyen, van saai. |
zaelstoel, salonstoel? (Lievevrouw s.v. zaalstoel), |
saerge, deken. |
sallette, salon. |
zarcke, soort van stof (Verdam s.v. sarke, De Poerck s.v. sarc). |
sattyn, satijn. |
| |
| |
saussiere, sauskom. |
saussiertellioore. |
scabelle, voetbankje. |
scabellebanck, zitbank met rugleuning zonder armen (Lievevrouw s.v. schabellebank). |
schaubert, plank bovenaan de kroonlijst van de haard, waarop tinwerk, borden en dergelijke te prijk stond. |
scepper, niet nader bekend werktuig om mee te scheppen. |
scherm, schermken, kamerschut? |
schotelkethel. |
secreetstoel, nachtstoel (chaise percée)? |
serveete, servet. |
siege, zetel die tevens als kist diende? |
slaepbanck, slaeplys, slaapbank; cf. lys. |
spiesch, van eikenhout (Lievevrouw s.v. spies, Verdam s.v. spiersch). |
spit, plur. speten, lange puntige ijzeren staaf, op brandijzers rustend, en die door het vlees werd gestoken om het boven het vuur te braden (zie vooral Weyns, p. 88). |
steegher, trap. |
studoir, studoer, studeerkamer. |
tapytserie, tapijtwerk. |
tapytsch, van tapijtwerk. |
tassche,? |
tellioore, teljoor, eetbord. |
terlys, tartan? (Lievevrouw s.v. terlijst). |
tierteyn, weefsel half wol half garen (Verdam, vooral De Poerck, s.v. tiereteine). |
thoysoen, hier: het Gulden Vlies. |
tontsteen,? |
trype, een soort fluweel. |
tritsoir, buffet, dressoir (Verdam s.v.). |
tumelaere, kniehefboom (De Bo, Lievevrouw, s.v.). |
velu, vaal. |
verniere (afleiding van Frans verne ‘zwarte els’), tenen traliewerk voor een venster (Lievevrouw s.v.). |
vierclocke,? |
vierpanne, fakkel, pot waarin pik werd gebrand voor de verlichting (Verdam s.v.). |
wendtstaeck, denkelijk een stang om het spit te draaien. |
M. Gysseling
|
|