Taal en Tongval. Jaargang 11
(1959)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
Nogmaals aam en eemHet zij me vergund in te gaan op de welhaast uitnodigende laatste zin van Naardings artikel over Eem in Taal en Tongval, 1958, 43vv., niet om een laatste woord te spreken uiteraard, maar om de mening van Schönfeld, dat de verspreiding Aam/Eem niet overeenkomt met die Aa/Ee, nader te staven. De volgende waternamen met Aam tekende ik op: Aamsloot (Stavoren, Nyland, Tirns, Avenhorn)Ga naar voetnoot(1), AmstelGa naar voetnoot(2), Amer (bij de Biesbos, bij Oosterwijk en in de naam Amersfoort)Ga naar voetnoot(3), Ammer (Alblasserwaard)Ga naar voetnoot(4). De volgende plaatsnamen kunnen hier waarschijnlijk bij geplaatst: Ame-Jet (Tjum; Friese Naamlijst), Amen en Amelte (Naarding) en misschien de Amelanden in FrieslandGa naar voetnoot(1). waarvan er één te Tirns ligt, alwaar ook een Aamsloot te vinden is. Of Ammele en Ampt (Eemster. cf. Naarding) en de door Schönfeld, pag. 45, genoemde twijfelgevallen hierbij horen, laat ik in het midden. Niet hierbij reken ik Amsweer, waarvan de Vries méér oude vormen met t noemt dan Naarding las, tenzij wij Amtesweer met Heeroma (Driem. Bl. 1958, 37v.) interpreteren als ame + t-suffix, doch in dat geval geeft de s moeilijkheden. Voor de Eem-namen heeft Naarding zoveel materiaal voor Drente bijeen gebracht (naast het ww. beëemen), dat ik me afvraag of eem = waterloop hier niet lange tijd nog als znw. in gebruik kan zijn geweest. Daarnaast kennen we nog de Eem en Kromme Eem in Utrecht, de Eem waaraan vroeger Eemkerke lag, Emi-sittrud uit een oudgentse bron, Emer als nevenvorm van Amer bij Oosterwijk en de EemsGa naar voetnoot(5). | |
[pagina 14]
| |
Buiten beschouwing laat ik de zeer twijfelachtige namen EmmenGa naar voetnoot(6), Emst, Empt en Empel. Niet hierbij horen Emden, Westeremden en Emmerwolde, alle uit A-muthonGa naar voetnoot(7), Eemswald uit Imiswald, bij de pn. Imizo (Förstemann I, 952. Diplomata Belgica 175), Emmikhuizen, 1380 Ymmunchusen, en Emmikhoven, 1292 Emminchoeven, bij de groepsen in het Sticht later ook bekende familienaam Immink (pn. Emo, Immo); zo ook Emblicheim, bij de diminutieve vorm Emilo. Dat Diemen (1226, 1267, 1282 Demen, 1310 Dijemen) zou zijn ontstaan uit De Emen, zoals Karsten eens schreef, is hoogst onwaarschijnlijk en doet anachronistisch aan. Een prothese van het lidwoord is zo vroeg nergens aan te tonen; bovendien verwacht men dan prothese van n uit de derde naamval (cf. Nemer uit den Emer, Naamsloot uit den Aamsloot). Men late zich niet beïnvloeden door de Noordhollandse Die (1251 de Ee, pas 1397 d'Ye) dat een speciaal geval is. Men sprak namelijk steeds over ‘lant Over d'Ye’, dat is de Overdiepolder; zo kwam men tot Overdie, waaruit men door verkeerde splitsing het water de Die ging noemen. De Waterlandse Dieën komen zo niet vóór de 17e eeuw voor. Overzien we nu dit materiaal, dan blijkt dat in het Ee/Ie-gebied bij uitstek n.l. Friesland en NoordhollandGa naar voetnoot(8) juist uitsluitend Aamvormen voorkomen. Eem vinden we in het Sticht, waar echter ook de Aa, ter Aa e.d. te vinden zijn, in het zuiden van Zuid-Holland, dat echter verder Aa-gebied is: Oude Ade, Noord-Aa, Zuid-Aa e.a., in Drente, waar echter ook A of Valterdiep. Aam vindt men dus in het kustgebied, Eem meer in het binnenland. Hoe dit te verklaren? Ik meen dat ook hier Schönfeld de weg reeds wees, door Aam en Eem niet als dialectische varianten van hetzelfde etymon te beschouwen, maar als afkomstig resp. van *ăma- en *ămi- (cf. apa naast *api > Epe). Ami > Emi > Eme > Eem hoeft geen nadere verklaring. De ă van *ama wordt in het ofri. niet gepalataliseerd en vóór m gerektGa naar voetnoot(9). De geografische samenhang van de Aam-namen | |
[pagina 15]
| |
moet dus verklaard worden uit het feit dat het kustgermaansGa naar voetnoot(10) een ander woord prefereerde. De Eems spreekt dit niet tegen. De klassieke overlevering geeft Amisia hetgeen duidt op een -s-suffix met palatale klinker bij de wortel *am. Over Laak/Leek heb ik nog niet voldoende materiaal bijeen, maar ik geloof dat ook hier Schönfelds mening dat we met twee etyma te maken hebben, met Ablaut in de stamklinker, gerechtvaardigd is. D.P. Blok |
|