Ter inleiding
In dit laatste nummer van de jaargang 1957 is meer aandacht geschonken aan de sociale en psychologische problemen van dialekten en dialektsprekers dan tot nu toe in ons tijdschrift het geval was. Sedert 1949, waarin de eerste jaargang verscheen, is de belangstelling voor de dialekten als sociaal probleem in Nederland sterk toegenomen. In 1951 werd de strijd om erkenning van de rechten van het Fries weer heviger, in 1953 werd na jaren ageren, een hoogleraar in het Nedersaksisch benoemd aan de Universiteit van Groningen, in Limburg werden de ‘handhavers van het oude’ aangevallen door anderen, die streven naar een algemeen Limburgse voertaal.
Dit zou ons niet behoeven te interesseren wanneer deze bewegingen niet een uitvloeisel waren van veranderingen in de dialekten en in de verhouding dialekt-A.B.N. Door dergelijke veranderingen wordt het taalleven in deze tijd tastbaarder. Ten behoeve van hen die later de geschiedenis van het Nederlands en zijn dialekten zullen beschrijven moeten we, dwz. de redaktieleden van een taalkundig tijdschrift, zorgen voor materiaal dat zo overzichtelijk en objektief mogelijk is. De redaktie overweegt in volgende nummers de toestand in andere gebieden te laten behandelen of zelfs gehele nummers te wijden aan bepaalde dialektgebieden, die in zichzelf min of meer een eenheid vormen. Daaruit zal men dan kunnen zien hoezeer de toestand verschilt tussen verschillende delen van Nederland, maar meer nog hoe anders de verhoudingen zijn in Vlaams-België.
De beschrijving en de geschiedenis van de dialekten zal daarnaast een plaats vinden, zoals tot nu toe het geval was.
De redaktie