Bij het grote publiek vestigde Prof. Grootaers zijn naam, nu vijfentwintig jaar geleden, door de publikatie van zijn Nieuw Frans-Nederlands, Nederlands-Frans Woordenboek, waarvan in 1955 de 13e herziene en verbeterde druk het licht zag. Hoevelen heeft het niet geholpen, niet alleen om een juiste vertaling te vinden, maar ook om een foutieve uitdrukking door een korrekte te vervangen en zich de juiste uitspraak van een of ander moeilijk woord eigen te maken.
In andere tijdschriften, handelingen of jaarboeken zal men uitvoeriger op de wetenschappelijke verdiensten van deze stille geleerde wijzen. Men zou zich kunnen afvragen, waarom hij geen deel uitmaakte van de redaktie van Taal en Tongval. Toen tot de oprichting van dit tijdschrift werd besloten en hij verzocht werd tot de redaktie toe te treden, wees hij dit verzoek, ondanks de sympatie die hij voor het opzet voelde, van de hand, omdat de Leuvense Bijdragen heel zijn tijd in beslag namen en hij die plaats aan een jongere wilde overlaten.
Ik heb Prof. Grootaers vrij laat leren kennen. Indien ik mij niet vergis, was het op de eerste samenkomst van Nederlandse, Duitse en Vlaamse dialektologen, toponymisten, folkloristen en historici te Kleef in 1934. Maar sindsdien had ik het voorrecht hem dikwijls te ontmoeten in allerhande kommissies. Wat mij het eerst had getroffen was zijn opvallende gematigdheid op alle gebied en zijn sekuurheid. Hij was steeds even bedaard en even kalm. Ik heb hem, zelfs in gepassioneerde diskussies, nooit één woord hoger dan het andere horen zeggen en toch verdedigde hij zijn mening met evenveel klem als de anderen. Hij was een toonbeeld van orde en regelmatigheid, zelfs in het roken: na de pijp een sigaar, dan weer een pijp, maar alles met mate. Hij was de verpersoonlijkte bereidwilligheid en ik kan mij niet inbeelden dat ooit iemand tevergeefs op hem een beroep zou hebben gedaan. Wenste men een inlichting of een raad, men kreeg die per kerende post, zelfs als hij met vakantie was. Zijn dialektmateriaal stond steeds ter beschikking van wie het nodig had. Toen ik voor een paar jaar materiaal wilde verzamelen voor mijn dialektgeografisch onderzoek, was hij niet alleen zo bereidwillig om een speciale vragenlijst te laten drukken en die te verzenden, maar hij was bovendien zo vriendelijk om het materiaal dat ik nodig had spontaan aan mijn Luiks seminarie voor Vlaamse dialektologie te schenken.
Met hem is niet alleen een groot taalkundige heengegaan, maar ook een gemoedelijk, eerlijk, ruimdenkend, gekultiveerd, gestyleerd en toch zeer eenvoudig man: het echte type van de gentleman.
Willem Pée