Tijdschriftenschouw
Drenthe 23 (1952) April: J. Naarding schrijft in Oes Drents over de voorgevoegde n en h. Hij vervolgt deze serie in het Mei- en Juni nr. met bijdragen over Drentse plaatsnamen, en in het Julinr. over samentrekking en metathesis in plaatsnamen.
Dörp en Stad, Nieuwe Reeks 4 (1952), nr. 12, 20 Dec.: R. Kuitert pleit nog eens voor de ‘perfester’ in het Saksisch.
Driemaandelijkse Bladen. Nieuwe Serie 4 (1952), nr. 1: J. Naarding schrijft over de oostnederlandse participia van doen, gaan slaan, staan, zien en andere werkwoorden. - Nr. 2. - F.J.P. Peeters behandelt in Het taalkarakter in de spiegel het verschijnsel, dat ten dele psychologisch is, van de indruk, die een dialect op een ander maken kan en G.G. Kloeke schrijft over de verkleinwoorden in de noordoostelijke provinciën (met een kaart). - Nr. 3. - B. van den Berg huldigt Prof. Kloeke ter ere van diens 65e verjaardag; J. Naarding doet mededelingen over het Nederlands van predikanten in de 17e eeuw in Oost-Nederland en B.G.J. Zweering schrijft over de Achterhoek als grensland (met een kaart). W.H. Dingeldein behandelt boerentermen uit Twente en H. Boerema de uitdrukking ‘zich berongen’. - Nr. 4. - Jo Daan schrijft over de melkzeef in de Nederlandse dialecten (met een kaart), J. Broekhuysen over 18e en 19e-eeuwse dialectstudies en J.J.M. Westenbroek geeft aanvullingen over de sprinkhaan.
Frysk en Frij 8 (1952), nr. 51 en 9 (1953), nr. 1: J.J. Hof schrijft in deze nummers over dak, dek en tek.
Nieuwe Taalgids 45 (1952), nr. 1: J. Naarding wijst op de invloed van het Nederlands op de dialecten in de affectwoorden, waarbij de eigenlijke dialectvorm en de vernederlandste een nuanceverschil in de betekenis vertonen. - Nr. 2 - Jo Daan bespreekt Weijnen's ‘Taalgeografie en interne taalkunde’, waarop de schr. antwoordt in nr. 5. - Nr. 3 - Chr. Stapelkamp geeft enkele notities over dialectverschijnselen (‘Honger en kommer’, Utrechts: ‘in 't gemoet’, epenthetische d, ‘voldadigen’).
Tijdschrift voor Nederl. Taal- en Letterkunde 69 (1952), nr 1-2: J.J. Borger beschrijft het Haags tussen 1659 en 1673 aan de hand van brieven van de gebroeders Martinus, Willem en Adriaan van der Goes. - Nr. 3. - In het art. Verbastering verzet G. Kloeke zich tegen de opvattingen, dat alleen in de tegenwoordige tijd de dialecten zouden verbasteren. K. Heeroma vervolgt zijn artikelen over de germ. eu met de behandeling van de woorden: jou, sjouw, sjaan, kolsem, raboorden, tjoeke, tjucht, enz. - Nr. 4 - K. Heeroma schrijft over de verklaring van Grunjer (= Groninger) bij Van Fockenbroch. In het art. Beschaafdentaal behandelt G. Kloeke de zogen. geaffecteerde of gedistingeerde taal.