Taal en Tongval. Jaargang 4
(1952)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Op zijn(en) poot spelen, zijn equivalenten en enkele pijp- en klomp-gezegdenI. Op zijn poot spelen. - In Noord en Zuid kent men dit gezegde met de betekenis driftig uitvaren, meestal van een meerdere tegenover een mindere. Ieder die er iets bij denkt, meent dat poot hier het woord is, dat we hebben in geef me de poot, houd er je poot af; maar men mag wel zeggen dat niemand een duidelijk inzicht heeft in de constructie-met-haar-semantische-elementen. Stoett bekende dat het voor hem ‘niet duidelijk (was) wat men hier onder poot moet verstaan’; toch leek het hem ten slotte ‘niet onwaarschijnlijk’ dat het woord hand betekende. De ‘eigenlijke’ zin zou dan volgens hem zijn ‘met zijn poot spelen, er met zijn poot op zitten, er op slaan en vandaar: uitvaren, opspelen’. In de recente herdruk van Stoett's Spreekwoorden merkt Kruyskamp bij deze verklaring terecht op dat zij ‘niet heel bevredigend is’; en deze discrete beoordeling zal zeker enige lezers tot nadenken aansporen. Zij zullen dan wel inzien dat er hoegenaamd geen denkbare weg loopt van met zijn poot spelen tot op zijn poot spelen, en dat dus de voorgestelde ‘eigenlijke’ betekenis - hoe bedrieglijk ze ook is bij oppervlakkige beschouwing - volledig in de lucht hangt... En wie het, even tergende als banale, dingetje dan nog wat keert en draait, zal ook wel, tot zijn ergernis, inzien dat er hoegenaamd geen ‘eigenlijke’ zin achter te vinden is. Waar die ontbreekt hebben we te doen met een pseudo-metafoor door homoniemenverwisseling, waarvan we de genesis achterhalen kunnen met behulp van het schema der historische ontwikkeling A→[B→B']→A2. De alleen overblijvende A2-schakel heeft daarin een primitieve, in begripsopzicht heterogene, A-schakel vervangen, omdat beide respectief synoniem waren van een der twee homoniemen B - B'. Om de drie onbekenden van het schema te ontdekken, moeten we de evolutie in omgekeerde richting volgen: A ← [B ← B'] ← A2. Het enige verdachte woord in het gezegde is poot; we zullen dan in dit woord een A2-schakel vermoeden, en op zoek gaan naar zijn begripsequivalenten. Alleen datgene onder hen kan de B'-schakel zijn, dat een | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
homoniem B heeft, waarvan een begripsequivalent A het woord poot in ons gezegde kan vervangen. Daar we, trots de gangbare mening, niet weten met welk poot-woord we te doen hebben, zal ons onderzoek zich moeten uitstrekken tot de drie poot-homoniemen, die Kil. weergeeft met 1 manus, 2 carota, 3 insitum, surculus, calamus, en waarvan de twee laatste vrouwelijk zijn. Het Znl. op zijnen poot mag ons daarbij niet hinderen; dat kan secundair zijn. Wie in het - zeker reeds vroeg na het ontstaan van het gezegde - onverklaarbaar geworden woord poot de betekenis hand vermoedde, kon een ouder vr. op zijn(e) poot met een en-finale mondgerecht maken. Evenmin moeten we ons storen aan de kwaliteit van de o: men weet dat woorden met ô en ō reeds in het Mnl. normaal in het rijm verbonden werden (Van Helten, § 33), wat op de mogelijkheid van praktisch gelijke uitspraak wijst, zoniet onder het volk, dan toch onder de geletterden (spelling-pronunciation). Bovendien heeft Kil. voor 2 en 3 de dubbele graphie poote en pote, wat duidelijk laat vermoeden dat die woorden toen reeds, wegens zeer natuurlijke begripsassociatie, door 1 poot beïnvloed waren. De ellende der opsporingen - of zou het een genot zijn? - kan ik aan de lezer niet mededelen; ik geef dan maar direct het resultaat:
A pijp → [B fluit → B' fluit (loot)] → A2 poot (loot, stek).
Ons actueel op zijn poot spelen, waarvan geen oude bewijsplaatsen gevonden werden en dat ook wellicht niet heel oud is, moet dus de voortzetting zijn van een oorspronkelijk op zijn pijp spelen, dat wel niet met de vereiste nuance opgetekend werd, maar dat die ongetwijfeld gehad heeft, zoals de verdere uiteenzetting zal bewijzen. De pijp daarin was wat de Teuthonista noemt het pijpken der kele dair de stemme uyt gheyt, Lat. faux, Ovl. de pijpe van den asem. Kil. gorgelpijpe, animae canalis, canna pulmonis, waarmee te vergelijken zijn vertaling fistula spiritalis voor roeper, strote, dat d'Arsy met sifflet weergeeft. Het Eng. bewaart de bet. in to clear one's pipe, met de keel schrapen; ze was gangbaar voor het Ofra. pipe, dat voortleeft in het Luiker W. prinde po 'l pipe, prendre à la gorge, en in het Fra. casser sa pipe, sterven; en ook bij ons leeft het woord voort in een serie gezegden als Nu breekt mijn pijp!, Nu gaat mijn pijp uit! e.a., waarover verder. Equivalent B van Mnl. en Kil. pijpe als muziekinstrument, was fluyte, fistula, en dit had als homoniem B' Kil. fluyte, loote, surculus utrinque resectus ut inseratur, een betekenis die we ook vinden in Fra. sifflet, fluit en schuin afgesneden stek. Met B' gelijkwaardig was bij Kil. poote, pote, surculus, insitum; en dit is dan ons A2-woord. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Op zijn (keel)pijp spelen was eenvoudig een grappige omschrijving van pijpenGa naar voetnoot1, met de nuance schreeuwen, gillen, huilen, die Plautus Aul. 3-2-32 reeds kende voor het bij pipare horend pipulum, lawaai, spektakel (eingenl. gepijp), die gangbaar was in het Mnl. en die ook het Eng. kent in een zinnetje als the child was on full pipe, het kind jankte en gilde om het hardst. Voor het Ovl. geeft Teirlinck op: pijpen, luid en schel schreeuwen vooral van kinderen en vrouwen; en Schuermans noteerde voor Brab.: dat kind grijst en pijpt den grondigen dag, d.i. doet niets dan wenen en huilen. Deze citaten evenals de (dadelijk te bespreken) gegevens uit Halma betreffende de pijpen stellen, hebben alle betrekking op het geblaar van een huilebalk. Zij doen ons vermoeden dat de nuance ‘van een meerdere tegenover een mindere’, die men vandaag meestal voelt in het gezegde op zijn poot spelen, secundair is. Dat vermoeden wordt bevestigd door de omschrijving die Schuermans geeft van het voor hem met op zijn poot spelen gelijkwaardige opspelenGa naar voetnoot2, nl. tegen iemand opstaan, waarbij het | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
(enige) citaat: ‘die jongen speelde wat op, omdat zijn vader hem geen geld meer gaf’. En zo zien we dat niet alleen de filiatie van Stoett onmogelijk, maar ook zijn uitgangspunt ‘er met de poot op zitten’ bepaald inadequaat is. De gepostuleerde - steeds min of meer burleskeGa naar voetnoot1, maar daarom niet altijd huilende of razende, ja soms uiterst pieperig-bedeesde, of ook een laatste zwak piepje gevende - pijp, vinden we nu ook in een aantal andere gezegden. Bij de meeste zullen we echter zien dat ze schromelijk miskend wordt.
II. De pijpen stellen. - Een tegenhanger van het zinnetje uit Schuermans vinden we bij Halma: dat kind stelt alle nachten de pijpen, cet enfant criaille et piaille toutes les nuits, waarbij pijpensteller, personne qui se plait à faire du bruit. In de pijpen stellen, razen, tieren, lawaai maken, ziet men een ‘figuurlijk’ gebruik van de orgelpijpen stellen. Rekening houdend met een grote keel opzetten, opsteken, (Mnl. kele is ook stemgeluid), met Mnl. de trompe opsetten, opsteken (Mnl. pipe is ook de trompe of trompet), en met Eng. the child set up its pipe against it, het kind verzette er zich schreeuwend tegen, zou ik eerder een oorspronkelijk de pijpe stellen vermoeden (Mnl. stellen = opzetten, opsteken) met de betekenis de keel - een grote, natuurlijk! - opzetten, d.i. geweldig beginnen te pijpen. Daarin zou het sg. pijpe vervangen geworden zijn door het pl. pijpen, wegens bijgedachte, niet aan de orgelpijpen (het orgelspelen heet niet pijpen), maar aan de pijpen van de pijpzakGa naar voetnoot2, die er minstens twee had (Mnl. pipen is ook op de pijpzak spelen, Eng. en Fra. pipe is ook bagpipe, musette).
III. De pijp(en) in de zak houden. - Voor zich koest houden, niet kikken, dat het Fra. kan weergeven met ne pas piper mot. het Hgd. met nicht piep sagen, en wij met geen piep geven d.i. niet piepen, hebben wij | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
ook het gezegde de pijp(en) in de zak houden, die Pfeife im Sack halten, waarbij dan ook de pijp(en) in de zak steken, (bij Schuermans: er van uitscheiden, eigenl. ophouden met pijpen), Ndd. de Pîpe in den Sack tên, Hgd. die Pfeife einziehen d.i. kleinlaut werden; benevens het wat minder extreme Eng. to pipe down, een toontje lager zingen (vgl. als tegenhanger hoch hinaussingen, aanmatigend zijn). De bewerker van het W.N.T., die alleen rekening houdt met onze Ndl. gezegdenGa naar voetnoot1, merkt daarbij op: ‘De (tabaks)pijp wordt soms in een stevig omhulsel, pijpedoos, pijpekas, in de zak meegedragen; vandaar wsch. (bedoelde gezegden)’. Deze ondoordachte hypothese, die de hierboven geschetste samenhang meer dan onwaarschijnlijk, ja volslagen onmogelijk maakt, was ook al onaannemelijk binnen onze taalgrenzen: het in de zak houden of steken van zijn tabakspijp is toch nooit of nergens symbool geweest van niets, of niets meer, zeggenGa naar voetnoot2, evenmin als het uit de zak halen ervan symbool is voor flink van zich af spreken. Van de storende var. pijpen (men rookt toch normaal maar uit één pijp tegelijk!) maakt de bewerker zich af met de - op zichzelf plausiebele - bemerking ‘uit pijpe, ten onrechte als pl. opgevat’: maar wat doen we dan met het mv. in het Ital. equivalent metter le pive nella scarsella? Wanneer we van het hierbij aansluitende tornar con le pive nella scarsella, onverrichter zake terugkeren (eigenl. zijn pijp in de zak hebben moeten steken zonder iets ‘bepepen’ te hebben) reeds in het Fra. der 16de eeuw als equivalent vinden s'en revenir rapportant la cornemuse au sacGa naar voetnoot3, comme dit le proverbe, en in het Eng. to put up one's pipes (= shut | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
up) in 1556, dan springt het anachronisme der verklaring van het W.N.T. in het oog. Immers in 1556 was er nog geen spraak van tabakspijpen. En ook de zakGa naar voetnoot1 werd wel anachronistisch geinterpreteerd: hij is hier in geen geval een jas- of broekzak, maar hoogstwaarschijnlijk de algemeen middeleeuwse, ironisch-misprijzende, benaming van het menselijk lichaam (maag, buik, lijf), die nog even doorschemert in Ndd. de Pîpe in den Sack tên, Hgd. die Pfeife einziehen, d.i. zijn gepijp intrekken, geen piep meer uit zijn zak, d.i. corpus, laten. Dezelfde beeldspraak, maar nu zo evident pseudo-schilderachtig (door verwisseling van twee semantische homoniemen), dat er niemand een ‘eigenlijke’ zin achter zoekt, hebben we ook in mettre sa langue en pocheGa naar voetnoot2, waarin langue (zoals Mnl. tonge d.i. de woorden die men spreken wil) een nuchter equivalent was van het schertsende pijp = gepijpGa naar voetnoot3.
IV. Met eens anders pijp de baas spelen. - Dit uiterst bedrieglijk pseudo-schilderachtig dingetje heeft zeker nooit geen ‘eigenl.’ zin gehad, en moet dus principieel door verwisseling van homoniemen verklaard worden. Het is gangbaar te Gent en betekent: met eens anders goed of pluimen pronken. De pijp heeft hier ook de waarde van gepijp = taal, hoge woorden, grote mond. Maar wegens de overgang van gula, adempijp tot gueule, mond, Vroeg-Nhd. Pfeife = Mund, en Mnl. mont = taal, verklaring, mag men vermoeden dat het oorspronkelijk luidde met eens anders mond de baas spelen; en daarachter stak dan hoogst waarschijnlijk het homoniem mont, met de betekenis macht, bevoegdheid; zodat de primitieve betekenis zal geweest zijn: zich de bevoegdheid van een hoger geplaatste toeëigenen... waarvan de (tabaks)pijp natuurlijk nooit het | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
symbool geweest is, maar waarvoor de adempijp wel het orgaan was... en nog is.
V. Casser sa pipe - Nu breekt mijn pijp! - Nu gaat mijn pijp uit! enz. In de burlesk-wanhopige verzuchtingen Nu breekt mijn pijp!, Nu gaat mijn pijp uit!, en in de grappig-nare zinnetjes Hij rookt zijn laatste pijp en Hij heeft zijn pijp uitgeklopt (is gestorven) ziet het W.N.T. - zoals iedereen - de tabakspijp. En die steekt ook volgens Littré - en iedereenGa naar voetnoot1 - in casser sa pipe, sterven. Zoals reeds gezegd, moet het burlesk karakter van al deze gezegden ons een homoniemenverwisseling doen vermoeden; en zolang de historisch-vergelijkende taalstudie die verwisseling niet heeft aangetoond, stelt ze zich tevreden met - in dubbelen zin - anachronistische volksetymologie. In Fra. casser sa pipe steekt het Ofra. pipe, gorge, d.i. zowel het pijpken der kele dair de stemme uit gheyt, dat de Teuthonista met faux vertaalt, als ook - blijkens het dimin. pipel = goulot (dimin. van gueule) - de zwelgpijp. Deze twee betekenissen liepen, en lopen nog, fataal, door elkaar in de volkstaal, immers de ‘verkeerde’ keelpijp is ook een keelpijp. Vandaar dat men voor iemand met een strop worgen in het klassiek Lat. zowel frangere fauces laqueo zegde, als frangere gulam laqueo. Tegenhanger was frangere cervices, de nek breken. Aan deze drie gezegden beantwoorden woord voor woord (met casser uit quassare, gewoon substituut voor frangere): casser la pipe, casser la gueuleGa naar voetnoot2 en casser le cou à quelqu'un. Zoals men nu nog kan zeggen se casser le cou, zo kon men dus vroeger ook zeggen se casser la pipe; en daarvan is casser sa pipe eenvoudig een variante. De latere bijgedachte aan het homoniem pipe à tabac gaf aan dit gezegde een burlesk tintje, dat er een duurzaam succes aan verzekerde. En die bijgedachte moest fataal hoofdgedachte worden, zodra de betekenis pipe = gorge in onbruik raakte. Ons gezegde Nu breekt mijn pijp!, dat semantisch toch niet ver af staat van casser sa pipe, moet langs een andere weg verklaard worden. We hebben hoger gezien dat pijp (d.i. keelpijp, keel) in verschillende | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
gezegden praktisch de waarde had van gepijp, stemgeluid, de woorden die men spreekt, een betekenis die het Mnl. W.B. opgeeft voor kele (stem, stemgeluid). Nu kende het Mnl. ook de wending enes worde breken = iemand tot zwijgen brengen; en het intransit. nu breect mine tale, nu breect mijn wort, betekende: nu blijven mijn woorden in mijn keel steken, ze worden gesmoord, niet geuit, mijn gepijp houdt op. Men ziet onmiddellijk dat ons actueel Nu breekt mijn pijp! d.i. nu houdt mijn pijpen, mijn ademen op, nu sta ik verstomd, stom geslagen, paf d.i. verslagen (bij paffen, slaan) een banale var. is van het laatste zinnetjeGa naar voetnoot1. Men kan iemand ook de keelpijp afsnijden, de keel afsteken. Dat drukt het Fra. uit met couper le sifflet (Ofra. pipe = sifflet) en het Eng. met to cut one's whistle; maar dit gezegde heeft ook een minder akelige betekenis, nl. iemands gepijp afsnijden d.i. hem doen zwijgen. Praktisch op hetzelfde neer komt dan iemand de mond stoppen of snoeren, wat het Eng. weergeeft met to stop one's pipe, iemand's gepijp stop zetten. Een andere, zeer oude, figuur hebben we in: iemands adem uitdoven, animam alicui exstinguere, waarbij het pregnante Mnl. enen utedoen, (Kil. wtdoen = exstinguere), iemand doen zwijgen, en het expliciete Eng. to put one's pipe outGa naar voetnoot2, met dezelfde betekenis. Als men nu bedenkt dat uitdoen, uitdoven, uitblazen, in veel gevallen intervertiebel zijn, dan ziet men onmiddellijk hoe de Waaslander van een oorspronkelijk hij heeft zijn adem uitgeblazen kwam tot hij heeft zijn pijp uitgedoofd, uitgedaan (Mnl. kele is keelpijp en ook adem); en hoe hij dit zinnetje met een bijgedachte (die later hoofdgedachte werd) aan de tabakspijp, nog wat burlesk aandikte tot hij heeft zijn pijp uitgeklopt, met de bet. hij is gestorven. Daar uitgaan in deze samenhang de intransitieve tegenhanger is van | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
uitdoen (Kil. wtdoen, exstinguere, wtgaen, exstingui) en Mnl. utegaen ook ophouden, eindigen betekent (vgl. der Atem ging ihm aus, de adem verging hem), hoeft het zinnetje Nu gaat mijn pijp uit! d.i. nu houdt mijn pijpen, ademen op, geen verdere uitleg meer. Het zegt precies hetzelfde als Nu breekt mijn pijp! en is volkomen gelijkwaardig met das benimmt mir den Atem, cela me coupe la respiration, j'en ai le sifflet coupé!Ga naar voetnoot1 Daarmee hebben we, dunkt me, een speciale nuance van het woord pijp belicht in een aantal gevarieerde gezegden, dat volstaan kan om het menselijk instrument aannemelijk te maken, waarmee men op zijn poot speelt. De juistheid van de voorgestelde hypothese moet nu nog getoetst worden aan de verklaring van een aantal gelijkvormige en gelijkwaardige gezegden met spelen op... zeer verschillende en, voor een deel althans, zeer zonderlinge instrumenten.
VI. Op de koker, de mondharp, zijn hiel, zijn klomp, de rooster spelen. - Zonder zijn voorstelling verder te preciseren meende Stoett dat op zijn poot spelen ‘een komische navolging (was) van deze gezegden’, waarvan hij (behalve de juiste parafrase keel naast koker) geen uitleg gaf, klaarblijkelijk omdat hij die overbodig achtte. Deze onbewuste struisvogel-politiek tegenover de zonderlinge gezegden met klomp en rooster, en vooral tegenover het schijnbaar ‘figuurlijke’ op zijn hiel spelen, waarbij men zich hoegenaamd geen - toch taciet gepostuleerde! - ‘eigenlijke’ betekenis kan voorstellen, is uiterst verspreid, ja feitelijk bijna normaal onder de taalkundigen. Men is er stilzwijgend van overtuigd dat de anonieme voorzaat, die zulk een gezegde voor het eerst uit zijn koker schudde, wel degelijk een ‘eigenlijke’ betekenis verbond met al de bestanddelen van het ‘figuurlijke’ complex; maar die kerel had nu eenmaal zijn eigen, vrije, fantasie... en men zoekt dan niet verder. Of ook - en dat is nog erger - men berust in bedrieglijke schijnverklaringen, als die welke Stoett gaf voor op zijn poot spelen. Het bestaan | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
van pseudo-metaforen verwekt door louter klankgemeenschap, i.a.w. het bestaan van naieve en vooral pseudo-naief-burleske homoniemenverwisselingen, vermoedt men eenvoudig niet, of men wil niet geloven aan hun veelvuldig optreden noch aan hun grote betekenis voor de semantische evolutie der taalcomplexen. Dat er tussen al de opgesomde, gelijkwaardige, gezegden een filiatie bestaat is a priori waarschijnlijk; maar filiatie is historische perspectief, en om die met enige benadering op te bouwen, moeten we eerst en vooral haar uitgangspunt vaststellen. De bet. lawaai, spektakel, die we reeds lang vóór Christus vinden voor het van pipare afgeleid pipulum, de nuance schreeuwen, gillen, huilen van Mnl. pipen, en de talrijke, reeds besproken, over heel West-Europa verspreide, gezegden, die met verwante nuancen aansluiten bij pipa, pipare, pipire, geven ons de praktische zekerheid, dat van al de te verklaren gezegden *op zijn pijp spelen, grappige parafrase van pijpen, het primitieve is, al hebben we er ook geen oude attestaties vanGa naar voetnoot1. We zullen dat gezegde dus als prototype beschouwen, en al de andere er op trachten terug te brengen. Ziehier, in tabellarisch overzicht, gevolgd door enige ophelderingen, het - zeker voor allerlei verbeteringen en aanvullingen vatbare - resultaat van mijn opzoekingen:
Varianten van pijp in het gezegde op zijn pijp spelen
De algemene formulering van het taalverschijnsel dat deze tabel naar een eenvormig schema illustreert, luidt als volgt: Wanneer, in een bepaalde taalperiode en een bepaald taallandschap, een woord (bijv. B' pijp) een of meer homoniemen (B) heeft, dan kunnen de synoniemen (A) van deze homoniemen (B) het eerste woord (B'pijp) vervangen in staande gezegden (A2), zonder dat de globale betekenis van deze gezegden erdoor gewijzigd wordt. Bij de verklaring wordt de nummering van de tabel gevolgd. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
1o koker. - In de bet. buis concurreerde koker met pijpGa naar voetnoot1; maar het woord werd door geen enkel lexicograaf met de betekenis keelpijp opgegeven. Hij die het woord (keel)pijp in het gezegde op zijn pijp spelen het eerst door koker verving, koos - opzettelijk schertsend - een synoniem van het verkeerde pijp-woord, i.a.w. hij verwisselde twee pijp-homoniemen.
2o mondharp (mondtromp). - Hoe een mondharp er precies uitzag ben ik niet te weten gekomen, maar ik vermoed dat het een variante was van de mondtrom(mel) of mondtromp, d.i. ‘een kinderspeeltuig met stalen tong, dat tussen de tanden genomen wordt en melodische tonen voortbrengt, wanneer men met de duim tegen die tong slaat’. Die voorloper van onze mondharmonica heette in het Fra. trompe of guimbarde, en dit laatste woord vertaalt Sachs-Villatte niet alleen met Maultrommel, maar ook met schlechte Guitarre. Dit gegeven deed mij denken aan Mhd. trumpe, trumbe, trumme, drie var. van eenzelfde woord, dat zowel trommel als trompetGa naar voetnoot2 (vgl. mondtrommel = mondtromp) en bovendien nog luit betekent (Mhd. lûte = guitarre), en dan ook aan sambuca, dat in de M.-E. nu eens een fluit (pijp), dan een kleine harp aanduiddeGa naar voetnoot3, en dat Kil. opgeeft als vertaling van harpe en van hackeberd. Toen ik dan voor ditzelfde hakberd bij Schuermans het, uit Holl. Limb. afkomstige, hakfleutkeGa naar voetnoot4 vond, en bemerkte dat de voorloper van de mondtromp bij Schuermans, Halma en Kil. eenvoudig tromp(e) heette, een benaming die in het Mnl. concurreerde met pipe om de trompet aan te duiden, toen ging mij toch enig - al was het dan ook maar schemerachtig - licht op over de mogelijke relatie tussen pijp, tromp, mondtromp en mondharp. Wie het eerst het woord (keel)pijp verving door een der drie laatste woorden in het gezegde op zijn pijp spelen, verwisselde ook weer - met een grappige bedoeling - twee pijp-homoniemen. En een dergelijke | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
verwisseling beging ook hij, die aan trompen de door Schuermans genoteerde bet. gillen, huilen, schreeuwenGa naar voetnoot1 gaf, die reeds eigen was aan pijpen (op zijn pijp spelen).
3o poot. - In Kap. I werd met het rechtstreeks bij Kil. beschikbare taalmateriaal een schema opgesteld, dat aantoonde hoe het woord pijp over twee fluit-homoniemen door poot (loot) kon vervangen wordenGa naar voetnoot2. In de tabel wordt die evolutie als voltooid beschouwd, en alleen rekening gehouden met de overgang tot de nuance keelpijp. Op deze wijze kon voor de zes gevallen een eenvormig schema gebruikt worden, waarvan het belang evident is.
4o hiel. - Het woord hiele wordt door Kil. (i.v. verssene) o.a. vertaald met malleolus, dat hij ook opgeeft als vertaling van loote, fluite. Deze laatste vertaalt hij bovendien nog met surculus, insitum, welke ook dienen als vertaling van poote en ente. Het klassiek Lat. kende reeds surculus cum sua calce, de loot of ent met haar hieltje. Dat de ent bij ons vroeger ook pijp heette wordt bevestigd door de opgave van het W.N.T.: pijpje of fluitje = een soort ent. Het Ofra. kende pipe met de bet. plançon, waaruit Mnl. plantsoen, dat (ook nog bij Halma, maar niet bij Kil.) poot of stek betekende; en het Eng. bezit een verb to pipe met de betekenis poten planten. Zoals te verwachten, vindt men natuurlijk bij geen enkele lexicograaf het woord hiel met de bet. keelpijp. Het werd met boertige bedoeling als synoniem van een verkeerd pijp-homoniem gebruikt in het gezegde op zijn hiel spelen; en van het aanvankelijk dubbelzinnige woord bleef voor het nageslacht enkel de... verkeerde betekenis over. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
5o klomp. - Bij Mnl. en Kil. steck ontbreekt de door Halma opgegeven bet. poot, die voor het eerst - zover bekend - opduikt in Van Riebeeck's Dachverhael van het begin der 17de e. Het Mnl. zei daarvoor *stake (in plantstake, pootstake) en sprak van poten steken. Maar Mnl. stec heeft, behalve de bet. stok, ook die van ons staak, dat toch het Mnl. stake voortzet. Het is dan evident dat de semantische evolutie van stec tot (poot)stake reeds in het Mnl. voor de hand lag; en het lijkt ook uiterst waarschijnlijk dat zij reeds lang voor Van Riebeeck's tijd heeft plaats gehad. Over de betekenis stek van het woord pijp werd reeds het nodige gezegd onder Nr 4Ga naar voetnoot1. Bij het A-woord klomp = stek hebben we te doen met een, semantisch ver afstaand, homoniem, nl. het door Kil. genoteerde steck = stock, block, strafwerktuig, dat in het Mnl. ook stake en clompe heette. Met deze bet. ontbreekt klomp bij Kil. en alle latere lexicografen, maar, wegens de vandaag nog voortlevende synonymie blok = klomp, mag men wel vermoeden dat die bet. nog lang sporadisch in gebruik gebleven is. Stoett signaleert op zijn klomp spelen alleen voor Groningen, met de variante op de klompenGa naar voetnoot2 voor Friesland; maar het Antw. Idiot. vermeldt hetzelfde gezegde in de vorm op zijnen kloon ruischen = kijven, opspelen. Met de voor beide componenten alleen nog gangbare betekenissen klomp en wrijven, verstaat men dit vandaag als op zijn klomp wrijven. Maar in het Mnl. en bij Kil. is cloen een var. van cluwen, en ruyschen was ook strepere, increpare, d.i. razen, tieren, tuiten en kijven (Spanoghe). Als we daarbij bedenken dat Mnl. pipe ook kluwen betekende, en dat de zakpijp ook ruischpijp heette (ab enormi strepitu quem edit - Spanoghe i.v. utricularis tibia), dan zien we onmiddellijk in de histo- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
rische perspectief als prototype van het Antwerps gezegde oprijzen een primitief op zijn (ruisch)pijp ruischen, dat een banale var. was van op zijn pijp spelen (Ofr. pipe = musette). Alleen een volledige woordgeografische studie zou hier kunnen uitmaken of er genealogisch verband bestaat tussen het Antwerps en het Gronings gezegde, en of het laatste dus een ouder kloon of kloen secundair door klomp heeft vervangen. Het is natuurlijk goed denkbaar dat de twee gezegden onafhankelijk van elkaar ontstaan zijn, langs de twee getekende (verschillende) sluipwegen der homoniemenverwisselingGa naar voetnoot1. Hoe de boertige equatie klomp = pijp ook ontstaan zij, haar effectief bestaan, dat nog bevestigd wordt door een paar andere, in het volgend kapiteltje behandelde gezegden, kunnen we niet betwijfelen.
6o Rooster. - De bewerker van het W.N.T. meent i.v. rooster dat Stoett's gelijkstelling van op de rooster spelen met op zijn poot spelen ‘minder juist’ is. Hij gaat uit van een ‘eigenlijke’ bet. en verwijst naar de titelprent van Gallitalo, Rabelais, waar men werkelijk iemand op een rooster ziet spelen en wel met een tang als strijkstok. De litanie van a posteriori gerealiseerde pseudo-metaforen bij RabelaisGa naar voetnoot2 en de talloze door Breugel volgens hetzelfde procédé geïnsceneerde spreekwoorden, waarborgen ons dat de voorstelling van die prent niet de oorsprong van het gezegde is, maar omgekeerd het gezegde de oorsprong van de prent. Deze kan ons dan wel op taalkundig gebied van dienst zijn, omdat zij het reeds bestaan van het gezegde bewijst; maar voor de verklaring van het gezegde is zij volkomen waardeloosGa naar voetnoot3. Hannot vertaalt rooster niet alleen met craticula, maar ook met catasta; en catasta includere is bij hem aan een blok sluiten. Als we daarnaast dan rekenen met Kil., die catasta voor steck, stock (block, strafwerktuig) opgeeft, dan zijn we klaar voor de constructie, die in de tabel wordt voorgesteld. Het Ofra. bevestigt de betekenis strafwerktuig voor rooster met grillon, (dimin. van gril, rooster), dat Godefroy omschrijft: | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
attaches de fer, primitivement en forme de gril, que l'on mettait aux mains des criminels, et qui servaient pour arracher des avoeux. Het woord rooster leeft bij ons voort in een zinnetje als dit: Op de rooster gelegd, ging de vrouw weldra tot bekentenissen over (Nieuw v.d. Dag, 25 Maart 1952), en het W.N.T. citeert een vergelijkbaar zinnetje uit Weiland, echter met de zonderlinge verklaring ‘vloer van een strafvertrek’. D'Arsy heeft mettre aux grillons, in de boeyen slaen, en voor piège (pedica), dat bij hem ook boeye vertaalt, vinden we bij Kil. catasta, stock, steck, enz. Onder de zes op pijp teruggaande varianten bij spelen op... is er maar één, nl. klomp, waarvoor we, zoals voor pijp zelf, een bevestiging vinden in een drietal andere gezegden.
VII. Dat heb ik nooit op een klomp horen spelen! - Hij speelt op geen klomp! - Nu breekt mijn klomp! - De bewerker van het W.N.T. vermeldt dat de kinderen soms van een klomp een viool maken, en gaat dan voort: ‘(hierop) berust het Znl. dat heb ik nooit op een klomp horen spelen!’Ga naar voetnoot1. Men ziet niet in hoe dat onnozel-kinderlijk spelen op een klomp symbool zou kunnen geworden zijn voor ‘iets ongehoords verkondigen’, terwijl deze betekenis voor de hand ligt, wanneer men uitgaat van het prototype dat heb ik nooit op een pijp horen blazen, burleske parafrase van dat heb ik nooit horen pijpen, blazen. Immers wat iedereen weten moest, werd vroeger publiek bekend gemaakt met trompetgeschal; het werd ‘geblazen’ door de trompetters of ‘gepepen’ door de pijpers (Mnl. pipe is ook trompe), of ook nog ‘geroepen’ door de roepers (roeper is heraut en... keelpijp!). Pijpen concurreerde zowel met roepen (waarmee het de betekenis schreeuwen gemeen had) als met blazen, en dat was een voldoende aanleiding tot het scheppen van het schertsende gezegde, in de tijd en de streek, waar men op zijn klomp spelen kende als equivalent van op zijn pijp spelen, d.i. pijpen. In dezelfde samenhang vermeldt het W.N.T. dan verder het Znl. dat is op geen klomp gespeeld! hij speelt op geen klomp! Om hier de sluipwegen der semantische evolutie te ontdekken, heb ik naar var. gezocht en de volgende gevonden bij Schuermans en Corn.-Vervl.: dat is op | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
geen kloon, geen foef, geen suf, gespeeld, met de bet. dat is krachtdadig gehandeld of gesproken, en - actief, met een persoon als onderwerp - hij speelt op geen kloon, enz. = hij wilt niet gemakkelijk. De var. foef wijst ons hier de weg, omdat men hij dezelfde auteurs ook vindt 't is een foef, met de bet. 't is een mislukte zaak, een ding van niks, bet. die zij eveneens opgeven voor de gezegden 't is een pijpe, 't is een fluiteGa naar voetnoot1. Daarbij moet men denken aan Hgd. (uit Ndd.) Es ist mir Pipe, 't is voor mij geen zier waard, onverschillig, aan Mnl. tsijn al pijpen, 't is allemaal niks, aan Ofra pipe en trompe = Kil. fluyte en trompe, fallacia, Ofra. bailler la trompe = Kil. trompen verkopen, fallere (maar ook verba dare, flauwe praat verkopen, een vertaling die de semantische filiatie onderlijnt!). En hierbij sluiten ook aan de negatieve gezegden met de bet. niemendal: Mnl. niet een caf, geen strootje, waarnaast ook niet twee cave, dat (blijkens Mnl. cornpipe, strootje) woord voor woord overeenkomt met Ofra. ne......... deus pipes, en dat blijkbaar voortleeft in het later met tabak aangedikte 't is geen pijp tabak waard. Vgl. ook Eng. it is not worth the whistle. Als we dan bij Schuermans nog een hedendaags VI. piep vinden, met de bet. flauwe praat, beuzelarij, dan wordt de genesis van ons gezegde doorzichtig: een primitief dat en is geen pipe (kleinigheid, flauwe praat) werd opgevat als dat en is geen pipen (zeker wel met bijgedachte aan het zwak gepiep van een futloze kerel) en burlesk omschreven met dat en is op geen pijpe spelen. Van daar kwam men dan - natuurlijk in een tijd en streek waar men klomp als Ersatz van pijp kende - tot: dat is op geen klomp spelen, enz. In die gezegden was niet alleen de klomp, maar ook het ‘spelen’ zelf, van zuiver verbalen oorsprong. Het laatste gezegde van de serie klomp = pijp, dat hier moet behandeld worden, is Nu breekt mijn klomp! De lezer zal wel zonder verdere uitleg inzien dat dit gezegde eenvoudig een var. is van het onder V behandelde Nu breekt mijn pijp!, waarmee het woord voor woord overeenstemt. Zomin als voor de schepper van dit laatste de (tabaks)pijp - die wellicht in zijn tijd nog niet bestond - het uitgangspunt was, zomin was dat voor de schepper van het eerste de authentieke klomp, die wij er | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
vandaag in zien. Die voorstellingen zijn als bijgedachten opgekomen en eerst later, toen de eigenlijke betekenis (keel)pijp = klomp totaal vergeten was, tot hoofd - of liever enige - voorstelling geworden. Beide uitdrukkingen zegden oorspronkelijk doodeenvoudig: Nu stokt mijn adem, nu verlies ik de spraak, nu sta ik verstomd.
VIII. Terugblik en besluit. - Aan het einde gekomen van dit lange, voor sommige lezers zeker weer al te bonte opstel, lijkt het mij nuttig er de synthesis van te maken. Aanleiding er toe gaf Stoett's ‘niet heel bevredigende verklaring’ van het gezegde op zijn poot spelen. Dit werd, met behulp van het door mij reeds herhaaldelijk theoretisch toegelichte en praktisch gedemonstreerde schema der pseudo-metaforische homoniemenverwisseling, teruggebracht op een - niet betuigd - prototype *op zijn pijp spelen, schertsende parafrase van pijpen, schreeuwen, tieren, razen. (Kap. I). Om de semantische nuance van zijn voornaamste component pijp te belichten en zodoende het gepostuleerde etymon te staven, werden dan ongeveer twintig andere, erbij aansluitende, gezegden uit het Lat., Ital., Fra., Eng., Hgd., Ndd., en Ndl. besproken en, waar nodig, verklaard. Daarvan hadden een zestal Ndl. een paar Fra. en een Eng. gezegde in het W.N.T. resp. bij Littré en in het N.E.D. ofwel geen, ofwel een onbevredigende, verklaring gekregen. (Kap. II, III, IV en V). Het nieuwe schema werd dan systematisch op de proef gesteld bij het onderzoek van vijf varianten van poot, waaronder drie zeer zonderlinge. Die varianten, waarbij Stoett en de meeste vakgenoten eenvoudig geen vraagteken stelden, werden ook alle teruggebracht op het gepostuleerde etymon pijp. Het was daarvoor voldoende aan te tonen dat dit woord op sommige (voorlopig niet nader bepaalde) tijdstippen en plaatsen betekenissen gehad heeft, die daar en toen, zoniet in ernst dan toch in boert, ook eigen waren aan de woorden waardoor het vervangen werd. Bij drie van deze gezegden kon hier (resp. ook in Kap. I en VII) gewezen worden op bedrieglijke misinterpretaties van het W.N.T. of van Stoett. (Kap. VI). Ten slotte werd dan nog aangetoond dat het woord klomp, een der zes substituten van pijp in het primitieve *op zijn pijp spelen, datzelfde woord ook in een drietal andere gezegden vervangen heeft. Met Stoett zagen we tot nu toe in het gezegde op zijn poot spelen, zoals in ieder ander dergelijk complex, een verbinding van synchronische begripselementen. Het is ons gebleken dat in het bestudeerd gezegde (zoals bijv. ook in het hier vroeger behandelde violen laten zorgen) een | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
interne diachronie schuilt, en dat alle verklaring van een intern-diachronisch complex volkomen hopeloos is, zolang we het niet tot zijn synchronisch prototype hebben herleid. Wanneer die herleiding, wegens de lacunes onzer historische documentatie, onmogelijk is, kan ons het schema der synoniemisch-homoniemische schakels een gewaarborgd middel aan de hand doen om de ontbrekende schakel te ontdekken. Bij de confrontatie van praktisch gelijkwaardige gezegden blijkt dan dikwijls dat die ook natuurlijke uitlopers zijn van dat zelfde prototype, waarvan het gepostuleerde bestaan zodoende bevestigd wordt. Hij die, na aandachtige lectuur van dit opstel, betwijfelt dat het nergens geattesteerde op zijn pijp spelen - waarop zoveel verschillende gegevens convergeren - eenmaal werkelijk bestaan heeft, moet ook twijfelen aan de juiste plaats van het meetkundig punt, dat hij door een bundel convergerende lijnen ziet snijden. De hier en in een tiental vroegere, helaas! zeer verspreide, opstellen door mij toegepaste, zuiver semantische, methode van historisch taalonderzoek heeft blijkbaar bij sommigen veel moeilijker ingang gevonden dan ik aanvankelijk vermoed had. Ik heb eerst gradueel leren inzien dat een innovatie als deze onvermijdelijk op wantrouwen en misverstand moest stuiten, omdat de doorsnee-lezer zich daarbij gestoord voelt in het rustig bezit van een onwrikbaar grondprincipe. Ieder ontgroende taalkundige weet dat men het bestaan van vroegere woorden en woordbetekenissen bewijst met... bewijsplaatsen; en daar tot nu toe geen ander type van bewijsvoering systematisch beproefd werd, maakt de, op maximale zekerheid beluste, communis opinio van de bewijsplaats, zoniet expliciet dan toch impliciet, het enig mogelijke bewijsmiddel. Zodoende struikelen sommigen hopeloos in de valstrik van een paralogisme, waartegen alle Logica-tractaten waarschuwen, nl. het a priori verwerpen van iedere, nog niet beproefde, bewijsvoering; terwijl anderen, met wat meer critisch inzicht, instinctmatig alle denkbare - soms ook wel totaal ondenkbare! - afweermiddelen in het werk stellen tegen de... vredestoorder. Bij een lange, schijnbaar lichtvaardige, maar feitelijk ingewikkelde, weinig overzichtelijke en nogal veeleisende studie als bijv. mijn opstel over het anthroponiem Ulenspiegel, waarvan ik zelf sommige onderdelen als gewaagde experimenten heb voorgesteld, moet het inderdaad wel moeilijk zijn voor een verontruste, ipso facto vooringenomen en dan ook fataal oppervlakkige lezerGa naar voetnoot1, te onderscheiden tussen avontuurlijke | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
afdwalingen van het alleen veilige, klassieke, spoor en bewust-gewilde, logisch gemotiveerde bewijsvoeringen van een nog onbekend type. Daar de vroeger passim ingelaste theoretische beschouwingen, waaronder nochtans een drietal tamelijk uitgebreide, onvoldoende gebleken zijn om misverstand uit de weg te ruimen, heb ik dan in het opstel Le chainon sémantique ternaire. Une Méthode étymologique pour la détection des calques avec confusion d'homonymesGa naar voetnoot1 een systematische, voorlopig wel exhaustieve, uiteenzetting gegeven van wat ik elders voorgesteld heb te noemen de methode der synoniemisch-homoniemische schakels. In dat opstel werd ook de aandacht gevestigd op een zwakke zijde der methode en tevens onderlijnd dat met haar, evenals met iedere andere, altijd vergissingen mogelijk zijn. Sedert dien heeft een toevallige keuze uit mijn materiaal mij de gelegenheid bezorgd de methode ook eens op beknopte, eenvoudige en bevattelijke wijze praktisch te demonstreren in het opstel Violen laten zorgenGa naar voetnoot2, dat wel het best geschikt lijkt voor een eerste kennismaking en een juiste appreciatie. Zoals iedere nieuwe methode moet ook deze haar bruikbaarheid bewijzen met de resultaten die zij helpt bereiken, en het is dan evident dat een beredeneerde critiek van haar waarde eerst na een zekere tijd mogelijk zal zijn. Intussen zal ik mijn stokpaardje rustig verder berijden, zonder het nutteloos in zweet te jagen tegen summaire negaties, die blijkbaar berusten op gebrekkig inzicht of grof misverstand, dat de nadenkende lezer ook zonder mijn wederwoord gemakkelijk kan inzienGa naar voetnoot3. Het spreekt vanzelf dat iedere zakelijke terechtwijzing mij uiterst welkom zal zijn, met het oog op eventuele verbetering der methode; en ik zal er bij de eerste gelegenheid op ingaan, hetzij om ze te aanvaarden en er de nodige conclusies uit te trekken, hetzij ook om ze te weerleggen.
J. Dupont, Vorst-Brussel. |
|