Taal en Tongval. Jaargang 2
(1950)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||
Woord en zaakHet opschrift boven dit artikel had ook kunnen luiden: Wat is het verschil tussen een baker en een vroedvrouw? Op die vraag zouden twee antwoorden te geven zijn, n.l.: ‘er is wel verschil’, en: ‘er is geen verschil’. Dat hangt er van af. Waarvan dat afhangt zal ik hieronder trachten duidelijk te maken of beter gezegd: ik zal trachten een uiteenzetting te geven van de min of meer verwarde toestand, die er onder de bakers en de vroedvrouwen heerste. In 1950 is van een verwarde toestand geen sprake meer, maar een halve eeuw en meer geleden was dat heel wat anders. In 1937 zond de Dialectencommissie van de Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen een vragenlijst uit (no. 5), waarop onder no. 55 de volgende vraag voorkwam: Hoe heet de baker of vroedvrouw? Toen ik deze vraag las en het binnengekomen materiaal doorbladerde, dacht ik met de gebruikelijke zelfverzekerde glimlach: ‘Echt mannenwerk! Iedereen weet toch wel dat een baker en een vroedvrouw twee verschillende begrippen zijn!’ Maar ik zou me spoedig, na de voortzetting van het onderzoek, over deze glimlach moeten schamen. Op vragenlijst 12 a (1943) formuleerde ik de vraag als volgt: a. Hoe noemt men de vrouw, die helpt bij de geboorte, indien er geen dokter aanwezig is? In de meeste gevallen is deze vrouw dus gediplomeerd (Ned. vroedvrouw). Opm. Indien in Uw plaats geen vroedvrouw is en sedert mensenheugenis niet is geweest, gelieve U dit te vermelden. b. Indien de hulp bij de geboorte geschiedde door een ervaren, maar niet gediplomeerde medebewoonster van de plaats, hoe werd deze dan genoemd? c. Hoe noemt men de vrouw, die gedurende een aantal dagen na de bevalling moeder en kind verzorgt: I. de ouderwetse, niet gediplomeerde baker; II. de moderne, gediplomeerde verpleegster. Opm. Indien eertijds de helpster bij de geboorte en de baker dezelfde waren, gelieve U dit te vermelden. In het algemeen zouden wij graag een uiteenzetting van U hebben, hoe deze verzorging vroeger was en hoe ze thans geregeld is. Hoofdzaak voor ons is echter de namen; uit | |||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||
een vorige vragenlijst is ons gebleken, dat deze ons niet duidelijk kunnen worden, indien wij niet van de plaatselijke situatie op de hoogte zijn. Een aantal der medewerkers heeft aan dit verzoek voldaan en uitvoerig geantwoord, het merendeel heeft zich beperkt tot het antwoord op de gestelde vragen. Uit de antwoorden bleek dat de vraag zo inderdaad veel beter was gesteld, maar de grote fout van déze vraagstelling is, dat er wordt gedacht in min of meer abstracte begrippen, die niet geheel beantwoorden aan de bestaande werkelijkheid. De taak van vroedvrouw is n.l. niet zo scherp gescheiden van die van de baker dat de eerste altijd degene is die het kind ‘haalt’, de tweede degene die moeder en kind na de geboorte verzorgt en eventueel ook het huishouden doet. Een andere fout is - en de vorm van de vraag is daarvan ten dele de oorzaak - dat men deel a van de vraag dikwijls heeft opgevat als volgt: ‘Hoe noemt men de vrouw, die helpt bij de geboorte, indien de dokter wel geroepen is, maar te laat komt.’ In dat geval wordt het antwoord op deze vraag dus: baker, verpleegster, buurvrouw of wie ook aanwezig was ter assistentie van de dokter. Een aantal medewerkers heeft de toevoeging: ‘indien geen dokter aanwezig is’ geheel over het hoofd gezien, zodat ook thans nog heel wat antwoorden onbevredigend zijn. Met de nodige voorzichtigheid zijn echter uit het binnengekomen materiaal wel enkele conclusies te trekken: 1. In enkele gebieden zijn vroedvrouw en baker dezelfde, o.a. in Oostbrabant en Limburg; d.w.z. de vroedvrouw verzorgt moeder en kind na de geboorte enkele malen per dag, maar een buurvrouw zorgt voor de huishouding. 2. In de gebieden waar vroedvrouw en dokter schaars zijn treedt de baker wel op als nood-verloskundige. In het grootste deel van ons land wordt de verloskundige onderscheiden van de baker, het zij die ongediplomeerd is of verpleegster. 3. In sommige streken (plaatsen) is de min of meer gediplomeerde vroedvrouw zeer oud. In andere is het een verschijnsel van veel later tijd. 4. In bepaalde gebieden is de beroepsbaker een onbekend begrip; daar werd vrijwel uitsluitend door buurvrouwen en familieleden gebakerd. 5. De moderne kraamverzorging treedt in de verschillende gebieden in zeer verschillende tijden op. 6. Uit het hele materiaal is wel duidelijk dat, buiten de steden, de | |||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||
beroepsvroedvrouw een jong begrip is, en evenals de beroepsbaker een instelling voor de beter gesitueerden. | |||||||||||||||||||||
Historische toestand:Uit dit materiaal blijkt, zoals te verwachten was, dat de economische toestand van een streek of een plaats, de grootte er van, de min of meer centrale ligging, van invloed zijn op de kraamverzorging. Het onderzoek naar de bizonderheden is meer dan een dialectologisch een sociografisch probleem, waarop hier niet diep kan worden ingegaan. Voor Noordbrabant en Limburg zijn vele gegevens verzameld in enkele medische dissertaties: J.H. Starmans, Verloskunde en kindersterfte in Limburg (Maastricht, 1930); P.E.G. van der Heyden, De zorg voor moeder en kind in Noord-Brabant ([Amsterdam], 1934); H.J. Ensink, Moederschapszorg in het Markiezaat van Bergen op Zoom (Bergen op Zoom, 1940). Voor Overijsel verscheen: J.H. Hagenbeek, Het moederschap in Overijssel (Zwolle, 1936). Een samenvatting van het belangrijkste uit deze werken laten we hieronder volgen: In de 17e eeuw waren er slechts in de steden beroepsvroedvrouwen aanwezig, die slechts heel weinig opleiding genoten hadden, bestaande uit een aantal uren onderwijs van een professor, die zelf in de regel geen verloskundige praktijk uitoefende, en enige praktijk onder leiding van een oudere vroedvrouw. Dat spreekt eigenlijk vanzelf: het beroep begon zich toen eerst te ontwikkelen, nadat gedurende eeuwen de vrouwen elkander hadden geholpen, alleen uitgerust met hun eigen ervaring. Tot het einde | |||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||
van de 19e eeuw is de medische verzorging ook op dit gebied enorm vooruitgegaan, maar nog in deze laatste eeuw wordt voortdurend geklaagd over het tekort aan verloskundige hulp, zowel vroedvrouwen als vroedmeesters. Hierbij gaan ter vergelijking twee schetskaartjes van de toestand in Limburg in 1831 en in 1891: in de plaatsen met een stipje gekenmerkt was toen een vroedvrouw gevestigd, in die met een driehoekje een vroedmeester. Een enkele blik hierop maakt duidelijk dat het voor veel kraamvrouwen niet mogelijk was bevoegde hulp te krijgen. Nog in 1893 was er in 75 Limburgse gemeenten geen verloskundige hulp aanwezig. En in 1905 werd in Westbrabant nog een groot aantal verlossingen gedaan door onbevoegde hulpkrachten, n.l. in Steenderen 58,7 %, Ossendrecht 77 %, Wouw 61,3 %, Halsteren 57,4 %, Nieuw-Vormeer 54,5 % van alle bevallingen. Deze onbevoegde hulpkrachten werden niet met een soortnaam genoemd, maar als buurvrouw met hun eigennaam, dikwijls hun voornaam. Of ze alleen ‘vroedvrouw’ waren of ook ‘baker’ hing geheel af van de plaatselijke omstandigheden. Soms werd het kind gehaald door een handige buurvrouw, die zelf een huishouden had en dus wel enige verzorging op zich kon nemen, maar niet het gehele huishouden van de kraamvrouw. In andere gevallen had iemand, die geregeld ging bakeren, zoveel ervaring dat men haar de bevalling gerust toevertrouwde. Behalve het tekort aan bevoegde verloskundige hulp waren twee belangrijke redenen, waarom men in West-Brabant de voorkeur bleef geven aan onbevoegde hulp, zowel voor verloskundige als kraamverzorging: 1. financiële redenen; 2. de baker was veelal een ideale huishoudelijke hulp, daar ze uit het zelfde sociale milieu kwam.
Sedert het begin van de 20ste eeuw is er van overheidswege veel aandacht besteed aan de kraamverzorging en de geboortehulp, zodat langzamerhand de tegenwoordige toestand ontstond. De vragenlijsten geven op dat in 1936 in Blessum in Friesland b.v. nog een ongediplomeerde vroedvrouw en een ongediplomeerde baker werkzaam waren, in Bakhuizen heerste tot die tijd ongeveer dezelfde toestand. Eerst in de 20ste eeuw hebben dus eigenlijk de beroepen van baker, kraamverpleegster en vroedvrouw zich ontwikkeld. Daarvóór waren er wel een aantal vrouwen die een van beide of beide tegelijk als beroep uit- | |||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||
oefenden, maar er waren er zeker meer, voor wie het burenplicht, burendienst was. Alleen in de steden kan men in vroegere tijd van een beroep spreken. Wanneer zich deze beroepen als zodanig ontwikkeld hebben, is niet uit te maken. De Israëlieten kenden waarschijnlijk de beroepsvroedvrouwen wel, al is uit Exodus 1: 15 dat ook niet met gehele zekerheid op te maken; ook de Grieken kenden de beroepsvroedvrouw, maar wanneer het beroep als zodanig in West-Europa is ontstaan is moeilijk te zeggen, de plaatsen in de literatuur laten veelal beide interpretaties toe. Wel heeft de verloskundige vrouw altijd een zeker aureool gehad, dat zijn uitdrukking vond in de woorden: vroed, wijs, goed, en aan de andere kant was er een gevoel van schuwheid, omdat ze te maken had met de kraamvrouw, die naar het oude volksgeloof als onrein werd beschouwd. Hoe dan ook, de vrouw die het kindje haalde vooral, maar ook de baker, namen in de gedachtenwereld een bizondere plaats in, waardoor het moeilijk wordt de waarde van de vermelding van vroedvrouw en baker in de literatuur naar waarde te schatten. | |||||||||||||||||||||
De woorden:Het resultaat van de gegevens der medewerkers is ongeveer zo, dat de woorden die naar hun oorsprong de betekenis hebben van ‘vroedvrouw’ in hoofdzaak, maar niet uitsluitend worden gebruikt voor de vrouw, die het kind haalt en dat de woorden die naar hun oorsprong de betekenis baker hebben in hoofdzaak, maar ook weer niet uitsluitend gebruikt worden voor de kraamverzorgster. De voorkomende woorden zijnGa naar voetnoot1:
Ten dele daarnaast, maar hoofzakelijk in het overige deel van Nederland de woorden vroedvrouw, juffrouw, baker en varianten. | |||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||
De betekenis der woorden:Naar de oorspronkelijke betekenis ligt in de volgende woorden de nadruk op de functie van kraamverzorgster: kreamwaarster, kreamheinster, minne, voester, achterwaarster. Deze woorden komen dan ook zelden voor in de betekenis gediplomeerde vroedvrouw, wel heel vaak in die van ongediplomeerde. Het woord baker zelf komt vooral in de provincies Groningen, Friesland en Overijsel enkele malen voor in de betekenis van gediplomeerde vroedvrouw, en overal in ons land wel in die van ongediplomeerde.
In de woorden wiesvrouw, wiezemoer, goeivrouw, hoarnwiif, hassejager en hebamme ligt de nadruk oorspronkelijk op het feit dat de vrouw het kind haalt, dus op het begrip vroedvrouw. Wiesvrouw en wiezemoer komen voor in de drie betekenissen van baker, ongediplomeerde en gediplomeerde vroedvrouw, goeivrouw eveneens, hoarnwiif komt niet voor in de betekenis baker, hassejager, alleen als ongediplomeerde vroedvrouw en hebamme weer in de drie betekenissen, in Twente als baker en ongediplomeerde vroedvrouw, in Limburg als baker en gediplomeerde vroedvrouw. De meeste woorden zijn zonder meer duidelijk. In kreamwaarster, kreamheinster en achterwaarster is de gedachte aan de verzorging - waren, heine - hoofdzaak; minne bevat het woord min in de betekenis: liefde die men bewijst aan zwakken en zieken (vgl. minnemoer); voester is eigenlijk degene, die het kind voedt. Beide hebben in Zeeland de betekenis gekregen van verzorgster, baker. Wiesvrouw, wiezemoer en vroedvrouw bevatten de gedachte: wijs. De vroedvrouw was oorspronkelijk de oudere vrouw, met veel ervaring, waartegen men vol respect opzag in de moeilijke omstandigheden van de geboorte. Goei-vrouw is de goede vrouw of het hangt samen met gode-vrouw, gode-moeder, dat door de klankovereenkomst van gode - goed en gode - God (naamvalsvorm) door volksetymologie met goed in verband werd gebracht. Oorspronkelijk was de gode-moeder de peet (vgl. o.a. W. Roukens, Wort- und Sachgeographie in Niederländisch Limburg, Nijmegen 1937, blz. 318)Ga naar voetnoot1. Baker hangt samen met bakeren in de betekenis: verwarmen, koesteren, verzorgen (dat ook samenhangt met bakken). Moeilijkheid geeft de verklaring van hoarnwiif en hassejager. Ver- | |||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||
Gebieden met in hoofdzaak: 1. vroedvrouw, vroedjuffrouw, juffrouw, baker; 2. minne; 3. hassejager; 4. kreamwaarster en kreamheinster; 5. hoarnwiif; 6. wiezemoer; 7. hebamme (ook in 10 en 11); 8. goeivrouw; 9. wiesvrouw; 10, 11. hebamme; 12. voester en achterwaarster.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||
moedelijk is hier oud volksgeloof in verborgen, maar welk is onbekend. Ook Ter Laan geeft in zijn Groninger Woordenboek 't wief mit hoorns, en Waling Dijkstra geeft, naast hoarnwiif: it wiif mei hoarnen (op e kop). Hebamme, een gewoon woord voor vroedvrouw in Duitsland herinnert aan het gebruik dat de vroedvrouw het kind op bevel van de vader van de grond opnam en het hem aanreikte (Handwörterbuch des deutschen Aberglaubens, III, 1589).
Op het bijgaande kaartje van de baker- en vroedvrouw-vormen was het niet mogelijk, daar het formaat klein is, aan te geven hoe de verschillende vormen over de begrippen baker en vroedvrouw zijn verdeeld. Op de kaart die zal verschijnen in de Dialectatlas van Noord- en Zuid-Nederland zal dat wel het geval zijn. Ter vergelijking geef ik hier echter enkele getallen, waaruit duidelijk is waar het zwaartepunt ligt. Van de woorden: baker en varianten, kreamwaarster, kreamheinster, minne, voester, achterwaarster, waar de oorspronkelijke betekenis is: verzorgster, baker, geven ongeveer 600 medewerkers ook deze betekenis op, een kleine 300 de betekenis van onbevoegde vroedvrouw en een kleine 50 de betekenis van gediplomeerde vroedvrouw. En omgekeerd van de woorden: vroedvrouw en varianten, juffrouw, wiesvrouw, wiezemoer, goeivrouw, hoarnwiif, hassejager en hebamme geven ruim 350 medewerkers de betekenis van gediplomeerde vroedvrouw, 50 die van onbevoegde vroedvrouw, en ongeveer 60 die van baker. Zoals te verwachten was lopen de betekenissen van verzorgster en vrouw die het kind haalt het sterkst dooreen bij de woorden met oorspronkelijke baker-betekenis; de minder officiële baker was meer het manusje van alles dan de meer officiële vroedvrouw.
De bovengenoemde woorden komen in verschillende varianten voor, die ook niet op deze kaart zijn aan te geven. Naast baker met de klankvarianten boaker (in Groningen, Drente, Noordbrabant) en baeker (in Zeeland) komen voor: baakster (met dezelfde klinker varianten) en bakerse, boakerske (Groningen), bakersje (Limburg). In baakster is het suffix -er, dat meestal gebruikt werd voor de vorming van mannelijke beroepsnamen vervangen door het vrouwelijke suffix -ster. De baakster-vormen zijn maar weinig minder frequent dan de baker-vormen. Het suffix -ske van bakerske vinden we ook terug bij de hebammevarianten, n.l. heibamsche en heibamske. In oostelijk Zeeuws-Vlaanderen treffen we een enkele maal achterwaarsterigge, waarin het typisch Westvlaamse | |||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||
suffix voor vrouwelijke beroepen -igge nog eens achter -ster met dezelfde betekenis is geplaatst. Naast hassejager komen ook hassefanger en hassefangster voor. Daar de klankvarianten van de overige woorden evenals die in baker vrijwel klankwettig zijn voor de verschillende dialecten, worden ze hier niet vermeld. | |||||||||||||||||||||
Samenvatting:Tussen de begrippen vroedvrouw en baker wordt geen scherp onderscheid gemaakt. Het grootste deel van Nederland kent alleen de algemeen bekende woorden vroedvrouw en baker (met de varianten); alleen de delen van het land, die men min of meer grensgebieden zou kunnen noemen, kennen hiervan afwijkende benamingen. In de meeste gevallen worden dezelfde benamingen min of meer regelmatig gebruikt voor beide begrippen. Afzonderlijke dialectkaarten van de woorden baker en vroedvrouw zouden dus benamingen weergeven voor twee min of meer onderscheiden, maar eveneens min of meer verwante begrippen. Het woord baker is sterker aan het verouderen dan de varianten van het woord vroedvrouw. Jo Daan |
|