Taal en Tongval. Jaargang 1
(1949)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
Een kerkelijk feest en de datering van een taalverschijnselIn Onze Volkstaal, I, 205, vermeldt Brabantius voor Zeeland en Uden de volgende weerspreuk
Sunte Lucę̄i
Dan lę̄ngt den tę̄i
Alle daag ënen haoneschrę̄i
en hij schrijft erbij: ‘Na St Lucia beginnen de dagen te lengen. St Lucia valt op 14 December; het versje dagteekent dus van vóor de invoering van den Gregoriaanschen kalender.’ Deze laatste opmerking nu is inderdaad juist. Het feest van de H. Lucia wordt nu gevierd op 13 December (niet op de veertiende). Dan is er nog geen sprake van het lengen der dagen. Maar dat kan wel geweest zijn vóór de invoering van de Gregoriaanse tijdrekening. Toen immers werd de kalender ineens tien dagen verder gezet. Vlak tevoren was de zonnestand op 13 December dus eigenlijk die van 23 December geweest en dán heeft men de kortste tijd al weer gehad. Welnu: dit gedichtje toont het rijm: Lucę̄i: tę̄i: haoneschrę̄i. Dit rijm kan pas ontstaan zijn, nadat de î gediftongeerd was, want de î zou anders bezwaarlijk hebben kunnen rijmen op haoneschrę̄i, dat ouder schree of schrede bevat. M.a.w. is de diftongering in de plaatsen waar dit versje gemaakt werd van vóór de Gregoriaanse kalender. Dat wil dus zeggen: van vóór 1582, want toen werd deze kalender ook in de Rooms-Katholieke provinciën der Nederlanden ingevoerdGa naar voetnoot1. Ik meen derhalve in dit gedichtje een aanwijzing te mogen zien dat de diftongering in 1582 ook in Noord-Brabant reeds een feit was. Het gedichtje vind ik immers, nu en dan met varianten, doch steeds met het rijm: lucei: schrei in Zeeland (L 157), Uden (L 152), Boekel (L 183), Bakel (L 208), Helmond (L 237), SomerenGa naar voetnoot2 (L 264), Gemert (L 207), Nieuwkuik (K 146), en Leur (K 157a). Voorts wordt het nog door een inzender uit Teteringen vermeld, die echter niet duidelijk zegt of het | |
[pagina 47]
| |
[pagina 48]
| |
Teterings of Bavels is. Ook heb ik een onduidelijke opgave voor Chaam. Ik meen dan dat het een echt Noordbrabants gedichtje is. Cornelissen en Vervliet vermelden bijv. in hun Idioticon van het Antwerpsch dialectGa naar voetnoot1 wel de uitdrukkingen: Me(t) Kers(t)mis zijn de dagen 'nen haneschree gelengd en Me(t) Kers(t)mis (of: me(t) Drijkeuningen) zijn de dagen 'nen haneschreeuw gelengd, maar ons gedichtje is zelfs daar onbekend. Ook Schrijnen's Nederlandsche Volkskunde geeft het noch bij de behandeling der heiligenfeesten, noch bij de weerkalender’Ga naar voetnoot2. A. Weijnen
In het volgend nummer bespreekt Dr P.J. Meertens: De Drenten en hun Taal van Dr J. Naarding (van Gorcum & Co., Assen, 1948) en verschijnt van Dr H.L. Bezoen: Een nieuwe Gallée (naar aanleiding van G.H. Wanink, Twents-Achterhoeks Woordenboek). |