Taal en Letteren. Jaargang 16
(1906)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 221]
| |
Geuzenliedje.In het Bouck van den Crisme 1591-1594, fo. 4, in 't Gents archief, is een ‘Verhoor’ te vinden van ‘Jan Bins Jacobsz., scheepvaerder van zijnen ambachte,’Ga naar voetnoot1) die beschuldigd werd van ketterij, o.a. ook dat hij gezongen had bij de ‘capuchijnen’ op een avond, omtrent negen uur, een ‘lieken’ waarvan een of twee ‘clausulen’ gaen aldus: ‘De jesabelsche priesters en die zijn opghestaan
Met de valsche propheten, hoort mijn vermaen.
Die brenghen dat volck in doolen.
Sij leerenze tot hauten en steenen beelden gaan.
Gods eer blijft daer deure verhoolen.
Ten dient niet verholen, enz.’
Ik had nog geen tijd om onder de geuzenliedjes na te gaan, of dit bekend is. Wie 't alvast weet, mag 't zeggen. Maar ik vestig er hier de aandacht op, vooral, hoe in de oude lijfstraffelike registers, gerechtelike akten, enz. nog wel 't een en ander van deze en soortgelijke aard te vinden is.
B.H. |
|