Taal en Letteren. Jaargang 16
(1906)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |
r: weêlicht; ook weêlichse jonge!); en dit weer tot weerga (sóms ook zonder r: das toch 'n weêgaas werk!) dat wel genomen zal zijn om de klankgelijkheid. Vgl. bv.: wat donder noch toe! - w. donderdag n. t! - w. saterdag n.t.! - en dan soms dit nog weer afgekort: wat sater! (Daar grenst dan de basterdvloek weer aan 'n echte: wat satan! die er wel invloed op kan gehad hebben). Deze uitlegging van weerga wordt eer bevestigd dan tegengesproken door: ik heb geen weerga meer; ‘hij geeft geen weerga om de leer’ (De Gén.); je zal geen weerga ervan hebben; er is geen weerga van waar. Zo'n onneugend nest van 'n meid heb je nooit gezien; er is geen wéérga vàn! (met sterke klemtoon op vàn!). Hier is wel weerga = ‘wedergade’ = gelijke. Vgl. er is geen voorbeeld van. |
|