Het werd geschreven op last van de belgiese regering voor de tentoonstelling in St. Louis.
't Geeft ‘in beknopte vorm,’ iets over de ‘letterkundige evolutie van het Belgiese volk.’ In 't Boekje vindt men antwoord op de vraag, wie er al zo geschreven hebben, en schrijven in 't Vlaanderland, en wat ze schreven. De waardering zal ten Noorden van Schelde en Maas wel eens wat anders uitvallen als van de Vlaming-samensteller.
't Is een goeie legger voor verdere notities, 't Bevat o.m.:
Antheunis, Baekelmans (Lode), Beernaert, Bergmann (Tony), Blommaert, Bogaerd, Bormans, Buysse (Cyriel), Coninckx, Conscience, Coopman (Th.), Courtmans (Mevr.), Dautzenberg, David (Jan Baptist), de Clercq (René), de Cneudt (Richard), de Cort (Frans), de Geyter (Julius), de Laet (Jan), de la Montagne (Victor), Delcroix (Désiré), de Meyere (Victor), de Mont (Pol), de Smet (Alfred), de Vos (Amand), Ferguut (Jan) zie van Droogenbroeck, Gezelle (Guido), Lateur (Frank) zie Streuvels (Stijn), Loveling (Rosalie), Loveling (Virginie), Ram (Hilda) zie Ramboux (Mathilde), Rodenbach (Albrecht), Rooses (Max), Sabbe (Maurits) Sleeckx, Snieders (August), Teirlinck (Herman), Teirlinck (Isodore), van Duyse (Prudens), van Rijswijck (Jan), van Rijswijck (Theodoor), Vermeylen, Verriest (Hugo), Vuylsteke (Julius), Willems (Frans), Willems (Jan Frans).