Taal en Letteren. Jaargang 15

Spaansche Brabander.

Spaansche Brabander vs. 279 vlg. zegt Robbeknol:

‘O bloet, ick heb sulcken honger, ick wou dat ick al an 't wangen was:
Mijn buyck raest anders niet dan of mijn keel ghehanghen was.’

Vergelijk hiermee Duym's Spieghel der Eerbaerheyt, waar ‘Quaet ingheven’ zegt:

‘Goy ick heb pijn int hooft en mijn maech is schier hol,
Ick wed' dat de buyck meynt dat de keel al verworcht is.’

Dit laatste was in dien tijd dus blijkbaar een gangbare uitdrukking.

Vgl. ook in de Reynaert vs. 3426.

Vs. 1823 vlg. zegt Robbeknol als antwoord op Geeraert's: ‘Roept hem, jonghen! flucx oock, wat brabbelt my den guyt’ het volgende: ‘Bestevaer, jy vaert voor morghen niet, al roep jy wat luyt, Ghy ouwe sagghelaer’. In de edities Verwijs-Nauta, en Terwey wordt van de laatste

[p. 433]

uitdrukking geen verklaring gegeven, hetgeen toch wel wenschelijk was geweest.

Robbeknol wil zeggen: ouwe heer, jij meent het nog niet zoo erg, al schreeuw je wat hard, ouwe sukkelaar.

Vgl. Winschooten's Seeman (1681, bl. 321): hij roept lui, en hij vaart voor morgen niet: het welk eigendlijk beteekend de veerman roept wel hard en stijf, alsof hij vaaren soú: maar hij heeft het van daag niet in den sin; oneigendlijk, hij is soo quaad niet, als hij wel lijkt.

Zie verder Asselijn's Jan Klaaz vs. 431.

Leeuwarden.

K. Poll.