Taal en Letteren. Jaargang 15
(1905)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 217]
| |
Kleine meedelingen.Die Entwicklung der kindlichen Sprache von H.A. Idelberger. - Berlin, Hermann Walther. 1904. - In dit geschrift van een 90 blzz. zijn over de eerste kinderklanken en voornamelik over de vroegste kindertaal enkele reeksen van waarnemingen meegedeeld, die de Schrijver, daartoe opgewekt door z'n stadgenoot, de Züricher psycholoog professor Meumann, òf zelf heeft gedaan òf door andere daartoe door hem geschikt geachte personen heeft laten doen. 't Meeste materiaal is door de Schr. zelf bijeengebracht; en als waarnemingsobjekt diende in hoofdzaak z'n zoontje Kurt. Bovendien heeft de Schr. nog drie andere kinderen - een meisje en twee jongens - waargenomen en heeft zijn vrouw later nog vrijwat van Kurt opgetekend, dat 't grootste deel van een ‘Nachtrag’ uitmaakt. Twaalf andere kinderen - waaronder vijf meisjes - zijn door anderen waargenomen (vgl. ‘Vorwort’). Bij 't onderzoek naar 't ontstaan en de ontwikkeling van de kindertaal zijn er twee problemen, die steeds de meeste belangstelling hebben gewekt, namelik ‘das Problem der ersten Wortbedeutungen beim Kinde’ en ‘das Problem der Worterfindung’. De behandeling van deze beide problemen vormt de hoofdinhoud van Idelbergers geschrift. Een ander niet onbelangrijk vraagstuk is ‘die Lautentwicklung und deren äussere Bedingungen’; dit wordt in een ‘Anhang’ behandeld. En aan dit alles gaan een paar hoofdstukjes vooraf, waarin onderwerpen van algemeenpsychologiese aard kort worden afgedaan, die voor een goed begrip van de eerste woordbetekenissen en de klankontwikkeling bij | |
[pagina 218]
| |
't kind in z'n prilste jeugd niet te missen zijn. ‘Beobachtungen über das Verhältnis des Gefühls- und Willenslebens zum Vorstellungsleben beim Kinde’ waren voor de behandeling van 't eerste hoofdprobleem (: de eerste woordbetekenissen) nodig, terwijl ‘Beobachtungen über die Energie der Aufmerksamkeit’ aan de behandeling zowel van 't zo juist genoemde hoofdprobleem als van de klankontwikkeling ten goede kwamen. De gevolgtrekkingen nu uit alle waarnemingen en redeneringen komen overeen met hetgeen over dezelfde onderwerpen te vinden is in Meumann, Die Sprache des Kindes, en in Wundt, Völkerpsychologie I Sprache 1, onder ‘Sprachlaute des Kindes’; wat trouwens te verwachten is van wie principiëel de door Wundt gevestigde ‘voluntaristiese psychologie’ - tegenstelling hier: ‘logiese psychologie’ - aanvaardt en geheel en al de methode van onderzoek volgt, die ook bij Meumann, t.a. pl., is te vinden. Ik kan dan ook naar Meumann en Wundt verwijzen, voor wie uitvoeriger vergelijking met Idelberger wenst; en voor beknoptere vergelijking geeft 't een en ander mijn aankondiging van Meumann, Die Sprache des Kindes, in T. en L. 13 (1903), blz. 174/84. Bij hetgeen ik in de zoëven genoemde aankondiging refereerde, wil ik intussen naar aanleiding van Idelbergers werkje nog dit voegen: 't Kind wordt in z'n prilste jeugd nog geheel door driften en affekten beheerst; eerst tegen de leeftijd van anderhalf jaar begint het intellektuele leven zich te vertonen, natuurlik aanvankelik heel eventjes en vluchtigjes. Hiermee in overeenstemming hebben de geluiden en klanken in 't begin van de eerste eigenlike spreekperiode - in de eerste maanden van 't tweede levensjaar - alleen emotioneelvolitionele betekenis (vgl. de vele reduplikaties!); ongeveer van de vijftiende maand af begint daarnaast intellektuele, d.i. voorstellingsbetekenis op te treden. Maar deze intellektuele betekenis bestaat nog slechts uit een of andere partiële voorstelling (deelvoorstelling) van de hele verrichting, 't hele voorwerp, de hele eigenschap of de hele | |
[pagina 219]
| |
betrekking, die in klank worden aangeduid. En velerlei verrichtingen, voorwerpen, eigenschappen en betrekkingen, die later nauwkeuriger worden waargenomen en onderscheiden en hiermee in overeenstemming verschillend worden benoemd - voor zover dit de taalbeheersers in de omgeving van 't kind doen en geheel in navolging daarvan -, drukt 't jeugdige kind nog slechts door eenzelfde klank of klankverbinding, m.a.w. door eenzelfde woord uit. Dit is geen gevolg van ‘begripsveralgemening’, zoals Preyer e.a. meenden en sommigen nog menen; maar 't heeft tot oorzaak de apperceptie van een bepaalde konkrete deelvoorstelling in de bedoelde velerlei gevallen; daarmee gaan samen associaties en reprodukties, waarop hier niet verder kan worden ingegaan; en zo komt 't woord aan z'n eerste, uitsluitend konkrete, voorstellingsbetekenis (vgl. blz. 43/5 en 86; en Meumann, t.a. pl. blz. 60 v.v.). ‘Mit Rücksicht hierauf könnte man die assoziativ-reproduktive Sprachstufe auch als die Stufe der partiellen Benennung bezeichnen’ (blz. 86). De oplettendheid, waarmee 't jeugdige kind opmerkt, bezit nog te weinig energie en is nog te weinig konstant, dan dat iets anders zou verwacht kunnen worden. De vraag naar de ‘Worterfindung’ heeft Idelberger zó geformuleerd: Komt 't voor, dat kinderen geheel spontaan woorden voortbrengen, dus zulke woorden, ‘welche in keiner Weise auf äussere Anregung zurückzuführen sind?’ (blz. 47). Deze formulering wijkt af, zoals men ziet, van die, waarin men zich houdt aan 't begrip ‘Erfindung’ als ‘ein planmässiges, absichtliches Vorgehen’, verbonden dus met een ‘Vorstellung von einem Zwecke, der verwirklicht werden soll’ (blz. 46), wat haast vanzelf sprekend voor die leeftijd is buitengesloten, maar waartegen Meumann en Wundt toch nog krachtig opkomen, omdat zoveel mannen van betekenis deze opvatting huldigden en ze nog altijd voorstanders telt. Ze wijkt ook af van de opvatting van ‘Erfindung’ als ‘absichtliche Umformung sprachlicher Ausdrücke der Erwachsenen seitens der Kinder’, die C. Stumpf in Eigenartige sprachliche Entwickelung eines Kindes (Zs. f. pädagogische Psychologie III, 6, blz. 422/3) weergaf. | |
[pagina 220]
| |
Idelbergers opvatting van ‘Worterfindung’ als spontane woordvoortbrenging is zeer zeker een gelukkige parallel tot de inderdaad spontane ‘Lalllaute’, die 't kind tot in de eigenlike spreekperiode (begin van 't tweede levensjaar) uit. En de formulering van de vraag is daardoor m.i. de meest juiste. Alleen moet ik er bij opmerken, dat de wijze van voorstelling op blz. 46/7 bij Idelberger de schijn kan wekken, alsof Schr. hier een geheel eigen, zelfstandige opvatting en formulering gaf. Dit nu is niet het geval; zie Meumann, t.a. pl. 29 v. en 33 v. en vgl. ook Wundt t.a. pl. Deze schijn, die niet in de bedoeling van de Schr. kan hebben gelegen, had met een ietwat andere wending in z'n redenering vermeden kunnen worden. Dat nu Schr. ook deze vraag geheel beantwoordt zoals Wundt en Meumann - en ook Preyer -, heb ik al te kennen gegeven. En de gevallen, waarin kinderen zelfs tot hun 6e of 7e jaar er een geheel eigen taaltje op nahouden, dat intussen steeds vrij plotseling verdwijnt, kunnen de waarde van 't ontkennende antwoord op de gestelde vraag slechts in schijn verzwakken, in werkelikheid geenszins.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 221]
| |
Het eigene van Idelbergers boekje bestaat - om hiermee 't geheele werkje te karakterizeren - in 't waargenomen materiaal en de daarmee samenhangende nadere toetsing van de uitkomsten van Meumann (en Wundt) omtrent kinderklanken en kindertaal, wat trouwens al dadelik door 't motto uit Meumanns Sprache des Kindes, dat boven de Voorrede staat, door Schr. zelf wordt te kennen gegeven. Naar aanleiding nu van dit verdienstelike materiaal van waarnemingen, dat Idelberger levert, wenste ik nog een opmerking te laten volgen. Wat zou namelik m.i. zulk materiaal aan bruikbaarheid voor taalpsychologiese doeleinden winnen, als 't in een chronologies-synchronistiese tabel was samengevat. Een dergelijke tabel heeft Stern - hiervóor in de noot genoemd - met z'n vrouw samengesteld en op 't reeds genoemde kongres te Giessen ten toon gesteld. Ofschoon ik die tabel niet heb gezien, kan ik me uit de beschrijving ervan - zie 't aangehaalde verslag (Bericht) van dat kongres, blz. 107; en blz. 62 van Die Ausstellung von experimental-psychologischen Apparaten und Methoden bei dem Kongress für experimentelle Psychologie in Giessen 18-21 April 1904, bearbeitet von Prof. Dr. Sommer en ook in 1904 bij J.A. Barth te Leipzig uitgekomen - toch wel een voldoende voorstelling vormen, om de waarde van zo'n tabel te kunnen beseffen. Mogen anderen voortaan 't voorbeeld van Stern volgen: goede hulpmiddelen zijn ook voor wetenschappelike doeleinden steeds welkom. - Zwolle. J.G. Talen. |
|