Taal en Letteren. Jaargang 13
(1903)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 314]
| |
Boekaankondiging.
Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, naar hun oorsprong en beteekenis verklaard door Dr. F.A. Stoett.
| |
[pagina 315]
| |
Opvallend is lens in het Deensch-Noorsch voor free from water of figuurlijk devoid of zooals in lens for Penge, ons ‘lens’. Parallel met Servilius-zijn: Ick sal u uwen text lesen loopt laese en Teksten. Voor 1193 vinden we onder Lijs = licht: staa sig selv i Lyset, waarvan weer het Engelsch de parallel geeft: to stand in one's own light. Is het wel duidelijk, dat Hi staet hem altoos in sijn licht niet reflexief is? De uitdrukkingen er ging mij een licht op en zijn licht niet onder de korenmaat zetten zijn ook in het Deensch-Noorsch gemeengoed geworden, en zoodoende hebben we dus voor de algemeene idiomatiek der moderne talen weer een nieuw nummer, daar ook het Duitsch en het Fransch hebben resp. sein Licht unter den Scheffel stellen en mettre sa lumière sous le boisseau. Het Engelsch blijft natuurlijk niet achter. Even rijk haast is de voorraad voor in lichte laaie. In den in 1900 verschenen roman Hjaertets Gaerninger van Sven Lange is pag. 195 te vinden: blusse op (opvlammen) i lys Lue; het Zweedsch heeft i ljusan låga en het Duitsch lichterloh. Voor: dezelfde geschiedenis, zaak heeft ook het Deensch-Noorsch den gamle Vise = the old story (D.N.E.), terwijl oude liefde roest niet (1202) letterlijk is = gammel Kaerlighed ruster ikke (D.N.E.) Eigenaardig is het dat het 17de eeuwsche: zweren, dat men zwart wordt en het Groningsche: lijgen dat 'e swart wordt hun parallellen vinden in het levende Enge sch: to swear till one is black in the face en bijv. he lied till he was black in the face (Thackeray, Newcomes p. 655 New. Cent. Ed.) Zeker opvallend is Deensch-Noorsch: her hjaelper ingen kaere Mo'r naast ons ww. lieve moederen in verbinding met helpen. Met ‘lip’ = Laebe vinden we bide sig i Laeben = to bite one's lip (D.N.E.) = Fransch se mordre les lèvres! Onze uitdrukking de loef afsteken is tage Luven fra en, figuurlijk beat, outdo, outstrip one enz. (D.N.E.) Het Deensche-Noorsche Lurendrejer en Lurendrejeri herinnert natuurlijk dadelijk aan ons iemand een loer draaien (1224). | |
[pagina 316]
| |
Ook het Platduitsch kent Lurrendreeier, terwijl verder in de beteekenis van iemand knoopen draaien in het Deensch-Noorsch voorkomt dreje en Knapperne. De uitdrukking eigen lof stinkt (1225) is Deensch-Noorsch: Selvros stinker en in het Zweedsch: Eget beröm luktar illa en verder is lont ruiken letterlijk lugte Lunten = to smell a rat (D.N.E.) In eigenlijken zin geeft het D.N.E. Wdbk. Muren staar i Lod = the wall is plumb. Voor de lucht van iets krijgen (1240) kan nog aangehaald worden het Zweedsche få snuv af en het Italiaansche aver odore d'una cosa. Ons in de lucht schermen is te vergelijken met faegte i Luften; verder ontbreken ook hier de luchtkasteelen niet: bygge Kasteller i Luften (D.N.E.), terwijl nog uit de lucht gegrepen is greben ud af Luften = utterly unfounded (D.N.E.) Dicht bij: So wie eerst ter molen coemt etc. (1253) staat Deensch-Noorsch: Hvem der kommer först til Mólle, faar först malet. Waarom staat er in 1264 achter ‘standje’, (hd. Ständchen)? Het Deensch-Noorsche: et Ord er et Ord og en Mand er en Mand is bij onze spreekwijze (1267) en de Duitsche: ein Mann, ein Wort zeer mooi de dritte im Bunde voor de variaties, terwijl letterlijk weer 1268: het schip verging met man en muis is Skibet forgik med Mand og Mus (D.N.E.), tusschen haakjes = mit Mann und Maus (Spruyt, Hochd. Spracht. p. 10). Met masker heeft men tage Masken af en rive Masken af en (D.N.E.) Ook in het Deensch-Noorsch heeft ‘matador’ de beteekenis van ‘heele baas’, zooals blijkt uit D.N.E., dat opgeeft Matador = mighty man, big-wig, swell. Ons; het ging hem door merg en been (1301) is letterlijk en figuurlijk = dit gik ham gennem Marv og Ben. Hierbij kan nog vermeld worden (anticlericaal) in merg en nieren als variant van in merg en been en in hart en nieren. | |
[pagina 317]
| |
Ook de fig. beteekenis van iemand het mes op de keel zetten (1303) vindt men in saette en Kniven paa Struben = to bring one to bay (D.N.E.) Bovendien vinden wij het beeld terug in: have Kniven paa Struben = have the halter round one's neck (D.N.E.) Voor: de moed zinkt hem in de schoenen haal ik ter vergelijking aan: Hjertet sank ham ned in Bukserne = his heart went down to his shoes (D.N.E.) Voor het Eng. vergelijke men ook nog:.... with my heart somewhere down in mij shoes (Tauchnitz, Elizabeth and her German Garden p. 17). Even goed als het Hollandsch heeft het Deensch-Noorsch: Köle sit Mod paa, het Duitsch sein Mütchen kühlen en het Eng. to cool one's courage. De letterlijke vertaling van met de moedermelk inzuigen n.l. indsuge med Modermaelken wordt in dezelfde gevallen gebruikt als bij ons. Verder is merkwaardig: Mutters ene of Mutters alene (vgl. 1321), terwijl voor moederziel nog te vergelijken is: hver eneste Moders Sjael every mother's son (D.N.E.) Met iemand den mond stoppen (1328) is te vergelijken: stoppe Munden paa en = to silence one (D.N.E.) en verder heeft men hold Mund = hold your tongue (D.N.E.) Aan het Duitsch herinnert holde ren Mund en aan iemand iets in den mond geven (1332): laegge en Ordene i Mund, wat echter beteekent put words in another's mouth. Nog is snakke en efter Munden geheel gelijk aan ons naar den mond praten (1335) en myndig = ‘machtig’ en ‘meerderjarig’. Tot de vreemde woorden in het Deensch-Noorsch en Zweedsch behoort ook mores = ‘manieren’ en de Moriaan komt voor in de zegswijze: vadske en Morian hvid = wash a blackamoor white (D.N.E.) Met ‘mouw’ heeft het Deensch-Noorsch ryste en Tale af Aermet en binde en noget paa Aermet. Voor het Eng. lette men nog op: in one's sleeve bij Roget onder hidden dat ook beteekende ‘in petto’. Aardig naast ‘muilpeer’ is in het Deensch-Noorsch varme vaffler dus = een ‘wafel’ (1367). Het Deensch-Noorsch kent in eig. zin slaa Mönt, maar met | |
[pagina 318]
| |
gelijken munt betalen is net als bij ons betale en med lige Mönt. Het in vele talen bekende gezegde de muren hebben ooren luidt in 't Deensch-Noorsch vaeggene have Oeren. Eigenaardig heet er een aanval van de nachtmerrie (1388) Mareridt. En in het Deensch-Noorsch en in het Zweedsch vinden we terug den nagel aan iemands doodkist (1391). Vgl. D.N.E.: det var en Pind til hans Ligkiste en S.D.N.: en spik i hans likkista. Ruimere beteekenis dan in 't Nederlandsch heeft de uitdrukking in het Engelsch, waar a nail in one's coffin zelfs is afgedaald tot ‘'n lam ding’ of een borrel. Ons zijn natje en zijn droogje (1393) heeft tot parallel hverken vaadt eller tort = neither bite nor sup (D.N.E.) en de natuur gaat boven de leer (1394) Naturen gaar over Optugtelsen (D.N.E.), wat in Ferguut 2099 uitgedrukt is door: Nature trect meer dan hondert stiere. Met neus is de voorraad weer zeer rijk. We hebben före en ved Naesen (1405), kaste of rive en noget i Naesen (1407), stikke sin Naese i (1412), faa en lang Naese (1413), saette en en Voksnaese paa (= mystificeeren, bedotten) en voor het Zweedsch draga vid & näsan (1405). Is de uitdrukking iemand ooren aannaaien (vgl. 1414) bij ons in onbruik? In Hartog's Buurtleven (XXde Eeuw, Dec. 1902) kan men vinden: ‘.... bluffen maar. Je hoefde mekaar toch geen ooren an te naaien.’ Voor op het nippertje (1419) is te vergelijken paa Nippet = on the point af, with in an ace of (D.N.E.) Nood komt weer voor in verscheidene uitdrukkingen: Nöd bryder alle Love (1421), = naar Nöden er störst, er Hjaelpen naermest (1423) = ‘When things are at the worst, they must mend’ by Richardson in Clarisse Harlowe. Het Zweedsch heeft Nöden har ingen lag en göra af nöden en dygd, in het Deensch-Noorsch gjöre en Dyd af Nodvendígheden (1424). Verder is Nöd ook ‘noot’ en bestaat er: en haard Nöd at knaekke (D.N.E.) Voor een nul in het cijfer vergelijke men: han er et rent Nul = un zéro (Storm, Dial, franç. 216). | |
[pagina 319]
| |
Opvallend is het Zweedsche af noll och intet värde = ons van nul en geener waarde (1432). Het Latijnsche oleum igni (1434) is öse olie i Ilden (D.N.E.) = Oel ins Feuer gieszen. Bij onkruid vergaat niet (1449) hoort het Deensch-Noorsche Ukrudt forgaar ikke (Storm, Dial. franç. p. 39) en het Zweedsch ondt krudt förgås ej = Gmauvaise herbe croît toujours en in het Engelsch: Ill weede growth fast (Heywood 1546). Met ‘oog’ krijgen we, behalve de bijbelsche zegswijzen 1450 en 1451, onder vier oogen, b.v. jeg maa tale under fire Öjne med ham (D.N.E.) = It. sotto quatr' occhi; verder bij 1459 ude af Öje, ude af Sind, in het Engelsch vóór Heywood 's tijds (1546) evenals bij ons fer from eghe, fer from herte (Kington Oliphant, The New English I 504Ga naar voetnoot1), bij 1457 se en (noget) under Öjne, terwijl nog oogendienaar (1445) is Öjentjener en oogappel (1462) öjesten ook in fig. zin. Het Zweedsch heeft hafva godt öga tillhave et godt Öje til. Voor de litteratuur over het ‘kwade’ oog vgl nog: R.C. Maclagan, The Evil Eye in the superstitions beliefs and practices of the Gaelic speaking Highlanders (Londen, Nutt). Met het Zuid-Nederl. iemand zijn ooren verwarmen (1469) komt overeen 't Deensch-Noorsche varme ens Ören = box one's ears (D.N.E.) Verder wordt vertaald: det maa have ringet for dine Ören = your cheeks must have been very hot (vgl. noot 1 bij 1470), waarbij nog komt het Eng.: Her eares might well glow, for all the towne talked of her (Kington Oliphant, The New English I, 503). De ‘oorveeg’ heet ook Deensch-Noorsch Örefigen. 1494 is: som de gammele sjunge, saa Kvidre de unge (D.N.E.) Grappig is het verlatijnschte overduivelen (1497): superdiaboliseeren! Gelijk aan ons overhand is Deensch-Noorsch overhaand in: | |
[pagina 320]
| |
have en tage overhaand. Ook het Zweedsch heeft öfverhaand en ofverhandtagande. Ouder dan Kiliaen is een Beleg uit het Eng. van John. Barbour (+ 1395): get the ourhand uit den Bruce (vgl. Kington Oliphant, The New Engl. I 94). Ook het Zweedsch kent sätta öfver Styr - Deensch gaae is een drukfout voor gaa. Zoo zijn er meer! Voor 1507 is de Deensch-Noorsche parallel: given Hest skal man ikke se i Munden. Als teeken van overwinning geldt ook in het Noorden de palm: vinde Palmen en staa med Palmen i Haenderne (D.N.E.), terwijl panik (1522) daar mede tot de vreemde woorden behoort; en het pantoffelregement er niet onbekend is, blijkens staa under Töfflen = to be henpecked (D.N.E.) of zoo men wil under petticoat-government. De beteekenie ‘inpompen’ van met den paplepel ingeven (van Dale) heeft ook give ham det ind med Skeer (= lepels) in het Deensch-Noorsch. Larsen geeft als biblicisme op har ikke (= niet) Del eller ( = of) Lod i, wat te vergelijken is met het Eng. neither part nor lot, dat echter als biblicisme weinig bekend is. Voor part en deel is te citeeren het Eng. part and parcel, vroeger (Pecock, Repressor of overmuch blaming the Clergy 1449) = have part und lott in. Bij nader zoeken vind ik: ‘Gij hebt geen deel noch lot in dit woord’ (Handelingen 8, 21). Eveneens citeert Larsen als aan den Bijbel ontleend: hvo som rorer ved Beg besmittes, waarvoor vgl. no. 1538. Ook in het Deensch-Noorsch is de pennelikker (1542) bekend als Penneslikker = quill-driver (D.N.E.) Voor ‘zeer duur’ = peperduur (1544) heeft het Deensch-Noorsch (det er) prebet. Vgl. ook Eng. salt = ‘costly, expensive’ (Chambers) of gesalzen, gepfeffert (Plügel) en It. salato! In het Deensch-Noorsch voelt men pijpen (1560) als znw. Vgl. danse efter ens Pibe (D.N.E.) Met pikbroek (1562) is te vergelijken Begtröje = eig. pikbuis = Jack tar (D.N.E.) | |
[pagina 321]
| |
De pil komt voor in de beide door Dr. Stoett verklaarde zegswijzen 1563 en 1564, resp. en bitter Pille, niet ‘to eat a bitter pill’, wat belachelijk is, en forgylde Pillen = It. indorare la pillola. Een parallel van niet voor de poes (1581) is het enkel in Noorwegen bekende ikke for Katten, van een poets spelen Deensch-Noorsch spille en et Puds, Zweedsch puts en van op de pof Deensch-Noorsch tage (faa) paa Puf. Eigenaardig is het Noorsch laese paa Puf eig. ons op de bof! De beste kleeren: pontificaal (1587) heeten ook in het Deensch-Noorsch Pontifikalier, Eng. canonicals! Dezelfde beteekenis als op zijn achterste pooten gaan staan heeft Saette sig paa Bagbenene, Eng. stand on one's kind legs, maar minder gebruikelijk dan bij ons. Voor kleine potjes hebben ook ooren (1601) vindt men: smaa Gryder har ogsaa Ören = petit chaudron, grandes oreilles (Storm, Dial, franç. 39), bij Heywood: Small pitchers have wyde ears. Het zuw. Prik = stip komt voor in paa en Prik (D.N.E.) en uit til Punkt og Prikke met dezelfde beteekenis blijkt, dat de opvatting van het Ndl. Wdbk. véél voor heeft. Bij de onder 1637 gegeven parallellen hoort: han er som det femte Hjul til en Vogn. = the fifth wheel to the coach. Het is zeker vreemd, dat de verbinding recht en slecht, in Zuid-Nederland onbekend, teruggevonden wordt in het Deensch-Noorsch: slet og ret (D.N.E.) Letterlijk te vertalea is: na regen komt zonneschijn (1644) = efter Regn kommer Solskin (D.N.E.), zoo ook van den regen in den drup (1645) = (komme) af Regnen i Tagdryppet; ook bestaat nog hjaelpe En af Asken i Ilden (= vuur). Shakespeare heeft from the smoke into the smother (As you like it I, 2, 299). Voor 1652 vgl.: skära breda remar ur en annans hud in het Zweedsch = e kaere brede Remme af en anden Mands Hud. Ter aanvulling van de noot op 1658 nog deze mooio pas- | |
[pagina 322]
| |
sage voor het Engelsch: ‘As for the white one (shawl), the priceless, the gossamer, the fairy web, which might pass through a ring,.... (Thackeray, The Newcomes, LI, p. 616). Ook het Deensch-Noorsch heeft Ror (= roer) voor ‘bestuur’. Men vgl. komme til Roret = to come into power (D.N.E.) Het Noorsch, niet het Deensch, kent ook Rus = ons ‘roes’. Zoo bestaat paa en Rus = op goed geluk en russalg = ons ‘verkoop bij den roes’. Bovendien hebben de drie talen Rus = hd. Rausch. Men vgl. have en lille Rus en sove (= slapen) Rusen ud (D.N.E.); voor het laatste het Zweedsche: sofva bort ruset. Ons zyn rokje omkeeren (1665) = vende Kaabe (D.N.E.) en op rozen gaan (1672) danse paa Roser (D.N.E.) Waar heeft Dr. Stoett het Engelsche many a tame lamb enters the same fold (1686) vandaan? Dat ziet er verdacht uit. Voor op het droge = ‘in veiligheid’ vgl.: have sit (= het zijne) paa det törre = to be well off (D.N.E.) en voor 1701 Deensch Skidt med det! en Noorsch Skidt i det = never mind that! (D.N.E.) De uitdrukking iets in zijn schild voeren is före i sit Skjold (D.N.E.) en Zweedsch föra i skilden. Met schoen hebben we vide hvor Skoen trykker (D.N.E.) = to know where the shoe pinches, en Zweedsch: hvar skon klämmer. Vgl. 1710 en voor het Eng. bij 1712 nog he wished to stand in my shoes (Gil Blas, 1749). Opmerkelijk is over en lav (= laag) sko = wholesale (D.N.E.) De schoenmaker komt voor in de uitdrukking: Skomager, bliv ved din Laest (D.N.E.), één van de parallellen der levende talen. Uit het Latijn: ne sutor utra crepidam heeft Hazlitt het woord ultra-crepidarian gefabriceerd. (Vgl. Taalstudie IX, 345). Niet alleen in het Duitsch, maar ook in de Noorsche talen vindt men uit de school klappen, zoo Zweedsch sqvallra ur skolan = sladre af Skolen, ook in het Eng. to tell tales out of school, reeds bij Tyndale (1527). Met over den schouder aanzien (1728) is te vergelijken se en over Skulderne en met op losse schroeven zetten (1731): saette | |
[pagina 323]
| |
sin Ord paa Skruer = use ambiguous language (D.N.E.) Ook het Zweedsch heeft nog zonder ‘los’: ställa på skrufvar. Opvallend is in het Deensch-Noorsch Slampamper met de beteekenis van wishy-washy. Ook heeft het tage paa Slaebetov, ten minste in eig. zin = Eng. to take in tow (ook fig.) Is met slip vangen (1761) niet te vergelijken, ook voor de verklaring, give slip paa noget = let go (D.N.E.)? En het Eng. to get the slip en to give one the slip? Ook het Zweedsch kent Smorja på of upp in de beteekenis van ‘afranselen’ (1765); en zelfs is Snushane in het Deensch-Noorsch terug te vinden. Jessen citeert ook nog een Platduitsch Snuushane. De beteekenis is anders, n.l. ‘snuftelaar’. Met snuiten = bedriegen (1774) komt echter volmaakt overeen snyde = cheat, take in, victimise (D.N.E.) en met in zijn eigen vet laten smoren (1779): stege (= braden) en i hans eget Fedt, waarvoor in het Eng. reeds in de 14de eeuw: frye inne oure owne gres. Nog is te vergelijken It. lasciar bollire nel suo brodo. Letterlijk over te brengen is de spijker op den kop slaan (1792) = slaa Sömmet paa Hovedet (D.N.E.) Varianten bij spiksplinternieuw (1796) zijn Zweedsch sping spångande ny en Noorsch splinter (nagende) ny, terwijl het spits bieden (1798) is bijde en Spidsen = make head against (D.N.E.) en zijn sporen verdienen (1801) = vinde of tjene sine Sporer (D.N.E.) Naast op sprong staan hoort ook nog staa paa Springet = be on the point of (D.N.E.) en behalve het hd. heeft ook het Deensch-Noorsch den staf breken (1811)= brydde Staven over. Met steek hebben we twee nauwe parallellen: lade en i Stikken (1820) en holde Stik (D.N.E.); het Zweedsch geeft stå of lemna (= laten) i sticket en hålla stick, waarnaast eigenaardig in het Engelsch to hold water. Samenstellingen als stokdoof enz. (1826) kent ook het Deensch-Noorsch, bijv. stokblind, stokdöd, stokdöv of stoksikker | |
[pagina 324]
| |
in het Deensch. Ons een stokje voor iets steken is weer letterlijk saette en Pind (= stok, pin) for noget (D.N.E.) evenzoo een storm in een glas water (1843) = en storm i et Glas Vand, en een streep door de rekening (1846) = en Streg i Regningen (D.N.E.) Verder is een strooman (1849) = Stroomand, letterlijk weer zich aan een stroohalm vasthouden (1850) = gribe efter et Halmstraa en tegen den stroom (1851) = mod Strömmen (fig.) Bij 1869, 1870 en 1872 hooren de parallellen: vise Taender, bevaebnet til Taenderne en föle en paa Taenderne (D.N.E.) Figuurlijk beteekent traede en paa Töerne in het Deensch-Noorsch to trifle with one, dus niet to tread on a person's toes, dat overeenkomt met onze uitdrukking (1878). In alle opzichten evenwel is saette Taering efter Naering = de tering naar de nering zetten (1884), eveneens vaere godt skaaren for Tungebaand (D.N.D. = wel van den tongriem gesneden zijn (1898) en angive Tonen = den toon aangeven (1899), terwijl het Zweedsch nog geeft en hög ton anslå of anslå en annan ton, waar het Deensch heeft tale als werkwoord. De uitroep top! (1901) komt in alle drie de talen voor - vgl. Zweedsch topp! Voor 1917 vinden we de parallellen Uglen tykker hendes Börn er de könneste en enhver mener hans Ugle er en Falk (D.N.E.), maar eigenaardig is in het Deensch fange en Ugle niet zooals bij ons een uiltje vangen, maar het Eng. to catch a crab. Ook in technischen zin (zeemansterm) komt het èn in het Deensch en in het Noorsch voor. In het Deensch-Noorsch komt ook nog voor tomme Tönder buldre mest: dit ter aanvulling van de onder 1936 gegeven Zweedsche zegswijze. Mede ter aanvulling (bij 1946) kan dienen: vaere naer ved at gaa ud af sit gode Skind = get quite beside one's self (D.N.E.) In het Eng. dagteekent de parallelle uitdrukking uit ± 1450. Kington Oliphant citeert uit de Chester Mysteries: flye out of his Skynne, uit de 17de eeuw: leap out of his skinne. Eigenaardig is het dat ook het Schotsch heeft: to be like to loup aut o' one's skin, niet waar er sprake is van ‘vrees’ of | |
[pagina 325]
| |
‘woede’, maar van ‘vreugde’ (vgl. Jamieson, Scottish Dict. i.v. loup). Het Hollandsche veld is Deensch-Noorsch Mark en wordt aangetroffen in de uitdrukkingen slaa af Marken, römme Marken en lade en beholde Marken. Wel kent het Deensch-Noorsch iets verbloemen (1951) niet, maar toch heeft het forblommet = expressed by innuendo, covert, ambiguous (D.N.E.) en bijv. give at forstaa paa en forblommed Maade (= wijs). Het Zweedsch geeft förblommera = ons verbloemen en zelf förblommering. (S.D.N.) De gedachte sapienti dictum sat (1967) is et Ord er nok for den viise (D.N.E.); en met het 16de eeuwsche dat vet afscumen (1975) is te vergelijken skumme Flöden (= room) af (D.N.E.) Verder met vet nog de antiparallel: faa sit Fedt = ‘er van langs krijgen’ (D.N.E.) Met vinger treft men aan: mine Fingre klö (= jeuken) efter (1986), giv ham en Finger og han tager hele Haanden (1991), have lange Fingre (1992), se igennem Fingre med (1993), snor ham (= windt hem) om sin lille Finger (1997) en slaa en paa Fingrene (1898). Het Zweedsch heeft se gennom fingren med en om (= als) han får ett finger, träder han in hela armen. Het Engelsch bij 1993 is niet geheel zuiver. Er moet bij to look through the fingers nog at of upon a thing. Deze uitdrukking wordt volgens Kington Oliphant vaak gebruikt in de Schotsche State Papers omstreeks 1570, maar voor dien tijd wordt ze aangetroffen bij Latimer (1491-1555) en Coverdale. Ofschoon archaistisch thans trof ik toch nog een bewijsplaats in de Eng. vertaling van Quo Vadis p. 21.... ‘being an indulgent man and one not fond of criticising, (Petronius) looked upon the revels through his fingers’. Te vergelijken zijn nog de volgende uitdrukkingen hverken Fugl eller Fisk (2001), Fisken skal srömme (2002), saa frisk som en Fick (2003). In eigenlijken zin heeft het Deensch-Noorsch stryge Flag en zoo het Eng. the flag covers the cargo (2008). Behalve het hd. heeft ook het Deensch-Noorsch 2017 fange | |
[pagina 326]
| |
Fluer = stand gaping. Vgl. het Eng. to catch flies = mit offenen Munde dasteken (Flügel). Storm vertaalt: faire d'une pierre deux coups = ‘at slaa to Fluer med et Smaek’ (Dial, franç. p. 100) en op dezelfde bladzijde il ne faut pas courir deux lièvres à la fois = ‘man maa ikke have for mange Irern i Ilden’ = men moet niet te veel ijzers in het vuur hebben. Vgl. 2018! Voor uitdrukkingen met voet citeer ik: traede under Födder (2034), de ere paa en spaendt Fod (2037), leve paa en stor Fod (2038) en paa staaende Fod (2039). Met vogel twee: een Fugl i Haanden er bedre end ti i Luften (2045); en (Zweedsch) hvarje fogel sjunger efter sin näbb (2046). Evenals wij spreken de Denen van faelde Dom (2049). De variant in zijn baard lachen (2061) heeft tot parallel: le i Skaegget (= baard) in het Deensch-Noorsch, waar eveneens bekend is de samenkoppeling Fyr og FlammeGa naar voetnoot1). Verder vinden we: gaa i Ilden for en (2066) en haerje Landet med Ild og Svaerd (2067). De gedachte: die niet waagt, die niet wint (2074) is in het Zweedsch lyckan står dem djerfvom bi, waarbij de Noorsche vertaling den som vover (= waagt) han vinder, in het Eng. een eeuw vroeger ‘belegt’ is dan bij ons. In de drie talen is weer bekend buiten den waard rekenen, Zweedsch göre upp räkningen utan värden = gjöre Regningen uden Vaert (S.D.N.) Eerder dan seilra had onder wagenwijd (2077) aangehaald moeten worden: Dören staar paa vid Vaeg. Heel wat uitdrukkingen vinden we weer met water. Zoo der maa löbe meget Vand i Stranden först (2087), holde sig oven Vande (2088), fiske i rört Vand (2092), det stille Vand har den dybe Grund (2094) en af det reneste Vand (2095). Bij 2006 hoort hvad man ikke ved, har man ikke ondt af = what one does not know, causes no woe (D.N.E.) en hvad Öjet | |
[pagina 327]
| |
ej ser, det Hjertet ej rörer, dus precies wat Campen geeft. Ook het Deensch-Noorsch heeft nóg vidt og bredt = wijd ende breed bij Kilianus. 2126 wordt aldus uitgedrukt Ollet af Panden, terwijl we mede rijm hebben in Mennesket spaar, Gudraa'r (2131). Men lette op vildfremmet (D.N.E.) = Zweedsch vildfrämmande. Vgl. 2133. Evenal bij ons 2135 treft men aan blaeser Vinden fra den Kant? (D.N.E.) en voor 2144 visvas = nonsense (D.N.D.) Te vermelden zijn de volgende parallellen met woord: holde sit Ord (2151), et godt Ord finder et godt Sted (2152), före det store Ord (2155), Zweedsch ha högsta Ord. Vgl. met 2158: sidde fast i Sadelen (D.N.E.), met 2161: spise en Skaeppe Salt med en = be thoroughly familiar with one (D.N.E.), met 2163 stikke i Lommen (= zak) in fig. zin, met 2167 Kaste en Sand i Öjnene en met 2168 ‘in het gras bijten’, bide i Graesset = bite the dust (D.N.E.) Tusschen haakjes lick the dust hoort hier niet. Het is geen hedendaagsch Engelsch, maar komt voor in Psalm LXXII (9). Parallellen van zijde spinnen bij (2188) zijn Zweedsch spinna silke på en Deensch-Noorsch spinde Silke ved en met het onder 2191 gezegde is te vergelijken: ‘I deres (Hertha's) Kölvand fulgte de to gamle Professorer’ (Sven Lange, Hjaertels Gaerninger p. 23). In de Noorsche talen beteekent gå in svang (Zweedsch) en gaa i Svang = prevail (D.N.E.), maar sort paa Hirdt is geheel gelijk ons zwart op wit (2208).
Tot zoover mijne ‘betutteling’. Bij verder naspeuren is er natuurlijk nog wel meer te vinden. Zoo is mij b.v. bij herlezing van het werk opgevallen, dat hier en daar de verklaringen van Dr. Stoett nu juist niet magistraal zijn of vrij van breedsprakigheid. Maar we weten het: definieeren, goed definieeren is het moeilijkste wat er is. Een enkele maal had Dr. Stoett echter zijn meester en wegwijzer kunnen vinden | |
[pagina 328]
| |
in van Dale. Doch daarover zal ik nu niet verder praten. Ik heb nog iets anders en wel een bedenking van meer principieelen aard. Het komt mij voor dat de vlag van Dr. Stoett de lading van zijn werk niet dekt. Behalve dat er honderden malen enkel overgeschreven is van het Woordenboek of van anderen, of dat een uitdrukking eenvoudig zooveel honderd jaar naar achteren geschoven wordt, of de verschillende verklaringen enkel naast elkander gegeven zijn - in vele gevallen zelfs enkel de parallellen, wordt men, wat de rest betreft, herhaaldelijk in onzekerheid gelaten of niet verder gebracht dan men was. Dit nu zou van ondergeschikt belang te noemen zijn in een lexicon, dat af was, maar het is alweer een principieele fout in een boek dat beweert slechts een begin te zijn. In zulk een boek had de schrijver dan ook alleen maar zijn eigen vondsten moeten geven: de vaste en zekere resultaten van zijn onderzoek. In plaats daarvan heet het nu eens, dat iets ‘niet zeer waarschijnlijk is’, maar dat ‘evenmin met zekerheid gezegd kan worden, hoe het dan wel is ontstaan’ (1749), dan weer dat een zekere verklaring ‘zonder nader bewijs niet aan te nemen’ is (1042). Ook zet Dr. Stoett den lezer voor wat hem niet duidelijk is (1364) of niet geheel duidelijk (1739), wat hem waarschijnlijk voor komt (1085) of zeer onwaarschijnlijk (1741), verder wat niet onmogelijk is (1571) of evenzeer mogelijk (1724), en zelfs dat waarover niets mede te deelen is (1583), of wat een uitdrukking volstrekt niet genoegzaam ophelderen kan (1626). Op een andere plaats weer heeft iets ‘allen schijn’ (1925) of ‘blijft het de vraag’ (2104), waar we niet afgescheept worden met een: het is moeielijk te zeggen (1205), of: de meest waarschijnlijke verklaring zal wel zijn (1335) of: het zou kunnen beteekenen (1438). Zeer dikwijls ook zal dit of dat wel moeten, (219, 236 enz.) of kan het zijn (143, 162, 319 enz.) of schijnt het (842, 1177 enz.), als de verklaarder niet ‘gelooft’ (281) of ‘zou denken’ (483) of ‘liever zou’ (1361). | |
[pagina 329]
| |
Ook de voorname ‘men’ komt er bij te pas: men weet niet (621), men zou kunnen vragen (1048), ter variatie van een meer onbescheiden vraagteeken aan het adres van den wijsheid zoekenden lezer (195, 329, 363 enz.) Of wel de oorsprong schijnt niet met zekerheid bekend te zijn (320) of is onzeker of we hebben vermoedelijk te doen met (o.a. 455, 467) of we mogen wellicht aannemen dat (1355), tegenover de vele malen dat iets schijnt (zie boven) of dat de oorspong onbekend is (193, 315 enz.) dan wel een afdoende verklaring niet gegeven (o.a. 165, 322) of niet te geven (1237). Bij dozijnen telt men de ‘wellichtf’s + ‘misschien’s en evenzoo de gevallen dat iets ‘waarschijnlijk’ is of ‘niet onwaarschijnlijk’ of ‘hoogstwaarschijnlijk’ of ‘het waarschijnlijkst’ of ‘waarschijnlijker’, waarbij dan nog komen eenige keeren dat iets ‘onzeker’ is of ‘niet duidelijk’ of ‘niet geheel zeker’ of ‘ook mogelijk’. Dit vormt te zamen genomen zoowat een kleine handleiding voor oncompromitteerende informatie, maar geen verklaring van het tot nog toe niet bekende en daarom is het toch te doen in de wetenschap.
Batavia, Februari 1902. F.P.H. Prick. |
|