wat dertel, maar zy was niet onbeschaamt.’ De versregel komt voor in Hooft's Brief uit Florence aan d'oude Amsterdamsche kamer: In Liefd' bloeyende en wordt door Potgieter toegepast op de Hollandsche Muze, maar Hooft zegt het van Italia, de vrouw die zich aan zijn verbaasde oogen vertoonde, bij gelegenheid van een wandeling langs den Arno. Vgl. Noord en Zuid, 19e Jaarg., bl. 451.
In de eerste Aflevering van dezen Jaargang, bl. 86, vraagt iemand een verklaring van de volgende plaats uit Potgieter's Proza bl. 410: ‘Hebt gij ooit gehoord dat eenig inspecteur, eenig president, eenig minister - het toongevend Frankrijk geeft ook de titels - dat een van deze aan zijn gasten den toovenaar voorstelt, die hen allen in gedienstige geesten herschiep, smerige Jan met zijn vaderlief en zijn evatje?’
De bedoeling van de gecursiveerde woorden is natuurlijk dat de gasten door het goede diner dat ze genoten hebben in een stemming zijn geraakt om hun gastheer in alles ter wille te zijn, hem bij de verwezenlijking van zijn plannen te steunen. Men denke aan een minister, die een wetsvoorstel er graag door wil hebben en sommige leden van de Tweede Kamer aan een diner vereenigt om ze op zijn hand te krijgen, ofschoon Potgieter elders beweert dat de leden van de Tweede Kamer kunnen dineeren - en oppositie blijven. Zie De Zusters bl. 148.
Ten slotte wensch ik hier een paar mij gestelde vragen uit het Rijks-Museum te Amsterdam te beantwoorden. Bl. 323 lezen we: ‘Parma ontbreekt; Albertus en Isabella vindt gij, als ge ze zoekt, maar geen trofeën der overwinning bij Nieuwpoort; - ge aanschouwt in de tente des veldheers zoomin den Admirant van Arragon, als den koning van Sumatra; - misdeelde Maurits, die slechts Oldenbarneveldt tegenover u hebt! - misdeelder burgerij!’