Kleine mee-delingen over boekwerken.
Dit zijn Vlaamsche rertelsels uit den Volksmond opgeschreven door Pol de Mont & Alfons de Cock. Met 30 teekeningen van Karel Doudelet. - Gent, van der Poorten & Deventer, Kluwer.
Een lijvig boek van 450 bladzijden, gevuld met in Vlaams Belgie bijeengegaard materieaal aan verhalen en sprookjes, dat nu door de folkloristen verwerkt kan worden. De hopplukkers en -pluksters uit het Payottenland en 't land van Aalst, die bij hun vervelend werkje de tijd doden met vertellen, de wiedsters die hetzelfde doen als ze met een strowis onder de knieën langzaam over 't vlasveld kropen, en de nu al bijna sedert een kwarteeuw verdwenen spinsters die op de ‘spinningen’ in een of andere hofstede op de lange winteravonden bijeenkwamen, - uit hun mond zijn de meeste van deze verhaaltjes opgeschreven, voor een groot deel door de verzamelaars zelf. Onder ieder verhaaltje hebben zij de plaats vermeld waar het is gehoord, en in een noot worden de gevonden varianten meegedeeld.
Het grote aantal - het zijn er 169 - stemt de verzamelaars biezonder tevreden. Ze hebben hun verzameling naar de inhoud in negen rubrieken verdeeld. 't Begint met drie ‘ophopende’ vertelsels, zoals 't verhaal van Tippen die naar huis wordt gestuurd, waarbij dan eerst de hond om hem te bijten, dan de stok om de hond te slaan, 't vuur om de stok te verbranden, 't water om 't vuur te blussen enz. enz., te pas komen.
Zeven ‘kwelvertelsels’, verhaaltjes die op niets uitlopen, volgen. Als voorbeeld diene:
Wil je 't weten - 'k zal 't u zeggen.
en daarmee is 't vertelselken uit.
Van leugenvertelsels, als dat van de boer die met liegen een koningsdochter won, zijn er ook zeven. Dan komen niet minder dan 42 dierensprookjes, 8 plantensprookjes, 56 grappige, 15 duivel-, spook-, en heksenvertelsels, 14 hekel- en spotvertelsels, zoals de boosaardige verklaring van 't verschijnsel dat de vrouwen iets duivelachtigs hebben (St. Pieter zou na een vechtpartij, waarin hij èn de duivel èn de vrouw 't hoofd afsloeg, bij 't weer opzetten der hoofden zich in de hoofden vergist hebben), en dan eindelik nog 17 gemengde vertelsels. Daarbij sluiten zich aan de 38 Wondersprookjes, door 't zelfde tweetal reeds in een vorige bundel uitgegeven.
Dat er zoveel dierensprookjes zijn, bewijst, naar de verzamelaars in hun voorrede opmerken, dat 't dierenvertelsel nog niet vergeten is in 't land van den ‘Reynaert’.
De verhalen zijn sober en onopgesmukt