Taal en Letteren. Jaargang 8
(1898)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOver folklore.‘Folklore’, hoeveel verschil er moge bestaan in de begripsbepaling en hoeveel strijd over den naam, omvat alles, wat onder het volk leeft als erfenis van vroegere denkbeelden en gebruiken. En de wetenschap van Folklore of, wil men, Volkskunde is het ‘onderzoek naar de overblijfselen van oude geloofsvoorstellingen en gebruiken en naar de overleveringen daarvan in moderne tijden’.Ga naar eind1) De onderwerpen, die ertoe behooren, kunnen het best aldus worden gerangschikt. Geloofsvoorstellingen omtrent hemellichamen; bergen, zeeën en stroomen; dieren en planten; geesten en demonen; geneesmiddelen; toovenarij en wichelarij; toekomstig leven. GÉ™bruiken bij geboorte, huwelijk en dood; zaai- en oogstfeesten; spelen, sprookjes, sagen, kluchten en fabels. Balladen en liederen. Plaatselijke legenden en overleveringen. Spreuken, formules, bakerrijmpjes, raadsels, spreekwoorden en bijnamen.Ga naar eind2) Alles te zamen nagespeurd met de grootste waarheidsliefde, die echt van onecht scheiden wil, beschouwd als eene stof, die naar zuiver wetenschappelijke methode moet worden behandeld, onderzocht zonder eenige uitsluiting van land of volk, zoodat zoogoed de natuur- als de beschaafde volken hunne schatting moeten opbrengen, in het besef, dat uit deze overblijfselen van eenmaal krachtig maar nu wegstervend geestelijk leven het vroegere kan worden opgebouwd. Vandaar het groote belang van folklore o.a. voor de mythologie. | |
[pagina 462]
| |
Gelijk door den omvang van het onderwerp werd ook beperking geboden door de in de laatste jaren onafzienbaar geworden literatuur en door de woede, waarmede onderzoekers zich op dit vroeger nauwelijks betreden terrein geworpen hebben. Als fortuinzoekers in Amerika een tot hiertoe gesloten Indianengebied binnenrennen, zoo hebben over de gansche aarde talloozen zich begeven tot de lang gesmade studie van al dit ‘Volksthümliche’. Elke vergelijking gaat mank. Want geene winzucht drijft folkloristen en geen schreeuwend onrecht plegen zij. Hen beweegt liefde voor de oudheid en zij doen het gestorvene herleven, vóórdat ook de laatste herinnering eraan zal zijn weggevaagd. Want dit behoeft wel geen betoog, dat de moderne beschaving of wat daarvoor doorgaat, bezig is ook de laatste overblijfselen van volksdenkbeelden en gebruiken reddeloos te vernietigen. Even onbarmhartig, als de natuurvolken - behalve de taaie negerrassen -, als vele diersoorten worden uitgeroeid door de onverzadelijke cultuur; even wreedaardig, als in vroeger eeuwen alle sporen van Germaansch heidendom werden uitgewischt door zendelingen naar het ideaal van Bonifacius,Ga naar eind3) - even verwoestend gaat de gladstrijkende geest van dit einde der 19de eeuw heen over al het natuurlijke, frissche, oorspronkelijke van wat onder de volken leeft. En een zwakke troost bij zoo droevig schouwspel van inéénstorting is slechts de dankbare erkenning, dat thans zooveel mogelijk wordt opgeteekend en voor het nageslacht bewaard, wat zeggen moet, als de gladiatoren tot Cesar: ‘Wij, die sterven gaan, groeten u!’ Ontwortelt de storm de woudreuzen, wij zullen althans hebben de teekening van hun stam en van hunne bladerenkroon. Uit Dr. L. Knappert, Tijdspiegel, Aug. '98. |
|