Als de bok op de haverkist.
Van der Veen, Zinnebeelden oft Adams Appel (1662), blz. 117, zegt omtrent een stijfkop, bij het vignet, dat een bok voorstelt die op een kist aanvalt:
Een Bok die gaat sich op de haver-kist vertoornen | Om dat het decksel hem wat hart viel op sijn hoornen, | Terwijl de snoeper eet soo valt het decksel toe, - De kop raakt in de klem, en springht 'k en weet niet hoe | Flok aarselt hy te rugh (de kiste sal 't bekoopen.) | En komt met groot gewelt en kracht daar tegen loopen.
Schuilt hier in de oorsprong van ons spreekwoord ‘hij is er op als de bok op de haverkist,’ wel gewijzigde betekenis? -