Taal en Letteren. Jaargang 8
(1898)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 409]
| |
Nederlandsche Don Juan drama's.Ongeveer in 1620 werd te Madrid een drama opgevoerd, dat eene geheele reeks van navolgingen en bewerkingen in het leven heeft geroepen. De beroemde tooneelschrijver Fra Gabriel Tellez, meer bekend onder zijn pseudoniem Tirso de Molina, had in eene oude kroniek van Sevilla de geschiedenis gelezen van Don Juan Tenorio, een jongen edelman uit de 14de eeuw, die een groot aantal vrouwen had verleid, den vader van één harer, den Commandeur van Calatrava, had gedood en ten slotte door Franciscaner monniken, in wier kerk het grafmonument van den Commandeur stond, werd vermoord, terwijl zij het gerucht verspreidden, dat het standbeeld van den Commandeur Don Juan had aangegrepen en de aarde toen den lichtmis had verzwolgen. Tirso bewerkte deze stof in El Burlador de Sevilla y convidado de piedra, maar veranderde hier en daar de overlevering. In zijn drama verleidt Don Juan niet minder dan vier vrouwen uit verschillende standen, doodt den Commandeur, vlucht, lijdt schipbreuk, dwaalt van de eene plaats naar de andere, van Napels naar Sevilla, maar wordt eindelijk door het standbeeld van den vermoorden man in de hel geslingerd. Voordat ik, aan de hand van Dr. A.G. van Hamel, die eenige jaren geleden op zijne bekende, voortreffelijke wijze de reis van deze sage door Italië en Frankrijk heeft beschrevenGa naar voetnoot1), in het kort de lotgevallen ga meedeelen, die Tirso's drama op Italiaanschen en Franschen bodem heeft ondervonden, wil ik nog even herinneren aan de Spaansche drama's, die navolgingen zijn van El Burlador. Dit alleen als aanvulling en om te bewijzen, dat de geschiedenis van Don Juan ook in zijn eigen vaderland zeer populair is geworden. Tan largo me lo fiais, dat ten onrechte aan Calderon is toegeschreven, is eene onbeteekenende omwerking van Tirso's dramaGa naar voetnoot2). Daarentegen wijkt La venganza en el sepulcro van Alonso Córdoba y Maldonado in vele opzichten van zijn voorbeeld af, hoewel sommige persoonsnamen van het oorspronkelijke behouden zijn geblevenGa naar voetnoot3). Nog grooter afwijkingen vertoont No hay deuda que no se pague y Convidado de piedra van Antonio de Zamora, dat uit | |
[pagina 410]
| |
het laatst der 17de of het begin der 18de eeuw dagteekentGa naar voetnoot1). Maar in allen vinden wij den brutalen lichtmis en vrouwenverleider, die zich stoort aan God noch gebod, den vader van een zijner slachtoffers doodt, het standbeeld van den vermoorden man ten eten noodigt en, als hij er door wordt aangegrepen, in den grond zinkt. Van Spanje reisde El Burlador naar Italië, om daar velerlei veranderingen te ondergaan. Ongeveer in 1652 gaf Onofrio Giliberto een Convitato di pietra, welk stuk verloren is gegaan, en kort daarna Giacinto Andrea Cicognini een drama met denzelfden titel. Cicognini vereenvoudigde Tirso's treurspel, door den vader van Don Juan en één der minnaars weg te laten. Maar vooral veranderde hij den toon van het Spaansche drama door eene veel grootere rol aan Don Juan's knecht toe te kennen en hem eene groote massa aardigheden in den mond te leggen. Die vroolijke toon werd overgenomen door de spelers der ‘Commedia dell' arte’, die zich al spoedig van het onderwerp meester maakten en, daar zij zich alleen aan een ‘scenario’, eene losse schets van het drama, te houden hadden, zich voor een groot deel lieten leiden door de ingeving van het oogenblik, om te improviseeren en in te voegen, wat hun goed dacht. De eene dwaasheid volgde op de andere en, al bleef het drama ook zijn verschrikkelijk slot behouden, het geleek weinig meer op Tirso's somber treurspel. Met zulk eene ‘Commedia dell' arte’, Il convitato di pietra getiteld, maakten Italiaansche tooneelspelers in 1658 grooten opgang te Parijs. De Fransche tooneeldichters hebben aan de sage weer eenigszins het oorspronkelijk karakter teruggegeven. Aangemoedigd door het succes der Italianen behandelden zij nl. dezelfde stof; reeds in 1659 waren er twee tragi-comedies met den titel Le Festin de Pierre ou le Fils criminelGa naar voetnoot2), de eene van Dorimond, de andere van De Villiers. In deze beide drama's is Don Juan niet alleen de lichtmis, maar ook de ontaarde zoon, die zich niet bekommert om de smeekbeden van zijn vader, maar hem dreigt en van verdriet doet sterven. In beiden komt de aanslag voor op Amarille, de moord op haar vader Don Pierre en de schipbreuk na de vlucht, in beiden het verleiden van een boerinnetje, de aardigheden van den knecht, het gastmaal, dat Don Juan den geest van Don Pierre aanbiedt, en het tegenbezoek, waarbij hij door de aarde wordt verzwolgen. In beiden komt ook, als nieuw element, het tooneeltje met den pelgrim, die door Don Juan van zijn kleed wordt beroofd, en de list, om in die vermomming den verloofde van Amarille zijn degen afhandig te maken. Daar bij De Villiers deze minnaar gedood, bij Dorimond slechts gewond wordt, eindigt het drama van den laatsten met eene bruiloft. De twee drama's hebben zulk eene volkomen gelijke dispositie, dat zij onmogelijk onafhankelijk van elkander kunnen zijn geschreven; aan dat van Dorimond is de eer te beurt gevallen in de Amsterdamsche uitgaven van Molière van | |
[pagina 411]
| |
1675 en 1679 te zijn gedrukt en dus een tijd lang voor diens werk te hebben gegolden. In 1665 schreef Molière zijn Don Juan ou le Festin de Pierre, dat eerst in 1682 werd gedrukt. Hoewel het slechts een recette-stuk was, geschreven op verzoek van de kameraden, die den Commandenr en zijn paard in andere schouwburgen zagen bewonderen, staat Molière's drama ver boven alle navolgingen van El Burlador. De sage van Don Juan had in den vreemde langzamerhand een bepaalden vorm aangenomen, die nog al verschilde van Tirso's drama, en Molière heeft zich over het algemeen aan dien vorm gehouden, maar er allerlei geniale trekjes en geestige tooneeltjes aan toegevoegd. Van hem is de figuur van Elvire, vroeger door Don Juan uit het klooster geschaakt en daarna verlaten; zij is den verleider nagereisd en wil, geholpen door hare beide broeders, hem dwingen haar in hare eer te herstellen. De Amarille uit de drama's van Dorimond en De Villiers - Donna Anna in El Burlador - en haar vader, de Commandeur, komen bij Molière niet voor. Het kostelijk tooneeltje van Don Juan met den schuldeischer, Monsieur Dimanche, en de grappige hofmakerij aan twee boerinnetjes te gelijk is van zijne vinding. Don Juan's vader treedt eerst in het laatste gedeelte van het stuk op, wanneer hij, evenals Elvire, den lichtmis op het goede pad terug tracht te brengen. Zoo is er meer, dat hier kan worden overgeslagen, de satire op de medici, de vinnige bestrijding van hen, die de opvoering van den Tartuffe tegenwerkten, het tooneel met ‘le Pauvre,’ enz. enz. Het drama eindigt met het gastmaal en de vernietiging van Don Juan, maar op korter en veel aangrijpender wijze dan bij Dorimond en De Villiers. Molière's drama, dat in proza was geschreven, werd berijmd door Thomas Corneille. En na Molière waagde Rosimond het in 1669 in zijn Nouveau Festin de Pierre, ou l'Athée foudroyé de sage nog eens op het Fransche tooneel te brengen. Wij hebben Tirso's drama gevolgd op zijne reis door Italië en Frankrijk; thans zullen wij het begeleiden in ons eigen land. Want ook hier zijn Don Juan en de steenen gast geene onbekenden geweest. Het eerste Nederlandsche Don Juan-drama is van A. Peys en heeft tot titel De maeltyt van Don Pederoos geest, Of de gestrafte vrygeest (1669); het is zeer slecht geschreven en in 3 bedrijven verdeeld. Men vindt hier vele herinneringen aan de sage, zooals de Franschen haar hervormd hebben, het gesprek van Don Juan met zijn vader, den aanslag op Amaril en den moord op Don Pedro, de schipbreuk, het bezoek van den geest, de boerenbruiloft, waarbij Don Juan het bruidje schaakt en den bruidegom doodt - het laatste is tegen de traditie - het tegenbezoek van Don Juan aan den geest en zijn dood. Peys heeft blijkbaar één der beide eerste Fransche drama's gevolgd, maar zeer in de verte. Eerst 20 jaren later kwamen de Don Juan-drama's hier te lande in de mode. In 1719 gaf G. van Maater eene vertaling van Molière's Don Juan; hier en daar is bekort, o.a. in de bekende scène van Don Juan met ‘le Pauvre,’ maar over het geheel is de vertaling voor dien tijd nog al nauwkeurig. | |
[pagina 412]
| |
De gestrafte vrygeest (1720) van F. Seegers is op eigenaardige wijze in elkander gezet. De schrijver had het stuk van De Villiers of dat van Dorimond, waarschijnlijk het laatstgenoemdeGa naar voetnoot1), voor zich liggen, maar tevens het werk van Molière. En nu heeft hij uit beide drama's iets overgenomen, de volgorde hier en daar veranderd, stukjes uit Molière vertaald, Dorimond in de verte gevolgd en zoo iets nieuws geleverd. Een enkel voorbeeld van zijne manier van werken. Molière laat in het eerste bedrijf Donna Elvire optreden, die, zooals wij boven zagen, eene nieuwe figuur is in de Don Juan-sage. In de 3de acte bevrijdt Don Juan een edelman, die door roovers is aangevallen; het blijkt Don Carlos, de broeder van Elvire te zijn. Maar bij Seegers is het Elvire zelve in manskleeren, die nu tot Don Juan de verwijten richt, welke wij bij Molière in het 1ste bedrijf lezen. De 5de acte van Molière, waarin o.a. het aardige tooneeltje met Monsieur Dimanche voorkomt, is voor een groot deel door Seegers overgenomenGa naar voetnoot2). Zooals in dien tijd gebruikelijk was, heeft Seegers niet meegedeeld, aan wien hij zijne stof had ontleend. En, zooals niet minder gebruikelijk was, heeft een ander hem nageschreven. In Don Pedroos geest, of de gestrafte baldaadigheid (1721) van F. Ryk is niet alleen de eigenaardige dispositie van Seegers' stuk geheel overgenomen, maar hier en daar ook gebruik gemaakt van zijne berijming. Toch moeten wij Ryk de eer geven, dat hij zelf ook de drama's van Molière en van Dorimond voor zijne bewerking heeft gebruiktGa naar voetnoot3). In hetzelfde jaar als Ryk's drama verscheen ook een Gestrafte vrygeest (1721) van J. van Ryndorp, den bekenden tooneeldirecteur, zoodat er in 3 jaren 4 verschillende bewerkingen der Don Juan-sage op de planken kwamen. In de voorrede van dit stuk wordt gezegd, dat het ‘ten deele gevolgt (is) na het fransche van Moliere, doch meest na dat van den grooten Corneille,’ eene dwaze bewering, omdat Corneille alleen het proza van den blijspeldichter berijmd heeft, maar geene veranderingen in het werk heeft aangebracht. En de Gestrafte vrygeest is volstrekt geene bewerking van | |
[pagina 413]
| |
Molière's Don Juan, doch eene vrije bewerking van het drama van De Villiers of dat van Dorimond, waarschijnlijk van het eerstgenoemdeGa naar voetnoot1). De belangrijkste verandering, die Ryndorp aanbracht, was deze, dat hij niet na de schipbreuk twee herderinnetjes laat optreden, maar slechts ééne, Silvia genaamd, met haren minnaar Damon. Deze wordt door Don Juan gedood. Dat feit en de overeenkomst van de namen en van de gesprekken der beide gelieven met die in het drama van Peys (1669) maken het waarschijnlijk, dat Ryndorp ook dat stukje gekend heeft. Ryndorp's drama bleef van al de genoemde werken het langst op het tooneel en werd in 1736 herdrukt. Als curiosum kan nog worden meegedeeld, dat de Don Juan-sage op eigenaardige wijze in 1709 is gedramatiseerd en vertoond te Arum - où diable le Don Juan va-'til se nicher? Yede Jurjens schreef nl. een treurspel in 3 bedrijven met den titel Den trotsen Edelman, of Verstoorden Minnaar, en liet het in het Friesche dorp opvoeren. Het stukje heeft den volgenden inhoud. De edelman Hendrik is verliefd op de herderin Silvia, maar zij wil niets van hem weten en blijft haren Tirsis getrouw. Hendrik doodt Tirsis, jaagt zijne zuster Elisabet, die hem zijn gedrag verwijt, het huis uit en beveelt zijn knecht Jan, om den broeder van Silvia, een monnik, de keel af te snijden. Als Hendrik aan tafel zit, bericht Jan, dat een geest buiten de deur staat; Hendrik noodigt hem binnen en belooft een tegenbezoek. Hij zoekt daarna den geest op en wordt door twee duivels weggehaald. Hoe onbeduidend het stukje ook is, het levert het onomstootelijk bewijs, dat de Don Juan-sage overal was doorgedrongen. Maar hare algemeene bekendheid dankt zij aan Mozart's onsterfelijk werk, dat den 4den Nov. 1787 voor het eerst te Praag ten tooneele werd gevoerd. Den 9den Juni 1794 werd de opera te Amsterdam in het Duitsch uitgevoerd, den 26sten Maart 1804 in het NederlandschGa naar voetnoot2). Het libretto is door H. Ogelwight Jr. vertaald onder den titel Don Juan, of de steenen gast (1804). Binnen den tijd van eene eeuw werd de opera in ons land ongeveer 340 malen in vier verschillende talen opgevoerdGa naar voetnoot3); zij heeft er de Don Juan-sage meer populair gemaakt dan de Nederlandsche drama's, die werden besproken, en zelfs meer dan Molière's Don Juan, ou le Festin de Pierre.
J.A. Worp. |
|