Litteratuur-geschiedenis.
Twaalf jaren zijn sinds voorbijgegaan, sedert het in de geschiedboeken onzer letterkundige beschaving gedenkwaardige oogenblik, dat de stervende hoofdman van het toen reeds gesloten, maar langdurige tijdvak van Bilderdijk's artistieke overheersching, waar Huet half-willens en half-maar-wetens soms zelf tegen gekamd had, met de plotselinge inspanning van een laatst begrijpen, heenwees naar de nieuwe, de komende kunst. En nu?
Twaalf jaren. Die twaalf jaren brachten vele teleurstellingen, tal van geheel of ook maar voorloopig vernielde verwachtingen; velen, wier namen voor twaalf of tien jaren klonken als klokken in onze luisterende ooren, zijn door verkeerd begrijpen van zichzelf, door zelfverwaarloozing van hun beste, hun allerschoonste, hun diepste ik, teruggevallen van hunne toenmaals zoo krachtig-voornaam bereikte hoogte en slepen in middelmatig of geheel verkeerd werk hun bestaan nog slechts voort. Maar het oudere geslacht als geheel bleef leven.
Doch al vielen ook sommige anderen - ik noemde ze al eens vroeger - door eigen schuld terug in het duister, de tijden gaan voort, en een nieuw geslacht volgt staêg op het oude, en maakt weer het innigst wat het heeft, tot kunst. Verscheidene boeken der jongere generatie, en ook der oudere, zijn reeds geschreven en wijzen op een nieuwe, misschien nog zuiverder, opbloeiing van Hollands zoo lang verschrompelde ziel.
W. Kloos, Nieuwe Gids, Mei.