Taal en Letteren. Jaargang 8
(1898)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 203]
| |
Kleine mee-delingen over boekwerken.Tòch Timmerhout. Tooneelspel (voor kinderen) in drie bedrijven door Jan Ligthart. - Amsterdam, W. Versluys.Van 'n jongen, die op school ondeugend is, er af moet, en nu onder de leiding van 'n trouwe knecht, in z'n vaders zaak opgeleid wordt tot 'n degelik vakman, en ten slotte uit Amerika, als 'n hele meneer en 'n knap architect of zo iets, terugkomt. De vader meende dat z'n jongen maar brandhout was. Maar Klaas wist wel dat 'et goed timmerhout was, al was 't wat hard.
Maar wat aardig is, in dit stukje sta je nu lezende midden tussen levende mensen en hoor ze je praten net als om je heen in je kamer. Of 't gekheid is of ernst, 't gaat zo maar dierekt van hart tot hart. Hier houdt taal op 'n ingespannen wagentje te zijn (of..., hoe heet 'et ook weer?Ga naar voetnoot1), maar is taal de toon van je ziel. O, die Klaas vooral, met dat doodeenvoudige woord, wat kan die man praten. Als-ie de dood van z'n vader vertelt, wat zit er dan in de klank van die laag bij de grond gedrukte taal een kracht van gevoeld leven. 't Moet 'n genot zijn, 't zo de jonges te leren zèggen. En 't mooiste is, 't is helemaal waar. Juist in dat soort lui, in die werkende mensen met d'r hoofd vol praktiese levenswijsheid en d'r hart vol toegeeflikheid voor stakkerts en dwalers, zit de echte taal, omdat wat ze in d'r binnenste meedragen, zij dit moesten putten uit d'r eigen waarneming en uit d'r omgang met 'et meest reële leven. Als zulke mensen praten, dan hoor je 't pas, aan 't klankgehalte, aan 't woordverband, aan de wending, aan 't oordeel soms, dat je zelf achter staat. Onze zielen bennen noch goed, maar 't is net, of wat we zeggen willen, al van te voren vertaald is. Wel wonder ja, dat is 't, we zijn vertaald. Dààrom spreken en schrijven we slecht. Maar onder die boeren en werklui: dààr zit 'et timmerhout voor onze latere dichters en wijsgeren? En o, jij olijke Jan Ligthart... Waaràchtig, 't is zo. De enigste man, die met z'n taal niet uit de voeten kan, is meester Vellers. Die praat in naamvallen. Dat rammelt, net as 'n skelet. Wat is dat toch leuk!
Maar er zijn meer aardige trekjes. Meester Vellers houdt niet alleen van zuivere ‘taal’, maar ook van ‘stijl-oefeningen à la.... noem maar op! Frits z'n opstel over de koe begint: De koe is een zoogdier Zij heeft twee horens en vier pooten. - En de meester vraagt de spoorlijn met alle stations. - En hij laat kinderen door kinderen kontroleren.... Enfin, 'n beetje ouwerwets. - Maar 't aardigste kultuurtrekje - en dit is niet gefingeerd - is de opdracht van de schrijver aan.... een van de onderwijzers van z'n school. J.K. | |
[pagina 204]
| |
Geheimzinnige machten, de keerzijde der politieke medaille te Parijs in 1793 en 1794, door dr. Jan te Brink. - Haagsche Boekhandelen Uitgevers-maatschappij.Een fantasie op motieven uit de Franse revolusie, geromantiseerde geschiedenisstudies. Een fantasie, die de motieven aan elkander reeg en er tierelantijntjes aan maakte, maar geen gebouw kon scheppen, dat ingemetseld in de lijnen van zijn muren die motieven zou dragen als 't zich uit de stof naar buiten wringend karakter van 't geheel, en 't niet verder bracht dan één ervan te vervormen tot een stuk romantiek à la Eugène Sue en Dumas-père, met hun effectmiddeltjes van geheime veren, verborgen gangen en vermommingen, maar zonder éen enkel plekje dat trilt van geweldige spanning zooals in hun grote werken; - met als hoofdpersoon een stuiversromanbaron met de zakken vol banknoten, iedereen en alles omkopend, die als geheimzinnige macht’ de vertegenwoordiger moet verbeelden van het ancien régime, in 't verborgen wroetend onder de Conventie en oorzaak van haar val. Een geschiedverhaal met een sausje voor lezers die het anders als te droog niet door hun keel zouden kunnen krijgen, maar 'n sausje dat 'n heel banale smaak heeft. Proeve van beeldspraak: ‘Er gierde een woeste kreet door zijn ziel.’ [blz. 174.] D. | |
Confetti, door Anna Koubert. (Tine van Berken). Amsterdam, H.J. Becht, 1898.‘Bundeltjes als dit zijn te zeldzaam om er niet al het goede van te zeggen, wat er in te prijzen valt. Ver staat dit boven het mooi gedoe van lieden, die met alle geweld meer willen schijnen dan ze zijn. 't Is oprechte, volstrekte eerlijke kunst.’ F.L. Elzevier, April. | |
Cd. Busken Huet, De Bruce's Jozefine. Met een voorbericht van G. Busken Huet. Haarlem, H.D. Tjeenk Willink, 1898.Veroordeeld door F. L(apidoth): ‘De uitgave van Jozefine is te wijten aan een misverstand. Het is voor de nagedachtenis van Huet te wenschen dat mogelijk nog bestaande vervolgen ons onthouden worden.’ Elzevier, April. - |