Taal en Letteren. Jaargang 6
(1896)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||||||||
Boekaankondiging.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||||||||
De lezing van 't handschrift is bijna overal gehandhaafd.Ga naar voetnoot1) 'En paar keer maar is er verbeterd, meer malen evenwel in de noot 'en andere lezing voorgeslagen.Ga naar voetnoot2) Meestentijds is de reden hiervan dat in de mhd. teksten iets anders staat als in de mndl. Dit komt mij on-metodies voor. Al heeft toch in casu, de mhd. tekst naar ons iedee beter lezing, dat geeft m.i. geen recht om de mndl. in 'en uitgaaf die wetenschappelik goed mag heten, daarnaar te wijzigen. Immers, 't doel is toch niet om 'en nieuwe betere vertaling te geven, maar 't is ons om de mndl. tekst te doen. En nu zijn deze Sermoenen niet eens bewerkt naar de mhd. teksten die ons bekend zijn. Mogelik ook las onze vertaler in zìjn ‘Vorlage’ wat wij in hem nu met onze hoge wijsheid afkeuren. Dr. Kern erkent dit trouwens: b.v. waar de òns bekènde mhd. tekst heeft: ‘lernen vnde merken’, en de L.S. ‘mercken ende leren’Ga naar voetnoot3), of ‘din stap vnd din ruota’ tegenover ‘din rude ende din staf’Ga naar voetnoot4): voegt hij er bij: ‘de volgorde van twee door ende (unde, enz.) verbonden woorden... is vaak verschillend. Waarom onze vertaler (of zijn bron?) heeft veranderd, is mij een raadsel’. En Dr. Kern laat de tekst ongeschonden. 'En blijk van grote omzichtigheid en skeptiese zin.Ga naar voetnoot5) Meer hiervan evenwel als van metode! Om die reden acht ik dan ook lang niet altijd de veranderingen of voorslagen daartoe, van Dr. Kern nodig, enkele malen zelfs onjuist; hoe scherpzinnig ze vaak ook zijn. Volgens de middeleeuwse simboliek doet de geestelike mens vaak als een zwaluw, die
‘har spise vligende nemt. Also duet der gestelic mensche: hi nemt die spise der selen al vligende. Dese vloch (vlucht) es begerde dar die sele mede vligt in dat himclsche lant. In desen vloge, dats met derre begerden, werd die sele gespitst; die spise vutse also dasse op ertrike trost nog tuverlaet en nemt in engenen danger dan in den himelschen troest allene: dar suecse troest en werter mede gespitst. Also sprict S. Augustin: Gi sult allen tegancliken troest versmaden ende sult v herte op richten in din hemelschen troest allene.’Ga naar voetnoot6)
Wat is hier onjuist in? Toch niet de herhaling van ‘troest’?! En ‘dar suecse troest’ is toch goed? 't Geeft 'en goeie zin, al staat er iets anders als | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||
in de tot noch toe bekende mhd. teksten.Ga naar voetnoot1) Maar daarvan is de onze toch geen dierekte vertaling. Waarom zal men hier nu veranderen? Ook ben ik tegen 't stilzwijgend veranderen van de interpunksie. Dit is gevaarlik doen. Zo moet Dr. Kern toegeven dat verscheiden plaatsen anders kunnen opgevat; dat b.v. Wie vri sinse? evengoed voor 'en uitroep kan gehouden.Ga naar voetnoot2) Zelfs stemt de handschrift-interpunksie soms met die van de Vulgaat, waar de uitgever verandert - alweer om de mhd. tekst!Ga naar voetnoot3) Wel geeft hij hier, als elders, hoe 'et handschrift 'et heeft, in de noot aan, wààr er verschil van mening kon wezen. Maar dat verdedigt z'n verandering niet. Bovendien, hij deelt dit wel mee, maar altijd alleen waar hijzelf twijfelde. Dit acht ik toch noch te subjektieve willekeur, al erken ik graag de grote skeptiese zin van Dr. Kern. Waar hij zelf nu niet twijfelde, de tekst las naar zijn mening; daar zijn de anderen die wel twijfelen, weer genoodzaakt 'et handschrift zelf te gaan raadplegen.Ga naar voetnoot4) En de uitgever erkent - dit spreekt vanzelf - dat de middeleeuwse interpunksie enige waarde heeft.Ga naar voetnoot5) Hij wil evenwel de lezer geen ‘raadseltjes voor zetten;’Ga naar voetnoot6) dit ‘zij’ zo, laat hij die dan in 'en noot oplossen, door dáár zíjn interpuksie meetedelen; - niet in de tekst. Trouwens, voor wie geeft men zulke mndl. stukken uit? Allereerst toch voor vak-lui. Maar zijn deze op de hoogte van hun vak, dan willen ze in casu kunnen zien hóe 't handschrift 'et heeft; geef daarom de aantekeningen om 't anderen gemakkelik te maken, dan in 'en noot! Die nu op deze uitgaaf de middeleeuwse interpunksie gaat bestudéren - komt verkéérd uit! Ook vind ik niet goed dat de splitsing en 't aaneenschrijven van de woorden is gewijzigd. Er is evenwel ‘geen spoor van konsekwensie in 't handschrift.’ | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||||||||
Zou 't aksentuéren ook één oorzaak daarvan wezen? Kern zelf maakt de mooie opmerking bij blz. 546, vs. 1: ‘de scheiding der twee woordjes in 't hs. is hier niet zonder beteekenis’, er blijkt uit dat er níet also, maar al so moet gelezen. En men schreef veel meer volgens de ‘zin’, volgens de uitspraak van klankgroepen, als volgens zogenoemde konsekwente spelregeltjes.Ga naar voetnoot1) Konsekwensie in dezen? Mag men dit onjuiste begrip - dat ook al weer z'n oorzaak heeft in 't uitgaan van ‘Taal is Schrift!’ - wel als eis stellen? Samenstellingen worden meest in twee woorden gescheiden, maar ook vaak aaneen. En toch - meende de uitgever scheidbaar samengestelde verba in tweeën te moeten schrijven. Doet hij dit ook als ze aan één geschreven in 't hs. stonden? Ik vermoed van wel, om de konsekwensie-manie, maar ik weet 'et niet. Alweer: die studie wil maken van die scheiding en aaneenschrijving van de woorden, staat met deze tekst dus verlegen. En - mocht 'et nu voor de talrijke XIXe-eeuwse lezers uit 'et Grote Publiek misschien zo wenselik wezen dit toch te verregelmatigen - dan kon dit hier zo eenvoudig gedaan met 'en verbindingsstreepje (-); - zoals Dr Kern zelf doet - maar in zijn (lang niet alles inhoudende) woordelijst.
Wat ik tegen deze wijze van uitgeven aanvoer, raakt - zoals men begrijpen kan - veel-veel-meer noch hoe anderen uitgeven. Vergeleken toch met teksten, zoals die meest in Nederland,Ga naar voetnoot2) en ook daarbuiten noch gedrukt worden, is dit 'en model-uitgave, die ik zelfs stel boven de Spieghel Historiael van de Vries-Verwijs; en naast de Brandaen van Bonebakker. De bewerker gaf in 'en Inleiding 'en grammatica op deze Sermoeuen; tegelijk 'en bijdrage tot de mndl. limburgse spraakleer, door 't aanhalen van vele andere teksten. 't Is nauwkeurig bewerkt, fijn geschift; de konkluzies met biezondere voorzichtigheid gegeven. Van grammatiekale studies overtreft dit de meeste. Hier is de nieuwe wetenschappelike metode ten volle toegepast: feiten konstaterend, zo nauwkeurig mogelik, die dan verklarend, en niet die met de ‘grammaire raisonnée’ veroordelend. Maar 'en heel enkele keer komt 'et ouwe taalbegrip noch eventjes uit. Zo heet, als de sing. en de plur. in vorm gelijk zijn op 'en paar plaatsen, dit ‘willekeur’Ga naar voetnoot3): - ‘ce n'est pas le mot’! | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||||||||
Zo wordt en móet gesproken als men van 't vroegere tot nú gaatGa naar voetnoot1), en als dat vroegere als beter wordt gekwaliefieseerd. Dat verraadt ook de termienologie in § 149 (blz. 103). - En - al worden overal de hedendaagse diealekten geraadpleegd, en zijn ze meest maatgevend - toch komt 'etzelfde weer uit in sommige beweringen, b.v. op blz. 43 en 49 omtrent de e(e) en ei, en o(o) en ou die naast elkaar voorkomen. Bewijst de schrijfwijs van de L.S. niet veel eerder 'en uitspraak van êi, êe; - en ôu, ôo dan dat de schrijver vormen uit de mndl. schrijftaal gebruikte, waarvan men niet eens zeker is dat-die bestond?Ga naar voetnoot2) Of is 't verschil alleen in oudere en jongere schrijfwijs?Ga naar voetnoot3) Zelfs 'en opmerking als: ‘smake moet hier wel mannelijk wezen; waarschijnlijk moet men dus “edelen” lezen’Ga naar voetnoot4), maakt 'et openbaar. Misschien is 't ook te merken in de vraag bij 422, 16: der bernenden minnen, Sic. bernender?Ga naar voetnoot5) Maar - dit zijn uitzonderingen op 't overige naar goeie metode bewerkt.
Daar deze Inleiding bewerkt is op 'et handschrift, en de uitgever later bij 't drukken van de tekst zich zelf korriegeerde, moet naar opmerkingen in de noten hier en daar in de spraakleer iets gewijzigd. Zo blz. 9, vgl. 288, 24. - 26, vgl. 409, 20. - 39, r. 8., vgl. 405, 22. - 42, vgl. 515, 22. - 47, vgl. 242, 8. - 65, vgl. 223, 9. - 73, r. 2., vgl. 375, 24. - 80, r. 3., vgl. 570, 21. - 83, r. 4., vgl. 471, 28. - 87, vgl. 314, 30. - 101, vgl. 313, 30. - 105, vgl. 604, 5. - 139, vgl. 314, 30. - Ook de noten bevatten veel belangrijks; daarnaast moet evenwel geregeld de woordelijst geraadpleegd.Ga naar voetnoot6) Te meer daar 't me toelijkt dat Dr. Kern in deze woordelijst en zelfs hoe meer hij van de tekst afdrukte, in zijn konkluzies al skeptieser en voorzichtiger werd.
Die woordelijst - 'en belangrijke bijdrage voor 't mndl. - bevat ‘de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||||||||
woorden die alleen in de Serm. of buitendien alleen in ander limb. teksten... voorkomen’... Zo ook, maar ‘bij uitzondering woorden die ook een enkele maal in 't Wmnl. voorkomen, maar in de woordenboeken ontbreken of verkeerd zijn verklaard.’ Zo worden van 't grote mndl. Woordeboek verbeterd: adere, 210, 4. - alten, 518, 4. - ane dien dat, 523, 15, 16. - an sin, 467, 30. - archwenich, 235, 2. - bescemen, 400, 20. - bestrickt, 211, 22. - billik, 224, 18, 20. - bouen getrect, 574, 20. - cypren, 543, 19. - bruden, 217, 5. - brudelen, 393, 7. - dan, 361, 10 (vgl. Verdam II, 1735 i.v. getemen). - derue, 480, 18 ('t artiekel in Verdam vervalt). - dirgeliker, 509, 13 (vgl. Verdam II, 138). - dor trech, 541, 34. - edelike, 554, 32. - eenke, 73, (346, 3) - entwee, 515, 22. - erleggen, 389, 6. - gebloeyd, 137. - geborsten, 221, 1. - gecleet, 582, 27. - gelikerwise, 100. - gesaten, gestillen (niet refleksief), 573, 25. Vgl. Stoett, Synt. § 161. - getempt, 148. - gewerren, 604, 16. - gewoege, 75. - griet, Woordelijst, i.v. - hamerslach, 504, 3. - here, 543, 26 (vgl. Verdam i.v. hare). - hermaken, 508, 19. - huden, 622, 5. - invloot, 225, 26. - isop, 399, 27. - iagehont, 348, 29. - iameregheide, 317, 13 (vgl. Verdam III, 1016). - caneel, 242, 8. - clotere, 605, 15. - *vus (utfuseg), 330, 21. -
Verder zijn er opgenomen de ‘woorden die in een bepaalde betekenis alleen in de Serm. of buitendien alleen in andere limb. geschriften voorkomen.’ In dezen kon hij kompleter wezen, dunkt me. Zo mocht m.i. eersamenGa naar voetnoot1), minneGa naar voetnoot2), ingerGa naar voetnoot3), op sig = in nobismet ipsisGa naar voetnoot4), te | emptGa naar voetnoot5), ‘an die noet gaen’Ga naar voetnoot6), terenGa naar voetnoot7) wel opgenomen zijn. En zo ook had moeten vermeld sechte spele, in: ‘hi sag.. comen Heren Danite ende andere herlegen met harpen ende met anderen sechten spele’Ga naar voetnoot8), waar ‘secht’ wel ‘liefelik’ beduidt; vgl. ‘segten herte’Ga naar voetnoot9): liefdevol hart, en beter noch 'et sienonieme ‘tedre,’ Hooft's Granida, 754. - Zo mis ik er ook in heil'Ga naar voetnoot10), dat Dr. Kern in de tekst als heilech drukt, m.i. ten onrechte. Er komt voor ‘van der heiler selen’Ga naar voetnoot11); maar ook ‘die heile gotheit’Ga naar voetnoot12); en ‘der heilegest’ (subjekt)Ga naar voetnoot13). Verdam heeft uit andere werken ook heil(e)Ga naar voetnoot14) gevonden; in de XVIIe eeuw | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||||||||||||
gebruikt Hooft en anderen 't nochGa naar voetnoot1). Waarom ook zou naast ‘heilig’ geen adj. ‘heil(e)’ bestaan kunnen? Waarom schrijft Kern trouwens: ‘heil' d.i. heilech’? De' voor -e komt vaak voor:Ga naar voetnoot2) in de L.S. schijnt het echter van niet; staat de' wel echter ooit als afkorting van -eg-e? waarom dan ook niet heil' als heile opgenomen. Zo zijn er noch enkele opmerkingen te maken. Maar alweer: 't zijn uitzonderingen. En wie bereikt 'et volmaakte?
Juist doordat 'et handschrift zo nauwkeurig is weergegeven, valt er iets biezonders in optemerken; zeker zal dat ook wel in andere handschriften voorkomen, maar 't werd door die ze uitgaven, niet genoteerd: natuurlik! Ziehier hoe de woorden ‘afgebroken’ zijn: wa | arsGa naar voetnoot3) 444, 17. - openba | er 54a, (290, 17.)Ga naar voetnoot4) - cla | er 234, 31. - gema | elte 366, 26. - gema | elde 367, 9. - gema | et 284, 20Ga naar voetnoot5). - ha | estelike 589, 16; 575, 2. - wa || entstu 301, 24. - be | edden 473, 30. - we | enwoers 605, 20, vgl. Tijdschr. XIV, 36. - ombe ve | het 218, 21, vgl. Inl. § 102. - ge | ert 474, 16Ga naar voetnoot6). - onderde | elt 459, 15Ga naar voetnoot7). - bere ‖ et 640, 15. - vle | eschs (blz. 583, 6)Ga naar voetnoot8). - li | efliker 319, 12. - uli | igt 445, 26. - tfi ‖ ir 425, 17. - ti | in 581, 26. - scri | ift 466, 17. - wi | est 241, 32. - sci | ent 237, 15Ga naar voetnoot9). - ro | esen 641, 33. - bro | et 354, 19. - no ‖ et 640, 30. - ho | estsonde 285, 22. - wo | ert 357, 33. - wo | erden 526, 27. - to | enden 252, 13. - du ‖ et 291, 30. - wisdu | em 135a. - gewa | er 301, 19. - | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||||||||||||||
verke | efstGa naar voetnoot1) 436, 9. - he | eft 470, 31; 475, 6; 605, 19. - erhe | eft 487, 21. - spre | ec 478, 7, vgl. Inleid. § 205. - ve | egt 478, 22. - ne | em(p)t 635, 33; 212, 2; 360, 8. - le | est 267, 9. - le | ende 221, 17. - he | er 421, 18. - se | er 212d. - enwe | eg 304, 13. - gebe | ets 319, 32. - geue | ert 484, 33 [vgl. diealekties veer = ver.] - tsappe | el 642, 2. - ma | ect 204, 21Ga naar voetnoot2). - ma | ecde 439, 6; 413, 11. - er ma | ecde 514, 22. - gema | ect 515, 4. - ma | egt 437, 14Ga naar voetnoot3). - sca | emden 527, 1. - sc(h)e | emde 332, 17; 506, 5. - ada | ems 249, 31. - do | egt 433, 21. - bro | esheit 539, 2. - co | empt 589, 21. - wo | ents 614, 21. - wo | ent 390, 20. - sto | ect 204, 29; 207, 15Ga naar voetnoot4). - su | elt 318, 5; 436, 5Ga naar voetnoot5). ga ‖ eft 56d. - bega | eft 520, 26 (dedit id). - wa ‖ est 120a. - dor sta | ec 535, 8. - gesa | et 588, 25. - sa | etheit 597, 23. - sa | et 354, 25Ga naar voetnoot6). - na | et 504, 12. - bra | echte 165b; 524, 7. - su | echte 151c (496, 21) (is niet aangegeven als afgebroken). - volbra | agt 319, 10. - kersta | el 414, 8. - ma | ech 183, 1; 219, 7; 561, 10; 623, 11. - ma | eg(tu) 211, 6. - pla | echse 515, 18. - swa | erde 531, 19 (cutis). - sta | erc 352, 9; 398, 29. - sta | erf 509, 9. - sca | erp 568, 22; 622, 23. - wa | erp 623, 22. - notdo | erfte 447, 14. - bedo | erfte 410, 24. - ho | ern 604, 2. - do | enct 410, 18. - du | enct 234, 9Ga naar voetnoot7). - do | egter 394, 22Ga naar voetnoot8). - geco | egt 516, 18. - cra ‖ egtger 358, 30Ga naar voetnoot9). - sna | echts 529, 18. - getre | ectGa naar voetnoot10) 450, 18. - scre | eft 366, 19Ga naar voetnoot11). - bere | epts 566, 15! - onre | egt 194, 27. - re | egt 286, 20; 396, 2; 432, 18. - te | empt 590, 1 (temmen). - gele | enct 414, 25Ga naar voetnoot12). - be | etste 229, 3Ga naar voetnoot13). - beri | igt 587, 28. - li | igt 353, 8. - ongeri | icht 429, 14Ga naar voetnoot14). - li | egt (= ligt) 377, 3. - dibi | ilde 587, 34. - brudego | em 595, 7. - | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||||||||||||||||
Zelfs: gewå | ut 231, 18. - toentfermeche | ide 251, 31 (vgl.? o | etmudegse 336, 20). - pala ‖ is 399, 18. - na | uwelike 583, 2. - arbe ‖ it 462, 4. - ble ‖ ift 358, 14. - si ‖ e 588, 15. - he ‖ it 588, 30. - he ‖ it 588, 30. -
En: erua | remt 473, 2. - erstar | ef 469, 23. - bedar | efs 610, 23. - tel | eg 440, 2. -
Zelfs: sele | eg 442, 16. - hime | els 377, 11. - hime | elsch 199, 10. - beteke | ent 444, 8. - besige ‖ elt 634, 3. - sprec | ken 202, 6. - sprec | kic 637, 6. - hebbic | kene 498, 2. - dōc | kelheit 424, 15. - buc | ke 524, 19. - scelic | ke 302, 25. - werc ‖ ken 396, 1. - dat | tsien 555, 7. - dast | tut 611, 28. - ent | trowen 465, 16. - (? ont | trect 624, 26.) - (? ōt | toit 619, 23.) - ont | teganclic 447, 10. - louent | tene 325, 16. - hegt | tinge 229, 14. - sut | techeit 463, 18. - lut ‖ ter 192, 16. - tit | tel 642, 12, 14. - verblit | ter 629, 23. - verget ‖ ten. - blis | scap 430, 30. - gerus | sche 575, 7. - sus | schedane 630, 17, vgl. blz. 58. - bes | schedenheit 488, 6. - ans | schin 480, 14. - hoefs | schelic 594, 5. - als | sene (sicut eum) 411, 15Ga naar voetnoot1). - heil | letGa naar voetnoot2) 251, 29. - him | melsc(h)e(n) 196, 16. - 420, 3. - gon | nert § 73, 1. c. - segen | ninge 295, 8. - gebruken ‖ nisse 556, 9. - wesē | ne 581, 22. - luter | re 594, 33. - berigt | deGa naar voetnoot3) 243, 20. - gewerget | de 592, 13. - vrit | dage 473, 4. - (? met | den 459, 5.) - | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| |||||||||||||||||||||||||
iunc | geren 315, 14. - dine | gen 478, 32. - sonc | gen 502, 28. - nech | gelen 186, 29. - lich | hame 498, 4. - Jacob | pe 525, 34. -
Blijkt hier niet duidelik dat men ook naar 'et afbreken van de woorden de spelling regelde? Zodat, waar geregeld noch de vokaal noch de konsonant verlengd of verdubbeld werd, men dit wèl deed bij vokalen - zelfs met 'en korte klinker - om de regel niet te beginnen of te eindigen met 'en konsonant of konsonantengroep, als gebeuren zou bij: scre | ft, wa | rs, dbi | lde, uli | gt, hime | ls, sele | g, arbe | it; bij konsonanten - zelfs met de twede van 'en medeklinker-kombienasie en na 'en lange vokaal - om aantegeven dat de uitgedrukte klank zowel tot 'et end van de vorige silbe als tot 'et begin van de volgende behoorde die 'en regel lager begonGa naar voetnoot1), zoals: als | sene, luter | re, gebruken | nisse, enz. enz. Er zal tegen mijn eerste konkluzie ingebracht worden: en go | tsGa naar voetnoot2) dan, daar toch -ts aan 't begin van 'en regel?! Alleen: -ts staat op 'en wegkrassen van iets anders - wel van eds? in elk geval stond voor de t(d?)s noch 'en letter. Zo komt ook dat | sGa naar voetnoot3) voor, verbeterd uit dat | es, en dit | sGa naar voetnoot4), waar de s is geschreven op ratuur van es (?); en het | esGa naar voetnoot5), waar door de kopieïst es werd geschrapt, en 'en s bij het werd bijgevoegd. Deze verbeterde vaker: zo krabde híj wel bij he | uesGa naar voetnoot6) de ues uit, en schreef op de ratuur, maar onduidelik: efs, of fs; evenzo deed hij bij he | ftGa naar voetnoot7), waar de ft op ratuur van drie letters, waarschijnlik -uet is geschreven. Analoog daarmee is t | onsGa naar voetnoot8), waar na de t de e is weggekrabd; en s | warGa naar voetnoot9), waar na de s 'en e(?) is geradeerd; en d | waterGa naar voetnoot10) waar na de d zelfs at schijnt weggemaakt; en dr | aneGa naar voetnoot11), dr | opGa naar voetnoot12), dr ‖ afGa naar voetnoot13), waar de r later is bijgeschreven, en ‘en komma boven-rechts’ uitgekrast is. Dit uitgekrab komt ook in de tekst voor: vaak staat dats op ratuur van datesGa naar voetnoot14); merkte de schrijver dat hij letterlik 'en dat | es had gekopieëerd; | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| |||||||||||||||||||||||||
welke letter-kombienasie hij in de tekst terecht verkeerd vond? Veranderde hij daarom ook maket - overgenomen van mak | et? - in maktGa naar voetnoot1) en minnet in mintGa naar voetnoot2) - uit min | net? - doget in dogtGa naar voetnoot3) - uit dog | et? Daarom wel schreef hij dierGa naar voetnoot4), naar 'en door hem gelezen di | er. De afschrijver vond wel in z'n Vorlage die spelmanier. Daaruit verklaart zich, dunkt me, 'en kenegteGa naar voetnoot5), dat afgeschreven zal wezen van 'en vroeger ke | negte;Ga naar voetnoot6) en swefetGa naar voetnoot7) en rechetGa naar voetnoot8) uit 'en ouder swef | et en rech | et; 'en scrinneGa naar voetnoot9) of gecruddeGa naar voetnoot10) naar 'en vroeger scrin | ne en gecrud | de. Ook hoe boven litGa naar voetnoot11) en ogenGa naar voetnoot12) 'en i en 'en e bijgeschreven werd: in de Vorlage zal li | it en o | egen gestaan hebben. Maar verklaren zich uit die afkortingsmanier ook niet al die zogenoemde ‘ongemotiveerde verdubbeling(en) van korte konsonanten na een lange syllabe’Ga naar voetnoot13). B.v.: geruckinge 510, 28. - vorsmackinge 258, 31. - spreckic 282, 25. - suttecheit 258, 34Ga naar voetnoot14). - vtterster 344, 17. - bedde 473, 28. - kussche. - ville (viel). - bewillen (onderwijl). - dinne (die ne)Ga naar voetnoot15). - wonnende 538, 33. - wonninge 486, 34. - werre (ware) 76c Kern, Inleid. - dencken. - drencken. - datten (dat en). - kennentten (Statutenboek van Maastr. 324). - bennden (binden) 503, 35. - opperstendenisse. - lesschen. - stormmelike 575, 6. - onnere. - gewuchge 531, 31Ga naar voetnoot16). - dencge(n) 386, 7; - 486, 35; - 490, 80; - 503, 34. - iuncgeren 423, 25Ga naar voetnoot17). - | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||||||||||||||||
sechge 286, 31. - hnuelechge 282, 30. - ernstachge 539, 27. - ernstaggen 625, 25. - beetde 374, 78. - dogtden 592, 19. - geknochtden 503, 33. - wereltde 192, 30. - Ja, hebben we in deze manier van afbreken mogelik niet de oorsprong te zoeken van de dubbele vokaal- en konsonantschrijving? Dit begint al vroeger, maar komt in 't oudnederfrankies, oudfries, oudsaksies, angelsaksies, oudhoogduits en goties, alleen noch sporadies voorGa naar voetnoot1). In-'t-begin spelt men met enkel letterteken. Vinden we daarvan sporen over in de schrijfwijs he | ben 255, 13; - 593, 15. - he | bie 483, 28. - ha | den 427, 1; - 491, 17Ga naar voetnoot2) - (? ne | mer 257, 1.) - ha | d 492, 13Ga naar voetnoot3). - ma | ch 349, 2; - 353, 13. - betu | gic 225, 3. - En zo verder: laghen (ridere) 569, 14Ga naar voetnoot4). - lighame (‘een 180 maal’, Kern, Inleid.) - hefen 186, 23Ga naar voetnoot5). - mereden 490, 27Ga naar voetnoot6). - temerman 302, 12Ga naar voetnoot7). - Is dit overoude tradiesjonele ‘spelling’Ga naar voetnoot8), die men noch aanhield in Limburg, sedert de VIe eeuw al 'en bloeiende streek, en waar ook veel geschreven werd? Of - wijst 'et mischien met he | bbenGa naar voetnoot9) er op dat de afschrijver niet meer die afbrekingsmanier in zijn tijd konsekwent toepastte? Nader onderzoek zal uitwijzen of 't niet met algemene verdubbeling van de konsonant en vokaal begon; vermoedelik kwam de e veel voor (statistiek zal dit moeten aangeven) waardoor de volgende e tot algemene ‘verdubbelaar’ werd, ook bij de a, u en andere vokalen.
Met de gegevens die we nu noch maar hebben, kan ik niet meer als vragen stellen. Talloze handschriften, vooral oudere, zijn nategaan; waar mogelik, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||||||||||||||||
zijn met name afschriften en ‘Vorlagen’ met elkaar te vergelijken: hadden we in casuGa naar voetnoot1) nu die van deze Sermoenen maar, we zouen meer met zekerheid kunnen aantonen. En zo zal 'et met andere handschriften eveneens wezen.
Maar wat er mettertijd ook blijken zal omtrent de spelwijs in de middeleeuwen, en zijn naar scholen mogelik of ook naar indievieduele eigenaardigheden te onderscheiden prinsiepesGa naar voetnoot2): deze konklnzies kan men nu alvast opschrijven: 1o. de schrijfwijs saelt, siet, doenct, snaechts, kerstael, staref, staerf, beriigt; vergetten, blisschap, himmelsch, enz. bewijst niets voor 'en uitspraak sâlt, sît, dónct, snâchts, kerstûl, stârf, berígt; vergëten (ĕ als in met), blĭischap, himmelsch (i als in zitten, klimmen), enz.Ga naar voetnoot3); 2o. evenmin blijkt dit echter door 't aanhalen van de zogenoemde verwante diealekten: het westelik middelnederlands e.a.; want ook daar zijn die bewijzen gehaald uit soortgelijk geschreven materieëel; ook daar hebben we dezelfde kansen dat vaetten, saelt, waest, dorstoec, saet, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||||||||
braechte, enz. overgenomen werd naar 'en ouder va | etten, sa | elt, enz. En zo verder. Zelfs aangenomen dat b.v. 'en indogermaanse â wel aan ô beantwoordt in teorie, zo is deze vaak verkort, ook al in vrij vroege tijdGa naar voetnoot1). Alleen als in de nu-diealekten die ô voorkomtGa naar voetnoot2), kán in diezelfde tongval ook vróegere léngte aangenomen. Daarom is 3o. als eis al weer te stellen: van 't nú uit beginnen; dan heeft men zekerder gegevens als ergens ooit te krijgen zijn. Waar dus in casu 't nieuwlimburgs ā, ae algemeen heeft, daar kán - zéker is 't noch niet - de vroegere schrijfwijs ae op ā wijzen.Ga naar voetnoot3). Van 't nú alleen uitgaande, zal zeker rezultaat geven. Dit wordt noch veel te weinig gedaanGa naar voetnoot4). Geen wonder: de diealekten van 't nú zijn veel te weinig bekend: worden veel te veel ‘en bagatel’ behandeld, veel te veel genegeerdGa naar voetnoot5). En toch die allen moeten eerst onderzocht. Dan zal blijken hoeveel er zeker was van de oude studie - maar vooral: hoe machtig veel onzeker wordt wat nú als muurvast wordt aangenomen. Of men dáárom nu niet vaak tegenspraak vindt bij vele ‘geleerden’?
Noch 'en opmerking. Is 't niet opvallend dat zowel in deze Limburgse Sermoenen als in 't zogenoemde Berner Glossarium, - die beide zoveel van elkaar weg hebben,Ga naar voetnoot6) - ‘smemmet’ (L.S. 277, 16), voor swemmet voorkomt? Mischien moet ook gelet op 'en ‘gedorden’ en ‘verbert’, L.S. 537, 20; 576, 2, naast ‘en slange gehort’ uit 'et zelfde Glossarium; hoewel r(r) voor rn vaker voorkomt, vgl. van Helten, Mndl. Spr. § 126, n.; zie ook de ‘verhoorden cloet’ in de Reynaert. B.H. | |||||||||||||||||||||||||
De wereld in begrip.7. Zaak en Woord. Taal- en Steloefeningen voor de Lagere School, door J.A. Vermeulen, hoofd der 1ste openbare school te Oud-Gastel. - Onder ons Bereik. Leesboek voor de Lagere School, behoorende bij Zaak en Woord, door dezelfde. P. Stokvis - Waterreus, 's Hertogenbosch. Aan den Uitgever komt een woord van lof toe over 't net uiterlijk van de boekjes. De letter is flink en 't papier degelijk. Hier en daar een plaatje is ook wel aardig. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||||||||||||||
Maar ter zake. Over de ‘taal’-oefeningen nù niet. Wel over het ‘stellen.’ De eerste ‘stel’-oefening is deze: Beantwoord de volgende vragen: (Splits de woorden in lettergrepen en plaats tusschen de lettergrepen streepjes. N.B. De antwoorden moeten beginnen met het cursief gedrukte woord.) Waarin wonen wij? Waarin staat onze woning? Waar leeren wij? Waarin staat ook dit gebouw? Wat staat aan beide zijden der straat? Wat vinden wij hier en daar tusschen de huizen? Staan de huizen in een rechte lijn? Hoe staan zij dan? (Het eene - -, het andere -) Wat vinden wij ook nog tusschen sommige huizen? Waarheen voeren deze? Daar konden de leerlingen wel eens moeite mee krijgen, denken we. Niet ieder kan weten, b.v. wat er aan beide zijden van de straat moet staan, wat we hier en daar tusschen de huizen moeten vinden, en wat wij bovendien nog tusschen sommige huizen moeten vinden. Wij schuiven nog eens wat naderbij, en willen er wat dieper op ingaan. No. 2 is wat anders. Die is Ter invulling. Op die manier b.v.: De meeste huizen bestaan slechts uit ééne verdieping. Dit is - -. Daarboven bevindt zich dan - - Daarop is nog meestal een - - afgetimmerd, dat met een - op de straat - -. Sommige huizen hebben meer dan - -. Enz. No. 3 willen we zelf eens maken. Asjeblieft dan!
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||||||||||||||||
No. 4 is net eender. Waar zijn we, wanneer wij de straat uitgaan, waarin wij wonen? ('k Weet niet!) - Wat is onze markt? (Een plein, een breede straat misschien.... 'k Weet niet!). Wat staat er midden op onze markt? (Een pomp misschien?.... 'k Weet niet!). - Wat is het voor een boom? (O zoo! Neem me niet kwalijk!.... 'k Weet niet!). - Wat weet gij van zijn ouderdom? - Hoe weet gij dat?Ga naar voetnoot1) - Wat staat er om den boom? (Een ijzeren hek misschien of houten koker?.... 'k Weet niet!). - Wie zitten daar des zomermiddags? - (De straatjongens misschien?.... 'k Weet niet!). - Waarom gaan zij daar zitten? ('k Weet niet!). - Wat doen zij er? (De menschen vervelen misschien?.... 'k Weet niet!) Maar, denken we, - zou hier niet een bepààlde markt bedoeld kunnen zijn? De schrijver woont te Oud-Gastel? Maar is daar wel een markt met een boom? Wat wil dan eigenlijk deze man? Want dat er boven zoo'n reeks vragen staat: Ter Bespreking: Grootte en vorm, de boom op de markt, kermis; enz. - dat verplààtst toch immers maar de vraag? Waarom toch moet de onderwijzer de markt zòò en zòò zien, en niet anders? Waarom moet het kind het òòk zoo zien, en waarom moet er op die vragen juist zòò en zòò geantwoord, en niet ànders? Waarom mag er geen àndere markt zijn, met een ànderen vorm, zònder boom en zònder kerk en toren? Wij raadplegen de Voorrede en lezen daar o.a.: ‘De steloefeningen loopen vrij getrouw evenwijdig met de lessen uit “Onder ons Bereik”, zoodat de leesboekjes daarbij gebruikt kunnen worden, zooals in de voorrede van die boekjes is medegedeeld’. -Ga naar voetnoot2) We nemen de voorrede der leesboekjes en vinden: ‘De lesjes zijn een résumé van het behandelde bij het Zaakonderwijs (1e deeltje: de Omgeving) dat de steloefeningen uit “Zaak en Woord” moet voorafgaan .... De leerlingen kunnenGa naar voetnoot3) in deze boekjes lezen, wat zij bij het Zaakonderwijs geleerd hebbenGa naar voetnoot4) en waarover zij straks zullenGa naar voetnoot5) schrijven. Eindelijk kanGa naar voetnoot6) “Onder ons Bereik” dienst doen als partie du maître bij het nazien der steloefeningen’.
Maar nu vraag ik nog èèns: Wat voor een ‘Omgeving’ is het, waarover moet worden gesproken, gehandeld, gevraagd, geantwoord en nagekeken? Wat | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||||||||||||||||
voor een wereld is het dan toch, die daar vastgesnoerd ligt in dit ‘Wetboek’: punt van uitgang voor den meester, doelwit van den leerling, toets en toevlucht voor beiden? Een ommuurde ruimte, geestlijke gevangenis, handenmaaksel en hersenspinsel van menschen? Wat is dat voor een Wereld? - Dat is de Wereld in Begrip! En de straat, waarin de schrijver zijn leerlingen rondleidt, is niet de straat vàn die leerlingen, noch die van Biesdorp, Zandhoek of Heiduin, - maar een straat in abstractie. En de ‘markt met den boom’ is niet zijn markt, noch de markt van Rijndam of Tweeburg, maar een markt in abstractie. En al wat door deze ‘methode’ ‘Onder het Bereik’ van den leerling.... niet is, maar kòmt, natuurlijk ook door ‘schoolwandelingen en andere’ ‘middelen tot directe aanschouwing’,Ga naar voetnoot1) - dat is niet zijne Omgeving, maar een in 't begrip! Het volle kinderleven met Vader en Moeder, zijn boomen en bloemen, zijn huizen en straten, - wordt genegeerd, gesmoord! Binnen de muren van steen eindigt het Werk'lijke Leven. En tusschen het Kind en zijn Wereld schuift hier de School een Vreemde, Vermeende Wereld, een Wereld van Kunst, van Papier,.... ja, ik wèèt niet wat voor een raar Ding!.... Het spreekt van zelf: in die and're wereld komen ook een vader en moeder, òòk huizen en straten; 't komt alles, netjes naar de ‘methode’ het voorschrijft, successievelijk in de kinderhersens; van àlles komt er ook in: - ('t wordt àlgemeen ontwikkeld!) - zelfs blijdschap, droefheid, dood en ranen, - van zelf: in 't begrip! - maar.... de Waarheid en 't Leven ontbreken alleen! Een ‘methode’ als deze: het voeren van het Individu uit zìn Gods-Wereld in een met poppetjes en dingetjes opgevulde Menschen-Schepping, als De Wereld in 't Algemeen, abstractie voor àlle scholen voor 't heele land, - is een onding. Ze mist elk' paedagogischen grondslag. Ze hangt in de lucht. Voor 't Zaak- en Stel-Onderwijs heeft alleen een Handleiding recht van bestaan;Ga naar voetnoot2) d.i. een ontvouwing van den juisten leergang in 't algemeen, (en daarvoor zijn niet veel woorden noodig!) en in details: de toepassing van dien gang voor één of meer centra (niet tot navolging, maar tot verklaring voor den onderwijzer!) om aan te toonen, hoe van het lokale, d.i. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||||||||||||||||
het bekende uit, de kennis der zaken (d.i. de Taal) in telkens wijder kringen moet worden uitgebreid, wil men komen tot de algemeene taal. Maar - wat doet men gemeenlijk? Men volgt den omgekeerden weg. Men werpt alvast de ‘taal’ als algemeen begrip, de jonge kinderen in de eerste leerjaren reeds voor de voeten, - in plaats van steunend op de eerste, levende taal, (d.i. de kennis der dingen, binnen hun eersten kring,) - geleidelijk terrein veroverend, voort te gaan. En hier? In plaats van met de zaken zelf om het kind heen, - zìn zaken bepaald behoorend bij hèm, individueel,Ga naar voetnoot1) - te beginnen, en dààrop steunend, 't omliggend terrein te verov'ren, - negeert men de kinderwereld en kuntselt er een in de plaats voor hen en voor 't heele land, als surrogaat voor Natuur.Zoo vervreemdt men door de ‘School’ een Volk van zijn Ziele-Leven! Wat er bij zulken van de ‘taal’ terecht komt, laat zich gevoelen. En wat het ‘stel’-onderwijs beteekent bij zulken, dat zagen we in 't bekende specimen van ‘de markt met den boom’.
De lesjes zijn heel naïf. De auteur toont, dat hij als kind met het kind mee weet te leven. Nemen we b.v.: De Postbode. ‘....... De brievengaarder is de directeur van het postkantoor. Op groote postkantoren in steden en voorname dorpen spreekt men van directeur. Aan het hoofd van kleine postkantoren staan brievengaarders...... Op een dorp ziet men den postbode altijd met ongeduld verschijnen. In een stad komt de post zoo dikwijls per dag, dat men aan den brievenbesteller nog niet denkt. Doch, in een dorp is dat anders. Daar ziet men met genoegen het uur aanbreken, waarop men zijn couranten kan lezen, waarop de brieven van familieleden of kennissen aankomen. De winkelier, de koopman, de dokter, de burgemeester, de secretaris, allen hebben iets te verwachten. De winkeliers en kooplieden drijven handel, zij koopen en verkoopen, zij hebben waren te bestellen enz. Dat alles kan gemakkelijk per post geschieden. Zij zien met ongeduld de brieven te gemoet, die hun belangrijke tijdingen moeten(!) brengen. De dokter verlangt naar zijn tijdschriften en couranten. De burgemeester en de secretaris hebben brieven te verwachten over gemeentezaken(!!). En wie leest er tegenwoordig niet een courant? Wie wil niet weten, wat er in andere plaatsen gebeurt? Soms brengt de postbode ook droeve tijdingen. Hij brengt b.v. een brief met een zwarten rand, een rouwbrief, die ons den dood meldt van iemand, die ons dierbaar is. Dan ware hij beter weggebleven. Doch, daar kan de man niets aan doen’. - Is dat nu niet aardig? | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||||||||||||||||
8. Handleiding voor het onderwijs in de Vaderlandsche Geschiedenis door D. Kanon en A. Mout, hoofden van Scholen te 's-Gravenhage. - Leesboekjes behoorend bij de Handleiding enz. door dezelfden. Deventer, Kluwer en Co. 't Idee is heel goed. Langs den weg der aanschouwing, door grepen uit de omgeving van 't kind, tot algemeene begrippen te komen van Regeering, Wet, enz., - zal niemand afkeuren. Maar welke omgeving? Nemen we het Voorbericht van 't Eerste Deeltje. Wat lezen we daar? ‘Ten overvloede wordt er hier nog eens aan herinnerd, dat bij de behandeling van al de onderwerpen niet de denkbeeldige omgeving, zooals die in dit boekje geteekend is, moet beschouwd worden, maar de werkelijke omgeving waarin de kinderen der klasse leven’. Dus: in de boekjes staat de denkbeeldige omgeving. Maar ‘behandeld’ moet worden: de werkelijke omgeving, waarin de kinderen der klasse leven. Goed zoo. Maar hebben de auteurs hiermee niet zelf hun maaksel veroordeeld, zooals de boekjes het geven? d.i. de wereld in begrip? En willen ze nu werkelijk de boekjes met die abstracte wereld, die niet mag worden behandeld, hun leerlingen in handen geven? Zoo niet? Waarvoor dan de boekjes? Zoo ja? Waartoe dan dat uitdrukkelijk, ‘nog eens’ herhaald verbod?
Overigens zijn de lesjes lief; de toon is allereenvoudigst: groote verdiensten zeker. Ook papier en letter maken een gunstigen indruk.
Dubbeldam. J. Koopmans. |
|