Taal en Letteren. Jaargang 4
(1894)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 380]
| |
Uitgeven en verklaren.Van Sente Brandane, met Inleiding en Aanteekeningen, uitgegeven door E. Bonebakker. Amsterdam, Gebr. Binger, 1894.En wat tekstuitgeven, èn wat aantekeningen-maken aangaat, bewijst dit proefschrift, hoe goed inzicht daarin de schrijver had. Ik karakteriseer hem 't beste door van hem aantehalen. Verreweg 't. meeste ben ik volkomen met hem eens; vooral omtrent zijn methode. Een enkele opmerking maak ik er tussen door. ‘Indien de (vroegere) uitgever (van de Brandaen) ook al een boekenvriend, een Bibliophiel geweest is - een boekenbegrijper was hij niet. Nu - “Gar mancher komt trotz vielem lesen
Mit dem verständniss in die brüche;
Wol hat er die sprüche der weisheit gelesen
Doch nicht verstanden die weisheit der sprüche.”
De thans verschijnende afdruk geeft den inhoud der beide zorgvuldig geschreven, regelmatig gespelde hss. zoo goed als onveranderd weer. Ik heb slechts enkele wijzigingen aangebracht; zij misleiden dengene niet, die niet dan authentieke vormen verlangt, en zij besparen onnoodigen last aan een ander, die het Mnl. niet zoogoed kent, of hij valt over het vreemde uiterlijk van een woord.’ ‘Veranderingen zijn de voetklemmen van het leekendom in den knollentuin des geleerden. Ik houd ze slechts in zoover voor onschadelijk, dat zij geen bijzonderheden van woord of zinsbouw kunnen verduisteren. Daarom heb ik cijfers cijfers gelaten. Door de liefhebberij van verschillende tekstuitgevers, om ze door een telwoord weer te geven welks vorm natuurlijk niet het minste gezag heeft, is de beoordeeling van den vorm der numeralia zeer moeilijk gemaakt (v.H., 380, Opm. 1). Evenmin heb ik onorganische h's geschrapt, noch die letter, waar zij geprocopeerd is, ingevuld (vgl. Franck, § 114, 3; v.H., § 132, c.). Ook in de onregelmatige splitsing van afleidingen, samenstellingen en andere verbindingen heb ik geen verandering aangebracht. Sommige woorden zien er daardoor zonderling uit; 't zij zoo; beter dan dat, ten gevolge eener mogelijk verkeerde opvatting mijnerzijds, woorden voor samenstellingen werden gehouden, die in genitivo van elkaar afhangen - hetwelk soms volstrekt niet zeker te zeggen is, en stellig niet dan, wanneer de willekeur van den | |
[pagina 381]
| |
uitgever de gegevens zou hebben uitgewischt, die hadden kunnen strekken tot het verkrijgen van een maatstaf ter beoordeeling van zulke gevallen. Voorts heb ik verbuigingsvormen en spelling gelaten zooals zij zijn. Mnl. uitgaven zijn alleen voor de wetenschap van nut: aan de eene zijde voor geschiedstudien van verscheiden aard, dan voor de studie der taal - voor het minder exacte deel daarvan: de kennis der woorden naar hun begrippen, - en vooral voor het zuiver exacte deel: de kennis der vormen. De studie van het laatste heeft alleen zin, als zij uitgaat van de verschijnselen zooals zij zijn; voor haar is van groote waarde, den vormschat te kennen van een b.v. 15de-eeuwsch copiist en van absolute onwaarde de vormen eens auteurs van een eeuw of twee vroeger - vormen waartoe door middel van veel geleerd apparaat met meer of minder kans van waarschijnlijkheid besloten is, of die - gelijk dikwijls geschiedt - zonder systeem, op de basis der moderne taal worden bedacht. Gaat men de vele “van-zelf-sprekende” veranderingen na, waarvan aan de voeten der bladzijden in menige uitgave rekenschap is gegeven, confronteert men op al die plaatsen de origineele lezingen der hss. met het uitvoerige materiaal (b.v.) in de grammatica van van Helten, dan ziet men bewezen, dat de meeste van die veranderingen voorbarig zijn; overwegende dat de schrijver van die grammatica zich met vele uitgaven, als boven bedoeld, heeft moeten geneeren, kan men zeker zijn, dat hij vele verschijnselen niet heeft waargenomen, doordat de uitgevers ze hebben verdonkeremaand;Ga naar voetnoot1) stellig zou anders het bestaan van nog veel meer zulke geëlimineerde vormen door hem bewezen zijn. Ook de studie der syntaxis heeft veel schade geleden, door dat schrappen of invoegen van een lettertje t, of s, of n, of het veranderen van daer in dat, etc.; de tijd is daar, om die kunstgrepen na te laten; in aanteekeningen mag men zich er zooveel aan blijven vergasten als men wil: uit een wetenschappelijk oogpunt zijn zij verwerpelijk. Ik erken wel het bestaan van een zeker aantal schrijffouten in de hss., maar die zijn veel minder talrijk dan wij - voor ons gemak - gewoon zijn aan te nemen: de schrijvers van zoovele zorgvuldige hss. moeten noodzakelijk minder “gedommeld” en “geknoeid” hebben dan men gewoonlijk beweert. De groote meerderheid van critische verbeteringen zijn veroorzaakt door onze onkennis.Ga naar voetnoot2) Ter toetsing vergelijke men eens tekstverbeteringen van voor twintig of meer jaar met latere grammatische vondsten; of ga men na op hoevele - op hoe weinige punten slechts een later gevonden ander hs. van een zelfden tekst de veranderaars der vroegere gelijk gegeven hebben. Bij mijne bewerking van den tekst uitgaande van het denkbeeld, dat het meer waarde heeft een gedicht - of wat ook - te geven en te verklaren in den vorm, dien een later afschrijver er aan gaf, dan den ouden oorspron- | |
[pagina 382]
| |
kelijken vorm des auteurs terug te gissen, kon ik voor de rijmen geen uitzondering maken. Er zijn zeer vele onzuivere rijmen in beide teksten: vele aan beide gemeen, vele in één slechts aanwezig. Telkens geeft de eene redactie gelegenheid om in de andere een onzuiver rijm te doen vervallen; maar hoe gemakkelijk ook - die kunstbewerking zou ik daarom reeds nooit hebben toegepast, omdat te bewijzen is, dat niet die andere tekst een secundaire gedaante vertoont, aangebracht tot verbetering van de oorspronkelijke met het onzuivere rijm.’ ‘De laatste veranderingen, die ik niet gemaakt heb en waaraan ik mij ook in de aanmerkingen nauwelijks heb gewaagd, zijn veranderingen in duistere zinnen en de aanvulling der ontbrekende regels. In plaats van de laatste open te laten, beproeven sommige uitgevers hun krachten op aanvulling - doelloos, omdat ieder dat wel voor zich zelf kan doen, waardeloos omdat zij uit de lucht gegrepen is, waardeloos ook dan, wanneer er gegevens zijn, waaruit het ontbrekende naar den zin zoo wat, maar nooit woordelijk aangevuld kan worden. Verschuiven, invoegen, weglaten van woorden of er door andere te vervangen - dat alles bewijst dat men een plaats niet begrijpt; soms is zoo'n zin corrupt. De gelegenheid tot verstandsscherping - indien een philoloog dat nuttig voor zich vinden mocht - wordt hem door deze opvatting der tekst-critiek niet weggenomen: alles is te emendeeren - bijna alles bevredigend te verklaren; het laatste is zooveel harder slijpsteen, dat men er met dezelfde uitkomst de hersens op wet.’ Enkele dingen heeft de uitgever toch veranderd - ‘concessies aan wat moderne oogen verlangen’ (blz. XIV). Maar daarom zijn ze onjuist! oe, die niet de diphthong aanwijst, is in oo veranderd. Dit is niet richtig, ondanks Grimm's ergernis, en Franck's opmerking (zie blz. VIII). Niet alle oudere oo's zijn in alle dialekten oo's gebleven; er zijn er in oe (ne), w overgegaan; met die te veranderen maakt men de tekst onbruikbaar voor dialektvorsers: men verdonkeremaant de gevallen! Zo moest ook overal aangewezen zijn waar afkortingen voorkomen (cursief b.v.); al mochten de gevallen waar zij niet gebruikt zijn, aangenomen als de oplossing-aanwijzend. Men kan nu niet tellen hoe vaak daer voorkomt naast d'; en b.v. dachv't (dat vaak ook dachvert is in dialekt) naast vaert. Dan had men ook kunnen zien waarom gekozen was ‘ontfarmen’ en harde (blz. XXI) (:merkwaardig: herde schijnt meer voortekomen!) ‘Een verandering, aangebracht zonder argumenten, is geheel willekeurig.’ Over de interpunksie zegt hij: ‘Onmisbaar is in een tekstuitgave een hoe sobere interpunctie ook. Interpunctie is een willekeurig en lastig ding, maar - indien geslaagd - geriefelijk als een eenvoudig middel voor den uitgever, die beter dan iemand als | |
[pagina 383]
| |
wegwijzer bevoegd is (moet wezen), om zonder toelichting zijn opvatting van de meeste zinnen aan te wijzen; interpunctie is onschadelijk: ieder weet dat het máár van den uitgever is. Ook ik heb geinterpungeerd. Er zullen er glimlachen over mijn vele punt-komma's; ze plaatsende heb ik zelf wel eens geglimlacht. Er komen ook in de Brandaenteksten telkens een aantal onverbonden hoofdzinnen voor. Door een punt mogen zij niet gescheiden worden, omdat zij een aaneengesloten gedachtenreeks vormen; door een komma niet, omdat het hoofdzinnen zijn, en dat moet steeds zooveel mogelijk uitkomen; relatieven komen in middeleeuwsche talen veel minder voor dan demonstratieven, in 't algemeen is de middeleeuwsche syntaxis eenvoudig.... In vele gevallen is dientengevolge de interpunctie geheel overbodig: past men haar echter toe, dan moet men het overal doen, ook daar, waar zij ballast is in het analitisch... geconstrueerde Middelnederlandsch. In het algemeen heb ik zoo alledaags mogelijk geïnterpungeerd, daar mijn uitgave niet voor eigen gebruik alleen bestemd is; anders had ik heel wat van die overbodige komma's achterwege gelaten ter afscheiding van hoofd- en afhankelijke zinnen, komma's die alleen aan onverstandige consequentie-zucht, niet aan de eischen der duidelijkheid hun recht van bestaan ontleenen.’ Ik ben er voor, de interpunksie van de tekst-zelf te weten. Die van d'uitgever is m.i. niet onschadelik, zolang hij d'oorspronkelike niet aangeeft. Mij komt 't vaak voor alsof men in de ME. in de regel alléen dan interpungeerde waar men 't nodig had tot verduideliking. - De tekst zoveel mogelik uitleggen! - ongetwijfeld. ‘Mijne aanteekeningen bevatten voorts de bespreking van alle woorden en uitdrukkingen, die dat vereischten. Heb ik bij alle plaatsen alle passages, die voor verschillenden uitleg vatbaar, die moeilijk te verklaren zijn, of bij den eersten oogopslag tot een verkeerde opvatting kunnen verleiden, een gemotiveerde uitlegging gegeven of een vingerwijzing: kortom - ik heb getracht de studie van den Brandaen zoo gemakkelijk mogelijk te maken. Op verscheidene plaatsen ontbreekt de verklaring, omdat ik er geen had; ik vermeldde dat dan. Ik geloof niet dat er veel plaatsen overgebleven zijn, waar men zal zeggen, dat de uitgever ze niet begrepen heeft of vragen: hoe heeft hij haar opgevat? En de aantekeningen bevatten machtig veel dat 't juiste inzicht van de schrijver ook in ‘Taal’ bewijst, al proeft men een enkele maal wel eens 't ouwe zuurdesem noch! dat logica of grammaire-raisonnée regelen zou wat men sprak en schreef! In dit proefschrift ligt een belofte voor later! - Hierbij kan als aanvulling bij 't bovenstaande geschikt afgedrukt wat ik in de Spectator van 1892, no. 33 schreef, over verklaren van teksten voor 't grote publiek bestemd. ‘Een kommentator moet z'n lezers leren lezen. Hij moet er opmerkzaam op | |
[pagina 384]
| |
maken, dat het geen toeval of willekeur is wat er staat. Hij dient, kortweg, al wat afwijkt van ons tegenwoordig beschaafd taalgebruik aan te wijzen en te verklaren. Het is toch nodig ook, dat de lezer maar niet zo in de ruwte begrijpt wat er geschreven werd, het zo wat uit de verte vat; hij moet het door-en-door kennen; min of meer zuiver kunnen reproduceren. Daarom is 't niet genoeg als een kommentator de woorden aantekent, die verloren gegaan, of die veel van betekenis veranderd zijn. Daar stoot ieder lezer tegen; die zoekt elk zich wel duidelik te maken. Maar die 't minst in betekenis van de onze nu verschillen; waar men dáarom zo makkelik over heen leest, terwijl men denkt ze zó-wel te begrijpen, die vooral moeten genoteerd, en opgehelderd. Hoe wil men anders ook dezelfde indrukken, ongeveer, krijgen als de auteur? Is men bang dan niet het bos, wel de bomen, en die alleen te zien; wat verhindert, als men de kennis van de bomen gekregen heeft, zich op een afstand te plaatsen, en nog eens te gaan kijken, maar nu naar 't bos?Ga naar voetnoot1) Trouwens, niet die détailkennis is nodig, die boom-voor-boom in al zijn vormen en bestanddelen, in z'n oorsprong, leert kennen; maar die alleen, die het bos leert waarderen. Vrij-wel is daarom overbodig het aangeven van de etymologie der woorden; vooral waar die in 't geheel niet juister de tekst doet verstaan, of dieper de kracht van 't woord doet voelen.Ga naar voetnoot2) Zegt men bij een zeker stuk: dat loont hier de moeite niet; dat komt hier niet te pas; al die nauwkeurige exegese; dan vraag ik: waarom dát stuk dan behandeld? Laat dat soort dan alleen in teksteditie bestaan voor die historiese studiën maken, en zelf, altans merendeels, het wel kunnen verklaren. Maar bij iets, dat voor 't grote publiek uitgegeven wordt, dient men zó te werk te gaan. Dan moet al wat afwijkt van tans, in woordorde en samenvoeging, in woordgebruik en vorm opgetekend. Dit is wel een ideaal, maar men kan er naar streven, - en, met inspanning, het ook heel nabij komen. Men heeft dan een methode van exegese bovendien. Wat, is anders elke keer de vraag, moet wél, wat niet geëxpliceerd. Hoe weet de kommentator, dat wat hij niet verklaart, toch door zijn lezers wordt opgemerkt en begrepen?Ga naar voetnoot3) B.H. |
|