Vondel's Samson, vs. 519.
Samson is door de Filistijnen gevangen genomen en veroordeeld tot levenslange gevangenschap. De Rey tracht bij den vorst van Gaze verzachting van die straf te krijgen:
Is Samson losbaer, stel hem op een' hoogen prijs.
Men koopt hier 't recht niet om, dat strijt met onze wijs.
Men geeft geen' vyant maght en vryheit zich te wreecken.
De prins zit blint, van licht en zijn gezicht versteecken.
Een blinde is maghteloos, en droomt van geene wraeck.
Hy slijte dus den tijt, den bozen tot een baeck.
Het missen van 't gezicht dient andren tot een voorbeelt.
Men heeft hem eeuwigh ter gevangkenis veroordeelt.
519.[regelnummer]
En beter eeuwigh dan voor een gezette tijt.
Een zelve maght verwijst: een zelve schelt hem qnijt.
Een vonnis krencken, noch niet lang geleên gestreecken?
522.[regelnummer]
Het vonnis blijve: geef hem lucht om uit te breecken.
Uitbreecken? hoe kan dit, behoudens recht, geschiên?
Men kan ontveinzende, wel door de vingers zien.
De menschen zijn te loos, en lozen zouden 't mercken.’ (Enz.)
Tot recht verstand van vers 519 was het noodig deze geheele plaats uit te schrijven.
Van Lennep, die den regel eerst in den mond van den Vorst wilde leggen, eindigt met deze verklaring (zie ed. Unger, 1660-1662, blz. 29): Het is beter voor altijd, dan voor een poos. Want ‘op een eeuwig vonnis kan men nog terugkomen; maar iemand, die voor een bepaald aantal jaren veroordeeld is, moet zijn tijd uitzitten.’ Waarom dat moet, wordt niet gezegd.
Beter dan van Lennep's verklaring schijnt ons deze: En in vs. 519 zal, zooals vaak in het mnederl. (zie Verdam's Woordenboek, II, 638) en ook in bijbeltaal, een zwakke tegenstellende kracht hebben; het kan dan worden weergegeven door maar; ook door welnu, wel, nu. (Vgl. ook: Brieven van Multatuli in 1862-1863, blz. 37.) Vondel zelf gebruikt het méér zoo. B.v. in den Adonias:
‘De kroon lijdt geen verschooning.
Dees misdact quctst het hart des rijx, dat is de koning,
Het eigen beelt van Godt, op 't rijxaltaer gewijt.
1053.[regelnummer]
En Godt schclt daeghlijx zelf der boozen misdaet quijt.