Spaansche Brabander 285-287.
In mijne onlangs verschenen uitgave van Brederode's Blijspel staat van deze regels eene verklaring, die, schoon met de noodige restrictie gegeven, mij sedert gebleken is, volkomen onjuist te zijn. Ik acht mij gelukkig, die hier te kunnen herroepen en mededeeling te doen van eene andere, niet door mij gevonden, maar uitgelokt door eene vraag van den heer J.H.E.A. Meijer, die het boekje in het Weekblad de Amsterdammer aankondigde. Het was eene gelukkige gedachte van den heer Meijer, allen, die iets wisten omtrent het in de regels bedoelde spelletje, uit te noodigen, daarvan mededeeling te doen. Zoodoende ontving ik al spoedig een schrijven van den heer Th. Kuyper te Heerenveen, Noord-Hollander van geboorte, waarin mij reeds het een en ander duidelijk werd, later op verrassende wijze bevestigd en aangevuld door een artikeltje in hetzelfde Weekblad (no. 802) van den heer P. te Kruiningen, die zijne jeugd aan de Zaan had doorgebracht. Inderdaad, hier hebben we het terrein, waar vele plaatsen bij onze oude kluchtspeldichters nog tegenwoordig opheldering kunnen ontvangen. Het plat-Amsterdamsch der 17e eeuw was dezelfde taal, die nog tegenwoordig aan de Zaan en in Waterland gesproken wordt: Amsterdam behoorde toen niet alleen in geographischen zin tot Noord-Holland.
Het zij mij vergund, uit de gedrukte en ongedrukte mededeelingen het een en ander aan te voeren, om, naar ik thans meen, de beteekenis der regels:
Aauwe, willen wy t'samen klaauwen?
Ick ra stoof, Aauwe schijt,
Aauwe is sijn klaauwen kwijt
voor goed in 't licht te stellen.
In Noord-Holland - doch hier niet alleen, ook te Boskoop en te Stolkwijk en dus zeker nog wel elders in Zuid-Holland, - wordt door de jongens een spel gespeeld met ‘kooten’ of ‘klauwen’. Dit zijn beenderen uit de teenen der koeien (of paarden) afkomstig, die een min of meer plat grondvlak hebben, terwijl de beide zijvlakken in een gebogen bovenvlak overgaan. Van de beide eindvlakken bestaat het kleinste uit twee bolle, het grootste uit twee holle helften, door eene gleuf gescheiden. De zes vlakken dragen niet overal dezelfde namen. Een volledig stel lees ik op een exemplaar, uit Boskoop afkomstig: het grondvlak heet ‘hoerie’, de beide zijvlakken ‘schijt’, het bovenvlak ‘kiel’, het grootste eindvlak ‘stoof’ en het kleinste ‘test’. Op een exemplaar, dat de Broek-in-Waterlandsche namen aangeeft, heeten de beide zijvlakken mede ‘schijt’, het grondvlak ‘buik’. Volgens het stukje van den