Taal en Letteren. Jaargang 2
(1892)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 233]
| |
Woordverklaring.
| |
[pagina 234]
| |
Vraagt iemand: ‘zoo, is die man niet eerlijk?’ dan kan het antwoord luiden: ‘O neen! Ik geloof zelfs, dat hij niets minder dan eerlijk is’ (met nadruk op minder). De gewone beteekenis van niets minder dan is tegenwoordig: op zijn minst, zachtst genomen, zeker, in ieder geval. Vgl.: Hij is niets minder dan rijk. Ik vind het niets minder dan beleefd. Voor wij een verklaring beproeven, nog de opmerking, dat het dubbelzinnige der uitdrukking in de spreektaal minder aanleiding tot verwarring geeft dan in de schrijftaal. Want naar gelang wij niets minder dan op de eene of de andere wijze opvatten, leggen wij onwillekeurig den klemtoon eenigszins anders. Bedoelen wij met den zin hij is niets minder dan eerlijk (zie boven) ‘hij is volstrekt niet eerlijk’, (I) dan kunnen wij den toon der uitspraak aldus weergeven: . Willen wij er mee zeggen: ‘zeker is hij eerlijk’ (II), dan spreken wij op deze wijze: .Wie muzikaal gehoor heeft, zal tevens opmerken dat de toonhoogte van niets en min in I nagenoeg gelijk is, terwijl niets in II aanmerkelijk hooger klinkt dan min -.
Het dubbelzinnige in de uitdrukking niets minder dan is een gevolg van de verschillende beteekenissen van niets, of liever nog van iets. Iets, voornaamwoordelijk gebruikt, beteekent: een ding, een zaak, het een of ander (I); bijwoordelijk gebezigd, heeft het de beteekenis van: een beetje, een weinig (II). Onder niets kan men dus zoowel verstaan: geen ding, geen zaak, niet het een of ander (I), als: geen beetje, geen zier, zelfs niet het minste of geringste (II). Niets minder dan (I) beteekent derhalve: geen zaak, minder dan; d.i. geen zaak (niets) in mindere mate dan; niets zóó weinig als; volstrekt niet. Er ist nichts weniger als reich: hij is niets zóó weinig als rijk, hij is volstrekt niet rijk. Niets minder dan (II) wil zeggen: geen zier minder dan; minstens zóóveel als. Hij is niets minder dan rijk: hij is geen zier minder dan rijk; hij is rijk in den vollen zin van het woord. Uit deze verklaring blijkt tevens, waarom in (II) niets veel nauwer aan minder verbonden is dan in (I).
Nog dubbelzinniger dan niets minder dan, maar veel gemakkelijker te verklaren, is de uitdrukking niet het minst. In een courant las ik onlangs: ‘Iemand uit vroeger eeuwen, die plotseling herleefde, zou zeker niet het minst verbaasd staan over onze tegenwoordige reclame.’ ‘Waren al de andere meisjes eenigszins beschroomd, de kleine Betsy was niet het minst verlegen.’ | |
[pagina 235]
| |
‘Als Grieksch dichter heeft deze auteur niet het minst uitgemunt.’ Een goed stilist vermijdt natuurlijk alle dubbelzinnigheid: ‘Het een door het ander genomen staat de Camera Obscura steeds vooraan in de rij onzer beste prozawerken; en niet het minst doet zij dit, sedert zij in de laatste uitgaven vermeerderd is’ .... (Busken Huet.) ‘Aan diezelfde schijnbaar nuttelooze bedevaarten dankte (Staring) voor een deel zijn kunstzin, de oudvaderlandsche wending van zijnen geest, de degelijkheid van zijn talent, en niet het minst zijne sympathie voor het romantisme’ (dez.). Niet het minst kan beteekenen: niet minder dan anderen (niet minder dan in andere dingen); meer dan anderen (meer dan in andere dingen); vrij sterk, zeer (I) en ook: volstrekt niets, in 't geheel niet (II). Wie zich duidelijk wil maken, hoe de uitdrukking niet het minst aan die uiteenloopende beteekenissen komt, herinnere zich een aardigheid, die hier en daar in zwang is onder kinderen: Jantje beklaagt zich, dat zijn jarige broer hem niet één chocolaadje heeft gegeven. ‘Je jokt,’ roept de valschelijk van gierigheid beschuldigde Willem, ‘ik heb er je wel vier gegeven!’ ‘“Dat heb je ook,” antwoordt Jan, “wèl vier, maar niet één.”’ Niet een is zoowel méér dan één als minder dan één, nul. Zoo kan men ook met niet het minst evenzeer bedoelen meer dan het minst, tamelijk veel (I), als: nog minder dan het minst, zelfs niet het minst, totaal niets (II). ‘Hij heeft niet het minst als dichter uitgemunt’ (I), met eenigen nadruk op niet, wil zeggen: hij heeft meer uitgemunt als dichter dan als ... iets anders; dus: er zijn dingen, waarin hij minder uitmuntte dan in de dichtkunst. ‘Hij heeft niet het minst als dichter uitgemunt’ (II), met den nadruk op minst, beteekent: als dichter muntte hij volstrekt niet uit. R.A. Kollewijn. |
|