Taal en Letteren. Jaargang 1
(1891)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGeels poëzie.Ga naar voetnoot2)In Bakhuizens opstel over Onderzoek en Phantazie en in de uitmuntende Voorrede van de Editie van W.P. Wolters leest men, dat Geel ook de lier heeft gehanteerd; bij Wolters verneemt men tevens, dat het in zijne jeugd was en de dichter later niets meer van die verzen weten wilde. Wij hebben niet al de Tijdschriften van het eerste kwart dezer eeuw doorsnuffeld, doch iets van die Poëzie is ons ten minste bekend. In het Magazijn van W.K. en L. van N.G. van Kampen I, 1822 vindt men van 443-474: Proeven eener navolging van de Lady of the Lake van Walter Scott. Geel geeft hier een analyse van het gedicht, roemt de nieuwe romantische schilder- en verhaalkunst en bewondert Scott. Dan volgen twee vertaalde fragmenten. Het eene is de beschrijving van de hertenjacht waarmede het gedicht opent van I tot XI. | |
[pagina 272]
| |
Het andere behelst de oproeping van Alpine's Clan tot den oorlog, Canto III, van VIII-XXIV. Het artikel wordt voorafgegaan door een Voorrede, waarin de schrijver mededeelt hoe Van Kampen hem uitgenoodigd had, ‘deze verhandeling ter plaatsing in het Magazijn af te staan.’ ‘Van eene verpoozing, zegt hij verder, is de navolging dezer fragmenten een wezenlijke arbeid geworden.’ Dit heeft meer dan ééne oorzaak gehad, doch de voornaamste is wel (zijne) eigene onbekwaamheid. ‘Daarom ook zal ik dezen arbeid staken, tenzij het mij mogt blijken, dat men algemeen eenige verdienste, hoe gering dan ook, in mijne poging erkende, en eene geheele overzetting van Scott's dichtstuk niet als een ballast voor onze litteratuur zoude rekenen.’ Van die geheele overzetting is ons niets bekend. - In deel II van het Magazijn, 1823 (het jaar dat Geel als onderbibliothecaris naar Leiden trok), verscheen Over Milman's Dramatisch Gedicht. De val van Jeruzalem, 417-442. Deze Hilman is de Engelsche Historicus van dien naam (History of Christianity to the extinction of paganism etc.), de uitgever van Gibbon's Decline and Fall. Tijdens Geel over hem schreef, was hij professor te Oxford. Op pg. 429-432, 433-442 vooral, voorts passim, kan men proeven van vertaling in dichtmaat vinden. Uit dit stuk blijkt Geels bekendheid met het treurspel van Vondel, en wat zijne opvatting van het tragische hier aangaat, vergelijke men zijne Beoordeeling van Elink Sterk's Over den schrik en het medelijden in het Grieksche Treurspel in De Gids 1839 II. 29. - Wij kennen nog iets van ouder datum. Een in 1819 in Diligentia gehouden voordracht wordt aangetroffen in Mnemosyne I, stuk VIII, 1820: het is een ‘Kort overzicht v.d. loop der Grieksche Letterkunde te Alexandrië.’ Aan dit overzicht, dat ons Geels proza in een staat van mindere volmaaktheid, in wording aanbiedt, is een Proeve in dichtmaat van het Heldendicht over den Argonautentogt van Apollonius Rhodius verbonden. In zijn geheel is dit opstel voor de kennis van Geel niet van belang ontbloot. Meer kunnen wij thans van Geels poëtischen arbeid niet noemen. Doch er kan nog vrij wat meer bestaan. Wat ons voorkomen mocht, deelen wij gaarne mee. Het aangewezene is niet van dien aard, dat het aan de vergetelheid behoeft onttrokken te worden. v.d.B. |
|