Aan den lezer.
Nu de zesde jaargang van den Taal- en Letterbode ten einde is, ziet de Redactie zich tot haar leedwezen verplicht, de uitgave van dit hooggeprezen, doch weinig gelezen tijdschrift te staken. Vergeefs trachtte zij door het opnemen van algemeen verstaanbare stukken het publiek belangstelling in te boezemen in de wetenschappelijke beoefening van het Nederlandsch. Het debiet werd gedurig minder, zoodat de Erven Bohn niet zonder groote geldelijke opofferingen den Bode konden blijven uitgeven. Ook de geregelde toezending der bijdragen van de voorheen zoo ijverige medewerkers liet sedert lang veel te wenschen over; de late verschijning der derde en vierde aflevering was daarvan het onvermijdelijk gevolg. Onder zulke ongunstige omstandigheden op den ingeslagen weg voort te gaan, zou natuurlijk dwaasheid zijn. Bestaat er al werkelijk ten onzent behoefte aan een wetenschappelijk tijdschrift, aan taalstudie gewijd, dan schijnt niettemin de richting, waarin zich de Bode bewoog, minder geschikt te zijn om daarin naar eisch te voorzien. De Uitgevers hebben daarom besloten een nieuw tijdschrift op te richten, dat, in een anderen geest geschreven, op onbepaalde tijden zal uitkomen onder redactie der Heeren Cosijn, Kern, Verdam en Verwijs. In hoeverre het zich van den Bode zal onderscheiden zal later worden medegedeeld.