Allsverei.
In de laatste uitgave van Heyne's Ulfila, die ik in de volgende aflevering van den Bode zal bespreken, komt, evenals in alle andere edities, een woord voor, waarop ik de aandacht reeds nu vestigen wil. In den brief aan de Romeinen begint, caput 12, vs. 8, codex Ambr. A na een belangrijke gaping aldus: ‘sa dailjands in allsverein, sa faurastandands in usdaudein, sa armands in hlasein.’ De Nederlandsche vertaling geeft daarvoor: ‘die uitdeelt, met eenvoud, die voorstander is, met ijver, die barmhartigheid bewijst, met blijmoedigheid’. Het is dus voor ieder duidelijk, dat in allsverein beantwoordt aan ‘met eenvoud’, of liever ‘in eenvoud’, want het is de vertaling van εν ἁπλότητι; de Vulgaat geeft ‘in simplicitate.’ Het Gotische woord kan dit evenwel niet beteekenen; de uitgever heeft dit begrepen, maar is niet gelukkig geweest met den zin van allsverei aan zijne lezers duidelijk te maken. In zijn glossarium verklaart hij het met ‘Achtung gegen Jedermann.’ Deze vertaling is ten eenen male verkeerd: sverei beteekent alleen den toestand van svers, ‘het geëerd zijn, de eer die men geniet,’ nooit ofte nimmer ‘het achten, de achting die men anderen toedraagt’; het suffix -ei verbiedt deze verklaring. Alleen sveritha zou active kunnen, svereins zou active moeten worden opgevat. Bovendien staat het te bezien of all in Gotische samenstellingen den zin van ‘Jedermann’ hebben kan. Eigenlijk is deze verklaring niet van Heyne, maar van Massmann, die daarop met een vluggen gedachtensprong, ‘Einfalt’ volgen laat, misschien wel in de meening dat hij, die
ieder acht, te recht een ‘einfältiger’, een idioot behoort genoemd te worden. Geene verklaring baat evenwel om den zin van het Gotisch duidelijk te maken, om de eenvoudige