De Taalgids. Jaargang 7
(1865)– [tijdschrift] Taalgids, De– Auteursrechtvrijauteur:
bron: L.A. te Winkel en J.A. van Dijk (red.), De Taalgids, Tijdschrift tot uitbreiding van de kennis der Nederlandsche taal, Zevende jaargang. C. van der Post Jr., Utrecht 1865.
Zinsontleding.Samengestelde volzin, bestaande uit 3 zinnen, de tweede is aan den eersten verbonden door het redengevend voegwoord daarom, de derde aan de vorige door het redengevend voegwoord want. De eerste zin is samengesteld en bestaat uit den hoofdzin dan zoeken wij die bij de menschen en den voorwaardelijken bijzin wanneer wij hulp behoeven. De tweede zin is samengesteld en bestaat uit den hoofdzin | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 47] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daarom is het goed en den zelfstandigen bijzin dat wij onder menschen leven, het eigenlijke onderwerp van den hoofdzin. De derde zin is samengesteld en bestaat uit den hoofdzin dan konden wij geene hulp bij anderen zoeken en den voorwaardelijken bijzin indien wij alleen waren.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 48] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SPRAAKKUNSTIGE ONTLEDING.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 49] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J.A. van Dijk. |
1)Dit woord staat op de grens van de
bijwoorden en de voegwoorden. Ik breng het tot de bijwoorden, omdat het alleen
nog eens wijst op hetgeen door den geheelen bijzin uitgedrukt
wordt.
2)Wanneer men daarom een
samengesteld bijwoord noemt, kan men daar goede gronden voor hebben, m.i.,
betere, dan die waarop men het tot de voegwoorden
brengt.
1)Zie de noot 1 op de vorige
bladz.
2)Ander is afgeleid van
and (tegen): de andere is de tegengestelde.
3)Die Lulofs' Kakographie
gebruiken, zullen zich herinneren dat in het voorbeeld van stijl met verouderde
woorden gesproken wordt van een vader, die negeen vaar kende. Vaar is
vrees, en neg-een is de ontkenning van een (dus ons
geen). Van dit ontkennende neg, dat van ne afgeleid is,
hebben wij dus in niet, nooit, nergens, enz. het voorste - in
geen het achterste deel. De eigenlijke zuivere ontkenning is ni,
dat later verzwakt werd tot ne en vervolgens in en overging. Dit
is de reden dat ik geen eveneens heb genoemd als ik een hier
noemen zou.
|