Fab. 66, 1: tscimminkel. Dat
simminkel de echte vorm was, blijkt uit het grondwoord simme,
sim, het lat. simia, aap, hetwelk nog veel later, door
Vondel,
Cats en anderen gebruikt werd. De invoeging der
c of ch is zeker eenigzins vreemd, daar men bij mijn weten nooit
schim voor sim gezegd heeft. Het Italiaansche scemia,
verklaart die inlassching niet, want sc is niet onze sch, maar de
Fransche ch in chimère. Intusschen leert
Kiliaan met zijn schergeant en
schieren, voor sergeant en sieren of cieren, dat
men achter eene Romaansche s wel meer eene ch invoegde, die niet
in het woord behoorde. Dat men voortging sim naast schimminkel te
zeggen, moet daaraan toe geschreven worden, dat men het laatste woord weldra
niet meer voor een deminutief, voor eene afleiding van sim aanzag.
Immers andere verkleinwoorden op -inkel zijn bij ons niet bekend,
behalve misschien een twijfelachtig volencel dat
Graff in een Mnl. glossarium te Bern vond, zie
Ductiska, II, pag. 214. Volenkel verklaart daar het Lat.
faunus, satyr, boschgod, welk woord wel voor zot of nar met een zotskap
schijnt gebezigd te zijn.
Grimm acht volencel daarom afgeleid van
vol, dat hij voor hetzelfde woord houdt, als het fransche fol,
fou, gek. Wat hier van zij, kan ons onverschillig wezen, daar de terminatie
-inkel van elders met zekerheid blijkt. Het Ohd. heeft cansincli
(gansje) van cans (gans); het Ags. bôgincle (takje) van
bôgo (tak), Bosw. A comp. ags. dict. 48; husincle
(huisje) van hus (huis), Bosw. A dict. of the Ags. lang. 195;
râpincel, (klein touw) van râp (touw), ald. 289;
scippincel, scipincle (scheepje) van scip (schip), ald. 312.
-Inkel stemt merkwaardig overeen met het Lat. achtervoegsel
-unculus in homunculus (menschje), avunculus (oompje),
domuncula (huisje), en bestaat uit twee deelen: ink en dat
el, dat wij reeds boven, blz. 96 hebben leeren kennen. Het bestaan van
-ink, als verkleinend achtervoegsel, blijkt uit ags.
gâdunca, mutinus, fascinum obscoenum, priapus, Bows. A
dict. of the Ags. lang., 693, van gâd of gaad (punt van een
wapen, van een speer of pijl), ald. 126. Wij hebben derhalve in
scharmin-