De Taalgids. Jaargang 4
(1862)– [tijdschrift] Taalgids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 117]
| |
Opmerkingen by de lezing van de bydrage, door dr. W. Bisschop geleverd, onder den tytel van het Dordsche taaleigen.Het klinkt eenigzins vreemd, dat ik opmerkingen, by de lezing van een woordenlijst gemaakt, doe vooraf gaan met eenige woorden naar aanleiding van het aan die lijst gehechte Naschrift. Maar dat naschrift behelsde een verdediging, reeds vooruit geleverd tegen een hoofdbedenking, door my by myzelven al lezende gemaakt, dat namelijk onderscheidene woorden, op de lijst gebracht als behoorende tot het Dordtsche taaleigen, ook elders in zwang waren. De geächte verzamelaar schijnt echter van meening, dat zy daarom niet minder onder de dialekt-vormen gerekend moeten worden. Ik wil dit omtrent sommige toegeven: doch er is er ook by, die niet alleen in de spreek- maar ook in de schrijftaal, ja in officieele stukken voorkomen, en die ik derhalve meen te moeten beschouwen als tot algemeen geldige Nederduitsche woorden geijkt. - Ingevalle er alzoo naar mijne meening eenige woorden van de lijst, door den Heer Bisschop opgemaakt, moeten wegvallen, zoo belet zulks niet, dat ik, en gewis ieder taalminnaar met my, hem oprechten dank verschuldigd ben voor de moeite welke hy zich getroost en voor de belangrijke bydrage, welke hy geleverd heeft, en dat ik my volkomen vereenig met den wensch, door hem geüit, betreffende de uitgave van een algemeen | |
[pagina 118]
| |
Woordeboek Ga naar voetnoot1) onzer dialekten. - Ik laat thands, als aanhangsel op het stuk van den Heer Bisschop, mijn opmerkingen volgen. An voor aan is zoo weinig een Dordracisme, dat men het, geloof ik, door negen tienden onzer landgenooten in het gemeenzaam gesprek hoort zeggen, even goed als zy me of m'n en z'n zeggen voor mijn en zijn, zoo dikwijls er op die pronomina geen klemtoon valt. Schrijven zal 't wel niemand behalve Multatuli; maar de uitspraak geloof ik, is, behalve in 't witgedaste diskoers, de juiste. Bennegie voor bennetje is zeker een dialekt-vorm en mijn aanmerking geldt ook alleen wat verder gezegd wordt, dat men, vroeger, zuchtgien, wijfgien, enz., zeide. Men zegt dit nog vrij algemeen heden ten dage, en zuchtjen, wijfjen, luchtjen, enz., is witgedast. In 't dagelijksch gesprek worden zuchtgien, wijfgien, enz., heden, als vroeger, zuchie, wijffie, enz., uitgesproken. Beuren voor gebeuren hoort men nog door geheel Noordholland ten platten lande. Ceelmaker. Ook te Amsterdam en, geloof ik, in andere steden, wordt het opmaken der lijst van de personen, aan welke iemands overlijden moet aangezegd worden, ceêlen maken genoemd. De oorsprong der uitdrukking is deze: De aan-spreker-en-chef bezorgt aan het sterfhuis de gedrukte lijsten of ceêlen, waarop de namen der notabelste ingezetenen vermeld staan en op die ceêlen haalt men de zoodanigen aan, waar men wil dat de aanzegging geschiede. Men maakt dus uit de bestaande ceêlen als 't ware nieuwe op, voor het bestaande geval. Vroeger werden - en 't heugt my nog - al de naaste verwanten op dat ceêlen-maken bepaald genoodigd. | |
[pagina 119]
| |
Dijketting. Dit woord is volstrekt geen dialekt-vorm. Ik heb q.q. een vermaard proces moeten voeren over de ettingen aan den Dijk bij Enkhuizen en zou nog wel een dozijn keuren, rezolutiën en schrifturen van hoogere en lagere staatsmagten kunnen aanhalen, waarin van deze en andere ettingen gesproken wordt. Het woord zal dus ongetwijfeld een plaats moeten bekomen in het Woordeboek der Nederd. taal. Familiedag. Ik weet niet, of men dat woord in andere plaatsen minder dan te Dordrecht hoort, maar zeker in Dordrecht niet meer dan te Amsterdam, waar evenzeer schier elke familie haar vasten familiedag heeft. Voor zooverre dit gebruik een vasten band geeft, hecht het alzoo de familiën niet sterker te Dordrecht aaneen dan in grootere steden. Gebeteren. Het Broêrtje van Cartouche zegt reeds in het blijspel van Langendijk, die geen Dordtenaar maar een Haarlemmer was: Dat de Juffrouw mij te gaauw was kon ik ommers niet gebeteren. Gebrogt. Ook dit zeggen de Dordtenaars niet alleen. Van een Amsterdammer zal men nimmer gebracht hooren. Geschreven. Te recht merkt Dr. B. aan, dat men ook elders dan te Dordrecht de pleonastische uitdrukking hoort: hij kan geen geschreven schrift lezen. Ook te Amsterdam is zij algemeen, en, ter bevordering der duidelijkheid, niet ongepast. Immers de schrift is gedrukt, en Platoos schriften ook. Gevrogen: dat is zeker echt Dordtsch. In Noordholland zegt men gevroegen. Glad voor geheel en al had ik nooit gedroomd dat een dialektvorm ware. Er gaat hier te Amsterdam en, vertrouw ik, schier overal in Noordholland, geen dag om, dat men niet zal hooren: ik heb het glad vergeten. Dat is glad mis, glad verkeerd, enz. Gunter voor ginds. Ginter en gunter zal men in 't dagelijksch gesprek schier altijd hooren; ginds is witgedast. Heit voor heeft hoort men ten platten lande; - in de steden, zelfs onder beschaafde lieden, veelal het. Opmer- | |
[pagina 120]
| |
kelijk is het, dat men onder de min beschaafden doorgaans hoort: ik heef. Jengelen: in Noordholland zegt men, in beschaafde kringen, tjangelen en getjangel, maar ook tjanken voor janken. Kost als 2e pers. imparf. van kunnen hoort men ook elders dan in de omstreken van Dordrecht; zoo by het volk als in de hoogst beschaafde kringen, ter vermijding van een weinig liefelijk, hoezeer dan naar den taaleisch wettig woord. Krek wordt ook in Noordholland veel gehoord en komt herhaaldelijk by Langendijk en andere kluchtspeldichters voor. Leesde voor las is ook te Amsterdam onder min beschaafden niet zeldzaam. Leuk: ook dit woord is in den overdrachtelijken zin zoo algemeen gebruikelijk, dat het niet als taaleigen aan een byzondere plaats kan worden toegekend. Medeen en zoo medeen kan men niet alleen in Dordrecht of in het 5e distrikt van Zeeland, maar ook te Amsterdam alle dagen hooren. Ik gebruik het zelfs liever dan zoo dadelijk, en heb by dat gebruik nooit gedroomd, dat ik my een idiotisme veroorloofde. Nakend voor naakt is zeker af te keuren, doch desniet-te-min heel Holland door in zwang, en even zoo Nou voor nu en Ommers voor immers: - een en ander in hooge zoowel als in lage kringen. Rijkdom. Er wordt in Holland zelden een feest gegeven, na afloop waarvan deze of gene burgervrouw niet aan haar zuster of buurvrouw vraagt: ‘was er veul rijkdom?’ Schilderen voor verwen is ook te Amsterdam gebruikelijk: door schilder verstaat men hier iemand-die aan gebouwen, meubelen, enz., door verwer hem, die aan lijwaten, gordijnen en stoffaadjes in 't algemeen kleur geeft. Men zal er zoo min spreken van een groen geverfde deur als van een blaauw geschilderde japon. Stijger. Men heeft te Amsterdam den mosselsteiger (want zoo spelt men daar het woord) en een menigte andere stei- | |
[pagina 121]
| |
gers, în keuren en stadsbeschrijvingen vermeld. 't Woord is, als plaats waar men uit een vaartuig aan wal stijgt of steigert, vrij algemeen gebruikelijk. Tagrijnen, scheepstagrijnen vindt men zelfs in de Patentwet, Tabel XIV. No. 82, genoemd. Het beroep is in alle zeesteden zeer bekend. Tijl. Is een tijl wel een nagelbloem? Is 't geen tijloos?
J. van Lennep. |
|