Voegt men nu de 16 verba, die Prof. Brill als werkelijk
onregelmatig beschouwt, bij de 102 sterke, die in mindere mate van hunne
modellen verschillen, dan verkrijgt men een getal van 118 onregelmatige
tegenover 117 regelmatige sterke werkwoorden.
Geheel anders echter wordt de verhouding, als men al die verba ook
voor regelmatig houdt, die door Prof. Brill in de tien klassen
tusschen de streng regelmatige zijn opgenoemd, en wier afwijkingen òf
zeer gering zijn, òf zich op de eene of andere wijze laten verklaren.
Maar op dergelijke wijze kan men ook de onregelmatigheid van koopen en
zoeken, van weten en moeten, van kunnen, mogen en
zullen rechtvaardigen, en dan blijven er niet meer dan 9 of 10
onregelmatige over, in tegenstelling van 226 of 225 regelmatige.
Houdt men het eerste beginsel vast, dan is houden
ongetwijfeld onregelmatig. De oorspronkelijke oudnederlandsche vorm moet
haldan, hiald, gahaldan geluid hebben. Nu veranderde ald, evenals
uld, oudtijds regelmatig in oud, zooals oud (ald),
woud (wald), smout (smalt van smelten), koud
(kald), mout (malt), goud (guld) en schout (schuldheet)
bewijzen. Ook zeide men oudtijds schoud voor schuld en
gewoud voor geweld (gewald). De verandering van haldan in
houden was dus oudtijds geheel in den regel. Maar er staat tegenover,
dat deze regel nu niet meer geldig is, en dat men vergald, versmald, omwald,
hij valt, malt, stalt, enz. zegt, zoodat de afwijking van het model zich
niet door eene thans heerschende taalwet laat verklaren.
Neemt men echter als beginsel aan, dat alle afwijkingen die oudtijds
regelmatig waren, ook tegenwoordig nog als zoodanig te beschouwen zijn, dan
wordt niet alleen houden geheel regelmatig, maar nog een aantal andere
woorden, als: koopen, zoeken, zullen, kunnen en mogen, 37
werkwoorden van de tweede klasse en meer andere. Daar het doel der Grammatica
bestaat in het begrijpen en juist beoordeelen der vormen en andere
verschijnselen op het gebied der taal, en de gemakkelijkste weg tot dat doel de
verkieselijkste is, zoo komt