Art. 4.
Het aanleggen van eenig openbaar vervoermiddel van den aard als hiervoren omschreven, zonder dat daartoe vergunning is verkregen, mitsgaders het voortzetten van eene dienst, waarvoor eenige vroeger verleende vergunning mogt zijn ingetrokken, wordt met eene boete van honderd gulden voor elke overtreding gestraft, en wordt bovendien het voortzetten van zoodanige dienst door de zorg der Politie belet.
En zal deze op de gebruikelijke wijze worden afgekondigd en in het Gouvernementsblad geïnsereerd.
Paramaribo, den 24sten December 1856.
C.P. SCHIMPF.
Ter ordonnantie van den Gouverneur,
De Gouvernements-Secretaris,
E.A. van, EMDEN.
Gepubliceerd den 29sten December 1856.
De Gouvernements-Secretaris,
E.A. van EMDEN.