| |
| |
| |
No. 18. Publicatie van 20 December 1856,
houdende afkondiging van het Koninklijk besluit van 19 October 1856, no. 91, waarbij dat van 14 Augustus 1856, no. 60, houdende bepalingen nopens het blijven dragen van den activiteits-uniform, door Hoofd- en verdere Officieren, die de werkelijke dienst met pensioen verlaten, en door Officieren, die met eervol ontslag van de dienst afgaan en wien het voortdurend dragen van dien uniform door den Koning mogt worden vergund, van toepassing wordt verklaard op de Hoofd- en verdere Officieren van de landmagt in Oost- en West-Indië, die op een der voorschrevene wijzen de dienst verlaten of verlaten hebben.
in naam des konings!
De Generaal-Majoor titulair, Gouverneur der Kolonie Suriname,
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut! doet te weten:
Bij ministeriële missive van 8 November 1856, lett. C, no. 47/270, ter uitvoering ontvangen hebbende een afschrift van het na te melden Koninklijk besluit, van 19 October 1856, no. 91;
| |
| |
Heeft goedgevonden en verstaan:
Bij deze afkondiging te doen van dat besluit en van het daarin aangehaalde Koninklijk besluit van 14 Augustus 1856, no. 60, luidende als volgt:
19 October 1856, no. 91.
Wij WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Op de voordragt van Onzen Minister van Kolonien van 16 October 1856, lett. C en F, no. 28;
Gelet op Ons besluit van 14 Augustus 1856, no. 60, houdende bepalingen nopens het blijven dragen van den activiteits-uniform, door Hoofd- en verdere Officieren, die de werkelijke dienst met pensioen verlaten, en door Officieren, die met eervol ontslag van de dienst afgaan en wien het voortdurend dragen van dien uniform door Ons mogt worden vergund;
Hebben besloten en besluiten:
1o. Het aangehaalde besluit van toepassing te verklaren op de Hoofd- en verdere Officieren van Onze landmagt in Oost- en West-Indië, die op eene der voorschrevene wijzen de dienst verlaten of verlaten hebben.
2o. Vast te stellen, met wijziging in zoo verre van § a, in dat besluit voorkomende onder punt 1, dat bij die toepassing de volgende bepaling zal in acht genomen worden, te weten:
| |
| |
Bij het dragen der snoeren met schouderkwasten, tot onderscheiding der rangen in kleine tenue, worden voor de Hoofdofficieren de in activiteit gedragen wordende gouden snoeren door zilveren, en zilveren door gouden vervangen, en voor de verdere Officieren de blaauwe en roode zijden snoeren door witte zijden, terwijl de kwasten gedragen worden als in werkelijke dienst.
3o. Te bepalen, dat alle reeds gepensioneerde Hoofd- en verdere Officieren, behoord hebbende tot de landmagt in Oost- en West-Indië, en de eervol ontslagenen van die landmagt, voor zoo verre de laatstbedoelden in deze betrokken zijn, zich zullen hebben te gedragen naar de voorschriften, zoo van Ons tegenwoordig als van Ons daarin aangehaald besluit, onverschillig of hun reeds vroeger het dragen van den activiteits-uniform is vergund of geweigerd geworden.
Onze Minister van Kolonien is belast met de uitvoering dezes, waarvan tot kennisneming een afschrift zal gezonden worden aan Onzen Minister van Oorlog.
Het Loo, den 19den October 1856.
(get.) WILLEM.
De Minister van Kolonien,
(get.) P. MIJER.
Accordeert met deszelfs origineel,
De fd. Secretaris-Generaal bij het Ministerie van Kolonien,
(get.) L.W.C. KEUCHENIUS.
| |
| |
11 Augustus 1856, no. 60.
Wij WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
In aanmerking nemende dat de Hoofd- en verdere Officieren, die de werkelijke dienst met pensioen verlaten, en er in den regel hoogen prijs op stellen de activiteits-uniform te mogen blijven dragen;
En willende, aan dien wensch te gemoet komen, tevens weer en meer den band bevestigen, die tusschen de gepensioneerde Officieren en die van het active leger behoort te bestaan;
Op de voordragt van Onzen Minister van Oorlog van 7 Augustus 1856, no. 57 B;
Hebben goedgevonden en verstaan, het navolgende te bepalen, als:
1o. De Hoofd- en verdere Officieren, die de active dienst met pensioen verlaten, kunnen voortaan de activiteits-uniform blijven dragen van het wapen of dienstvak, waartoe zij het laatst hebben behoord, onder de navolgende bepalingen, te weten:
a. | Dat de tongen der epauletten en de passanten op de schouders van ander metaal (zilver of goud) zullen zijn, dan door de belanghebbenden in activiteit wordt gedragen, met behoud van het overig gedeelte van de epaulet, zoo als dit vroeger was; zullende door degenen, welke, tot onderscheiding der rangen, snoeren
|
| |
| |
| niet kwasten dragen, gepensioneerd zijnde, de snoeren en het bovenste gedeelte of zoogenaamde peer van den kwast, mede van ander metaal, zilver of goud wezen, dan dat, waaruit het distinctief verder bestaat, terwijl de Officieren, voor wie de onderscheidingsteekenen der rangen, aan de uniform, in activiteit, in borduursels op den kraag en de opslagen bestaan, gepensioneerd zijnde, dezelfde uniform en distinctive teekenen zullen behouden, en |
b. | Dat de gepensioneerde Officieren geen sjerp of patroontasch zullen dragen, Onze adjudanten in buitengewone dienst daaronder echter niet begrepen. |
2o. De Officieren, die met een eervol ontslag de dienst verlaten en aan wie door Ons het voortdurend dragen der uniform mogt worden vergund, zullen, te dien aanzien, insgelijks onderworpen zijn aan de bepalingen, bij punt 1 hierboven vastgesteld.
3o. Alle tot dus ver bestaan hebbende verordeningen nopens de uniform der gepensioneerde Officieren, met uitzondering van die voor de generaals, worden mits deze ingetrokken en buiten werking gesteld, zullende de Hoofd- en verdere Officieren, die, voor de dagteekening dezes, zijn gepensioneerd, de uniform kunnen blijven dragen, waarvan zij thans zijn voorzien en zulks ook voor diegenen, aan wie vroeger door Ons tot het dragen van de activiteits-uniform vergunning is verleend.
| |
| |
Onze Minister van Oorlog is belast met de uitvoering dezes, waarvan afschrift zal worden gezonden aan Onze Ministers van Marine en van Kolonien, tot informatie.
Het Loo, den 14den Augustus 1856.
(get.) WILLEM.
De Minister van Oorlog,
(get.) Baron FORSTNER van DAMBENOY.
Accordeert met deszelfs origineel,
De Directeur van het Kabinet des Konings,
(get.) L'HONORÉ, L.D.
Voor eensluidende afschriften,
De fd. Secretaris-Generaal bij het Ministerie van Kolonien,
(get.) L.W.C. KEUCHENIUS.
En zal deze op de gebruikelijke wijze worden afgekondigd en in het Gouvernementsblad geïnsereerd.
Paramaribo, den 20sten December 1856.
C.P. SCHIMPF.
Ter ordonnantie van den Gouverneur,
De Gouvernements-Secretaris,
E.A. van EMDEN.
Gepubliceerd den 22sten December 1856.
De Gouvernements-Secretaris,
E.A. van EMDEN.
|
|