Art. 3.
De Politie-Agenten zijn geregtigd, om ieder, dien zij op het verontreinigen der putten betrappen, aan te houden en terstond naar het Hoofd der Politie te brengen.
Aan de processen-verbaal of verklaringen van de Politiebeambten en Agenten van Politie wordt geloof gehecht tot aan de partijstelling wegens valschheid.
De Gouverneur vertrouwt van de welgezindheid der goede ingezetenen, niet alleen dat ieder zijne onderhoorigen ernstig waarschuwen zal tegen de overtredingen, waartegen bij de voorgaande artikelen straffen zijn bedreigd, maar tevens dat ieder het als een burgerpligt en van groot belang voor het algemeen zal achten, om van elke dergelijke onder zijn oog plaats vindende of te zijner kennis komende overtreding, aangifte te doen bij het bevoegd gezag.
En zal deze op de gebruikelijke wijze worden afgekondigd en in het Gouvernementsblad geïnsereerd.
Paramaribo, den 26sten April 1856.
C.P. SCHIMPF.
Ter ordonnantie van den Gouverneur,
De waarn. Gouvernements-Secretaris,
E.A. van EMDEN.
Gepubliceerd den 28sten April 1856.
De waarn. Gouvernements-Secretaris,
E.A. van EMDEN.