Rij- en Voertuigenbelasting
(geldende tekst G.B. 1945 No. 48, gewijzigd bij G.B. 1953 No. 145).
Er wordt een belasting geheven wegens het houden van rij- en voertuigen, waarmede de openbare weg wordt bereden.
De belasting is verschuldigd door de houder van het rij- of voertuig. Als zodanig wordt aangemerkt degene, die met het rij- of voertuig de openbare weg berijdt.
De belasting bedraagt jaarlijks:
a. | voor elk tweewielig motorrij- of voertuig:
I. | niet gebezigd met voorspan-, zijspan- of aanhangwagen: f 20. -; |
II. | gebezigd met voorspan-, zijspan- of aanhangwagen (los of vast): f 30. -; |
|
| |
b. | voor elk motorrij- of voertuig op meer dan twee wielen:
I. | indien het is ingericht voor het vervoer van personen tot een aantal van niet meer dan 7, de bestuurder inbegrepen: f 50. -; |
II. | indien het is ingericht voor het vervoer van meer dan 7, doch minder dan 12 personen, de bestuurder inbegrepen: f 70. -; |
III. | indien het is ingericht als autobus, dan wel voor het vervoer van 12 of meer personen, de bestuurder inbegrepen: f 100. -; |
IV. | indien het is ingericht voor het vervoer van goederen, bij een laadvermogen van niet meer dan 500 kg.: f 60. -; bij een laadvermogen van meer dan 500 kg. doch niet meer dan 1000 kg.: f 75. -; bij een laadvermogen van meer dan 1000 kg.: f 90. -;
welke bedragen met 20% verhoogd worden, indien het rij- of voertuig niet of niet uitsluitend is voorzien van luchtbanden. |
V. | indien het is ingericht als tractor: f 90. -;
welk bedrag eveneens met 20% verhoogd wordt, indien het voertuig niet of niet uitsluitend is voorzien van luchtbanden. |
|
| |
c. | voor elk ander twee- of driewielig rij- of voertuig, niet vallende onder de omschrijving van de letters a en b: f 5.50; |
| |
d. | voor elk ander rij- of voertuig op meer dan drie wielen, niet vallende onder de omschrijving van letter b: f 16.50. |
Het belastingjaar begint met 1 Januari en eindigt met 31 December.
Indien de belastingplicht van motorrij- of voertuigen aanvangt in het tweede, derde of vierde kwartaal van het belastingjaar, is de belasting verschuldigd onderscheidenlijk voor ¾, ½ of ¼ van hetgeen over een vol jaar verschuldigd zou zijn.
In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden wordt desverlangd aan houders van motorrij- of voertuigen vergund om de belasting te voldoen in twee gelijke termijnen, in welk geval echter het verschuldigde bedrag der belasting wordt vermeerderd met 4%. De betaling van de 1ste termijn dient uiterlijk op 31 Januari en de 2de termijn uiterlijk op 31 Juli van elk jaar te geschieden.
Bij de betaling van de belasting wordt: