De Vraagbaak. Almanak voor Suriname 1925
(1924)– [tijdschrift] Surinaamsche Almanak– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |||||||||||||||
Verklaringen betreffende den Kalender.Kalender (naar het Latijnsche Calendae) is de verdeeling van den tijd in jaren, maanden en dagen, ten behoeve van het burgerlijke leven.
In de oudste tijden werd de tijd voornamelijk naar de schijngestalten van de maan verdeeld. Tengevolge van het verschil met het zonnejaar ontstond op den duur verwarring en voerde Julius Caesar in 46 v.C. een nieuwen kalender in, waarvan het jaar naar hem het Juliaansche jaar geheeten werd. Dit jaar bleef tot 4 Octr. 1582 algemeen in gebruik en wordt daarmee thans nog gerekend in Grieksch-Katholieke landen, als Rusland, Griekenland, enz. Het telde 365¼ dag. Daar evenwel niet met ¼ dag gerekend kan worden bij de jaarverdeeling, werden drie achtereenvolgende jaren berekend op 365 dagen en het vierde op 366 - het schrikkeljaar. Het Juliaansche jaar was evenwel 11 min. 14 sec., of ongeveer 1/129 dag langer dan het tropische jaar. Daardoor was het niet in overeenstemming met de zon en moest elk sterrekundig verschijnsel, dat steeds op denzelfden tijd terugkeert, b.v. de dag- en nachtevening, na 129 jaar één dag te vroeg vallen. In 1582 bedroeg het verschil tusschen het Juliaansche en het tropische jaar al 13 dagen. De lente-nachtevening, die bij de invoering van den Juliaanschen kalender op 24 Maart viel, stond nu op 11 Maart. Daar evenwel het concilie van Nicea in 325, - in welk jaar de nachtevening al 3 dagen verschilde en op 21 Maart gevallen was, - bepaald had dat voortaan ook op dezen datum de lente-nachtevening zou plaats hebben, behoefde men in 1582 de kalender slechts 10 dagen te verplaatsen om weer gelijk te komen. Paus Gregorius XIII stelde toen, op grond van berekeningen door deskundigen, het jaar op 365 dagen, 5 uren, 49 minuten, 16 seconden, wat overeenkomt met het tropische jaar. Bij Bul van 25 Februari 1582 voerde de Paus den nieuwen kalender in, die naar hem de Gregoriaansche genoemd wordt. Tevens bepaalde hij dat na den 4n October van dat jaar dadelijk de 15e zou volgen, zoodat 5 t/m 14 October uit den Almanak wegvielen. De berekening was echter niet geheel zuiver. Om de 400 jaren zouden er toch 3 dagen te veel zijn. Daarom | |||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||
werd bepaald dat in het algemeen, evenals tot dusverre, ieder jaar, waarvan de laatste twee cijfers deelbaar door 4 zijn, een schrikkeljaar van 366 dagen zou zijn, maar dat van de eeuwjaren, (1600, 1700, 1800, 1900 enz.) alleen die, welke door 400 deelbaar zijn, als schrikkeljaar, doch de overige als gewone jaren zouden aangemerkt worden. 1600 bleef dus een schrikkeljaar; 1700, 1800 en 1900 waren er geen; 2000 zal er weer een zijn.
Doch ook deze regeling is nog niet geheel nauwkeurig, aangezien ook volgens deze om de 8600 jaar er een dag te veel zou zijn. Gezien echter den langen duur van deze periode, heeft men tot nu een regeling, b.v. door om de 3600 jaar een schrikkeljaar te laten uitvallen, niet noodig geacht.
De Gregoriaansche kalender wordt de Nieuwe Stijl genoemd, in tegenstelling van den Juliaanschen, welke als de Oude Stijl wordt aangeduid. | |||||||||||||||
Het Geestelijk Comput.Het woord comput (latijnsch computare = berekenen) wordt gebezigd voor berekeningen welke dienen om den geestelijken kalender te regelen. Het comput heeft ten doel den Paaschdatum vast te stellen. Volgens het eerste concilie van Nicea (325) moet het Paaschfeest, ingesteld ter herdenking van de opstanding van Christus, gevierd worden op den 1en Zondag na de volle maand volgende op den lente-evenacht (de nacht van 20 op 21 Maart). Het Paaschfeest kan op zijn vroegst op 22 Maart vallen en op zijn laatst op 25 April. Deze bepaling is een overeenkomst, vastgesteld buiten betrekking tot sterrekundige verschijnselen. De voornaamste elementen van het geestelijk comput zijn: het Gulden Getal, de Epacta, de Zonnecirkel, de Zondagsletter en de Romeinsche indictie. Al deze elementen zijn tijdkringen waarin dezelfde gegevens terugkeeren. Dit verklaart den naam van altijd durende, gegeven aan de oude kalenders.
Het Gulden Getal bestaat uit een kring van 19 jaren na verloop van welken het maanjaar (354 dagen lang) op denzelfden dag aanvangt als het zonnejaar. De maanfazen - nieuwe en volle maan, eerste en laatste kwartier - vallen dan weder op dezelfde datums van het jaar als 19 jaar te voren. | |||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||
Eigenlijk was het Gulden Getal het getal dat juist aangaf op welken datum van de zonnemaand het nieuwe maan was. Deze periode van 19 jaar was al 3000 jaar geleden aan de Chineezen bekend; later werd zij ook ontdekt door den Atheenschen astronoom, Méthon (432 v. Chr.). Volgens de denkbeelden der Ouden moest deze sterrekundige periode overeenstemmen met gelijksoortige moreele tijdkringen, en de medeburgers van Méthon, in geestdrift over deze ontdekking, lieten haar in gouden letters op het marmer hunner tempels griffen - van daar de naam Gulden Getal. Dit getal dient om de nieuwe maan te berekenen, en vooral die welke het Paaschfeest bepaalt.
De Epacta (van het Grieksche Epactos = bijgevoegd) wijst den ouderdom van de maan aan bij den aanvang van het jaar; zij hangt af van de plaats in den maancirkel (19 jaren), na welken volle en nieuwe maan weder op denzelfden tijd vallen.
De Epacta verspringt telkens met elf dagen, doordien het Zonnejaar (365 d.) elf dagen verschilt met het Maanjaar (354 dagen). Doch zoodra zij meer dan 30 zou beloopen, wordt 30 van het getal afgetrokken en is de rest dan de Epacta.
Door middel van de Epacta kan men den dag der Nieuwe Maan en den ouderdom der maan op een bepaalden dag berekenen.
Zoo wijst het getal 4 voor 1925 aan dat de maan op 1 Januari 1925 4 dagen oud zal zijn en zij dus nieuw was op 26 December 1924 en weer nieuw zal zijn op 25 Januari 1925.
De Zonnecirkel is een tijdkring van 28 jaren, na verloop van welken de dagen van de week weder op denzelfden dag van de maand vallen als 28 jaar te voren. | |||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||
Hij werd uitgevonden om den loop van de Zondagsletter te bepalen.
De Zondagsletter is een der eerste zeven letters van het alphabet, waarmede de dagen van het jaar, van den 1sten Januari af, aangeduid worden. De letter welke de Zondagen van het jaar aanwijst, wordt Zondagsletter geheeten. A is altijd de letter van den 1n Januari, B van den 2n, C van den 3n Jan. enz. tot G, waarna men weer tot A terugkeert. Als dan 4 Januari Zondag is, dan is de Zondagsletter van het jaar D. Dezelfde letters keeren om de 7 dagen terug, zoodat de Zondagen van hetzelfde jaar steeds dezelfde letter hebben. Zij volgen elkaar jaarlijks in omgekeerde volgorde op, d.w.z. als F de Zondagsletter van een bepaald jaar is, dan is de Zondagsletter van het volgend jaar E, die van het daaropvolgend jaar D, enz. tot weer naar A. De schrikkeljaren brengen echter wijziging in deze volgorde. Na 23 Februari wordt een andere Zondagsletter (de voorgaande) gebruikt, om de Zondagen tot aan het eind van het jaar aan te duiden. Bijgevolg hebben de schrikkeljaren 2 Zondagsletters. Er bestaat een vernuftige formule om de Zondagsletter van welk gegeven jaar ook te berekenen. Kent men de Zondagsletter van een jaar dan kan men met behulp daarvan vinden op welken dag van de week een gegeven datum in dat jaar gevallen is. De Zondagsletter van 1900-1925 zijn resp.: G, F, E, D, C en B, A, G, F, E en D, C, B, A, G en F, E, D, C, B en A, G, F, E, D en C, B, A, G, F en E, D.
De Romeinsche Indictie is een tijdkring van 15 Juliaansche jaren, begonnen 1 September 312 na C. en toen in verband staande met de inning van belastingen. Zij is niet meer in gebruik dan om de datums van de Pauselijke bullen te regelen.
De Juliaansche periode is een tijdkring van 7980 (28 × 19 × 15) jaren, na welken zonne-, maan- en indictiecirkel alle weder met 1 beginnen. Het jaar 1 n.C. is berekend te zijn 4714.
|
|