| |
Arbeidsverordening.
Verordening van 24 Juni 1911 (G.B. 1914 No. 35) tot vaststelling van eene arbeidsverordening, gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen bij de verordening van 4 Juni 1914 (G.B. No. 36.)
Hoofdstuk I.
Van de overeenkomsten in het algemeen.
Art. 1.
Op de overeenkomsten van huur en verhuur van diensten van arbeiders, zoo voor het onderzoek naar de aanwezigheid van delfstoffen, van houtsoorten en van balata en andere boschproducten, als voor de ontginning of
| |
| |
exploitatie daarvan, zijn, met afwijking in zooverre van de algemeene bepalingen van het gewone burgerlijk en strafrecht, de navolgende voorschriften van toepassing.
| |
Art. 2.
De overeenkomsten worden door het opmaken in drievoud van livretten gesloten te Paramaribo ten overstaan van den Commissaris van Politie en in de districten ten overstaan van de Districts-Commissaris.
Deze ambtenaren kunnen zich te dien einde doen vervangen door ambtenaren onder hen werkzaam en door hen aangewezen.
| |
Art. 3.
Tenzij zijn wettelijke vertegenwoordiger zich vooraf daartegen verzet, is een minderjarige, een leeftijd van achttien jaren bereikt hebbende, bekwaam om als arbeider eene overeenkomst als in art. 1 bedoeld te sluiten.
Het verzet moet geschieden te Paramaribo bij den Commissaris van Politie en in de districten bij den Districts-Commissaris. De Commissaris van Politie geeft van het bij hem gedaan verzet onverwijld kennis aan alle Districts-Commissarissen. Geschiedt het verzet bij een District-Commissaris, dan geeft deze daarvan onverwijld kennis aan de Commissarissen van de andere districten, alsmede aan den Commissaris van Politie te Paramaribo.
Het verzet, dat voor elk district en voor Paramaribo geldt van af het oogenblik dat het daar bekend is geworden, blijft, tenzij het eerder is herroepen, van kracht tot aan de meerderjaaigheid van den arbeider.
De minderjarige kan ter zake van vorderingen, voortspruitende uit eene arbeidsovereenkomst als in art. 1 bedoeld, in rechten verschijnen zonder bijstand van zijn wettelijken vertegenwoordiger.
| |
Art. 4.
De livretten moeten bevatten:
a. | den naam, den voornaam, het beroep, den landaard en de woonplaats van partijen, alsmede den leeftijd en het signalement van den arbeider; |
b. | de vermelding van den dag, waarop de overeenkomst ingaat; |
c. | den tijd waarvoor zij gesloten is; |
d. | de aanduiding van den bedongen arbeid; |
e. | zoo nauwkeurig mogelijk de plaats of de streek waar het onderzoek, de ontginning of de exploitatie zal geschieden; |
| |
| |
f. | het bedrag van het loon, in wettig betaalmiddel van de kolonie uitgedrukt, alsmede den maatstaf waarnaar het is vastgesteld en de plaats of plaatsen, waar en het tijdstip of de tijdstippen, waarop het zal worden uitbetaald; |
g. | de prijzen der voedingsmiddelen of de voedingsmiddelen en de hoeveelheid daarvan waarop de arbeider recht heeft, een en ander naar de onderscheiding van art. 32 en 36; |
h. | het bedrag van het aan den arbeider verstrekte handgeld of voorschot; |
Bij besluit van den Gouverneur kan worden bepaald dat in alle livretten of dat alleen in de livretten van de te Paramaribo gesloten overeenkomsten ook een portret van den arbeider zal moeten worden opgenomen. Ingeval zoodanig besluit wordt uitgevaardigd, komt de helft van de daardoor veroorzaakte kosten ten laste van den arbeider en de andere helft ten laste van den huurder.
| |
Art. 5.
Wanneer meerdere personen een arbeidsovereenkomst als in art. 1 bedoeld met een arbeider sluiten, zijn allen tegenover den arbeider hoofdelijk voor het geheel voor de naleving ervan verbonden.
Is de overeenkomst gesloten door een rechtspersoon, dan zijn allen die het lichaam in rechten vertegenwoordigen tegenover den arbeider mede hoofdelijk voor het geheel voor de naleving ervan verbonden.
Is de overeenkomst aangegaan door een gehuwde vrouw, dan is haar echtgenoot tegenover den arbeider mede hoofdelijk voor het geheel voor de naleving ervan verbonden.
| |
Art. 6.
De overeenkomst moet worden aangegaan voor een bepaalden tijd; dit tijdvak kan in een bepaald aantal werkdagen worden uitgedrukt.
De overeenkomst eindigt van rechtswege, wanneer de tijd bij de overeenkomst bepaald, verstreken is.
Eene overeenkomst voor langer dan een jaar aangegaan, kan door den arbeider na afloop van elk jaarlijksch werkseizoen worden verbroken mits door hem worde afbetaald het aan den huurder verschuldigde, voor zoover dit volgens art. 30 met loon in vergelijking mag worden gebracht.
Een arbeider, die aan het eind der overeenkomst zijne schuld; voor zoover die volgens art. 30 met loon in ver- | |
| |
gelijking mag worden gebracht, niet heeft aangezuiverd, zal, tenzij die schuld alsnog door hem wordt voldaan, of degene bij wien hij in schuld blijft, welgert met hem een werkovereenkomst aan te gaan, gedurende 5 jaar niet worden toegelaten tot het sluiten van een overeenkomst voor hetzelfde bedrijf met een anderen werkgever.
| |
Art. 7.
De huurder is verplicht ten minste eenmaal per maand aan zijne arbeiders, wier dienstverbintenis geëindigd is, kosteloos gelegenheid te geven tot terugkeer naar de plaats waar zij in dienst genomen zijn.
Indien niet dadelijk gelegenheid tot terugkeer voor den arbeider bestaat is deze verplicht om desverlangd op de voorwaarden, bij de overeenkomst bedongen, te arbeiden tot aan de eerstvolgende gelegenheid tot terugkeer.
Indien de arbeider na het eindigen van zijn dienstverbintenis en nadat de eerste gelegenheid tot terugkeer gegeven is, zonder tegenspraak door partijen blijft doorwerken, wordt de overeenkomst geacht op de vroegere voorwaarden tot wederopzeggens toe doch uiterlijk tot aan het einde van het dan loopende kalenderjaar te zijn verlengd.
Partijen hebben na het eindigen van een dienstverbintenis de bevoegdheid om ter plaatse waar het onderzoek, de ontginning of de exploitatie geschiedt, met onderling goedvinden de dienstbetrekking op de vroegere voorwaarden voor een bepaalden tijd doch ten hoogste tot aan het einde van het volgend kalenderjaar te verlengen.
Van deze verlenging wordt door den huurder melding gemaakt in de aan hem en aan den arbeider uitgereikte exemplaren van het livret bedoeld in art. 2. Hij geeft daarvan voorts schriftelijk en per eerstvolgende gelegenheid kennis aan den ambtenaar te wiens overstaan de overeenkomst is aangegaan die daarvan in zijn exemplaar van het livret aanteekening doet houden.
| |
Art. 8.
De dienstbetrekking eindigt mede door den dood van den arbeider.
De dienstbetrekking eindigt niet door den dood van den huurder, tenzij uit de overeenkomst het tegendeel voortvloeit. Echter zijn zoowel de erfgenamen van den huurder als de arbeider bevoegd door opzegging de dienstbetrekking ook tusschentijds te doen eindigen, met dien verstande dat de arbeider niet zal mogen opzeggen zoolang het door hem aan den huurder verschuldigde, voor
| |
| |
zoover dit volgens art. 30 met loon in vergelijking mag worden gebracht, niet geheel is afbetaald.
| |
Art. 9.
Ingeval de huurder in staat van faillissement of van kennelijk onvermogen wordt verklaard, is zoowel de arbeider als de curator bevoegd de dienstbetrekking door opzegging tusschentijds te doen eindigen.
| |
Art. 10.
De tusschentijdsche opzegging bedoeld in de artt. 7, 8 en 9 geschiedt met inachtneming van een termijn van ten minste veertien dagen.
| |
Art. 11.
De artikelen 8, tweede lid, en 9 zijn slechts toepasselijk:
in het geval van het eerste lid van art. 5 wanneer alle huurders in staat van kennelijk onvermogen dan wel failliet verklaard of overleden zijn;
in het geval van het tweede lid van art. 5 wanneer de rechtspersoon in staat van kennelijk onvermogen dan wel failliet verklaard of ontbonden is;
In het geval van het derde lid van art. 5, wanneer de vennootschap failliet verklaard of ontbonden is.
| |
Art. 12.
Zoowel de huurder als de arbeider kunnen de dienstbetrekking zonder opzegging of zonder inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen doen eindigen om eene dringende, aan de wederpartij onverwijld medegedeelde reden.
| |
Art. 13.
Het beding waarbij aan slechts één der partijen bevoegdheid wordt gegeven de dienstbetrekking zonder dringende aan de wederpartij onverwijld mede te deelen reden en zonder schadeloosstelling te verbreken, is metig.
| |
Art. 14.
Indien een der partijen gebruikt maakt van een beding in de overeenkomst, waarbij haar de bevoegdheid is gegeven de dienstverbintenis tusschentijds tegen schadeloosstelling te verbreken, wordt bij blijvend verechil van partijen het bedrag der schadeloosstelling door den recher bepaald.
| |
Art. 15.
Als dringende redenen voor den huurder om de dienst- | |
| |
betrekking te verbreken, worden beschouwd zoodanige daden, eigenschappen of bedragingen van den arbeider, die tengevolge hebben dat van den huurder redelijkerwijze niet kan gevergd worden de dienstbetrekking te laten voortduren.
Dringende redenen kunnen onder andere aanwezig geacht worden:
1. wanneer de arbeider bij de afsluiting der overeenkomst den huurder heeft misleid door het vertoonen van valsche of vervalschte getuigschriften of deze heeft verzwegen, dat hij kort geleden zijn vorige dienstbetrekking onrechtmatig heeft verbroken.;
2. wanneer hij, in ernstige mate, de bekwaamheid of geschiktheid blijkt te missen tot den arbeid, waarvoor hij zich heeft verbonden;
3. wanneer hij zich overgeeft aan dronkenschap of ander liederlijk gedrag;
4. wanneer hij met grond verdacht wordt zich te hebben schuldig gemaakt aan diefstal of andere misdrijven, waardoor hij het vertrouwen des huurders onwaardig wordt;
5. wanneer hij den huurder, diens familieleden of huisgenooten, of zijn medearbeiders mishandelt of op ernstige wijze bedreigt;
6. wanneer hij den huurder, diens familieleden of huisgenooten, of wel zijn medearbeiders verleidt of tracht te verleiden tot handelingen, strijdig met de wetten of goede zeden;
7. wanneer hij opzettelijk, of roekeloos des huurders eigendom beschadigt of, ondanks waarschuwing, aan ernstig gevaar blootstelt;
8. wanneer hij opzettelijk, of ondanks waarschuwing roekeloos zich zelf of anderen aan ernstig gevaar blootstelt;
9. wanneer hij bijzonderheden aangaande des huurders huis, huishouden of bedrijf, die hij behoorde geheim te houden, bekend maakt;
10. wanneer hij hardnekkig weigert te voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten hem door of namens den huurder verstrekt;
11. wanneer hij op andere wijze grovelijk de plichten veronachtzaaamt, welke de overeenkomst hem oplegt;
12. wanneer hij door opzet of roekeloosheid buiten staat geraakt den bedongen arbeid te verrichten.
| |
Art. 16.
Als dringende redenen voor den arbeider om dienst
| |
| |
betrekking te verbreken, worden beschouwd zoodanige omstandigheden, die tengevolge hebben, dat van den arbeider redelijkerwijze niet kan gevergd worden de dienstbetrekking te laten voortduren.
Dringende redenen kunnen onder andere aanwezig geacht worden:
1. wanneer de huurder den arbeider, diens familieleden of huisgenooten mishandelt of op ernstige wijze bedreigt, of gedoogt dat dergelijke handelingen door een zijner huisgenooten of ondergeschikten worden gepleegd;
2. wanneer hij een arbeider, diens familieleden of huisgenooten verleidt of tracht te verleiden tot handelingen, strijdig met de wetten of goede zeden, of gedoogt dat dergelijke verleiding of poging tot verleiding door een zijner huisgenooten of ondergeschikten wordt gepleegd;
3. wanneer hij het verschenen loon niet op den behoorlijken tijd voldoet;
4. wanneer hij voedingsmiddelen van niet goede hoedanigheid aan den arbeider verstrekt;
5. wanneer hij den arbeider taakwerk heeft opgelegd, zonder dat hij aannemelijk maakt art. 28 tweede lid te zijn nagekomen;
6. wanneer hij op andere wijze grovelijk de plichten veronachtzaamt, welke de overeenkomst hem oplegt;
7. wanneer de voortduring der dienstbetrekking voor den arbeider zou verbonden zijn met ernstige gevaren voor leven, gezondheid, zedelijkheid of goeden naam, welke niet blijkbaar waren ten tijde van het sluiten der overeenkomst;
8. wanneer de arbeider door ziekte of andere oorzaken zonder zijn toedoen blijvend buiten staat geraakt den gedongen arbeid te verrichten.
| |
Art. 17.
Het recht om de schadeloosstelling bedoeld in art. 14 te vorderen vervalt na drie maanden, gerekend van den dag waarop de dienstbetrekking is verbroken.
| |
Hoofdstuk II.
Van de verplichtingen van partijen.
Art. 18.
De arbeider is verplicht op den daarvoor door den huurder bepaalden tijd en met de daartoe door dezen aangewezen of beschikbaar gestelde gelegenheid voor diens rekening naar het terrein te vertrekken, tenzij dit anders door partijen in de overeenkomst is bepaald.
| |
| |
Hij is voorts verplicht den bedongen arbeid naar zijn beste vermogen te verrichten. Voor zoover aard en omvang van den bedongen arbeid niet wettelijk of in de overeenkomst zijn omschreven beslist daaromtrent het gebruik. Hij moet de gewonnen producten van zijn arbeid ter beschikking van den huurder stellen ter plaatse welke hem daartoe wordt aangegeven.
Ingeval van nood is de arbeider verplicht elken anderen arbeid dan den bedongene te verrichten mits die van hem in billijkheid kan worden gevorderd.
| |
Art. 19.
De arbeider is verplicht den arbeid zelf te verrichten; hij kan zich daarin niet dan met toestemming van den huurder door een derde doen vervangen of bijstaan.
| |
Art. 20.
De arbeider is verplicht zich te houden aan de voorschritten omtrent het verrichten van den arbeid, alsmede aan die, welke strekken ter bevordering van de goede orde in de onderneming van den huurder, hem door of namens den huurder binnen de perken van de wettelijke voorschriften of van de overeenkomst gegeven.
Hij is alzoo verplicht, wanneer zulks hem door den huurder wordt opdragen, den arbeid als taakwerk te verrichten ook in geval het loon per tijdruimte is vastgesteld.
| |
Art 21.
Behoudens het geval van volstrekte noodzakelijkheid en onverminderd het bepaalde in het tweede lid van art. 22 is de arbeider niet verplicht te werken:
a. op Zon- en feestdagen;
b. op andere dagen gedurende meer dan 8 uren, het gaan naar- en van het werk daaronder niet begrepen.
Voor op last van den huurder buiten de gewone werkuren verrichten arbeid met uitzondering van die bedoeld in het tweede lid van art. 22 wordt de arbeider betaald naar reden van het dubbele per tijdruimte vastgestelde loon. Aan arbeiders, die des nachts werkzaam zijn geweest, moet den daarop volgenden dag zooveel achtereenvolgende werkuren rust worden gegeven als zij in den afgeloopen nacht hebben verloren.
Is het volstrekt noodzakelijk dat de arbeider des Zondags arbeid verricht, dan behoudt hij het recht om den aldus verloren rustdag op een werkdag in de volgende week te genieten.
| |
| |
| |
Art. 22.
Indien het loon per tijdruimte is vastgesteld, legt de overeenkomst, tenzij daarbij het tegendeel bedongen is, den arbeider de verplichting op, om allen arbeid, welken ook, betrekking hebbende op het onderzoek, de ontginning of de exploitatie, die hem opgedragen wordt te verrichten.
Hij mag zich evenmin onttrekken aan zoodanige diensten, welke ook op Zon- en feestdagen tegen betaling van het gewone loon per dag kunnen worden gevorderd, als het houden van wacht, het roeien van vaartuigen, het verrichten van huiswerk, de verzorging van vee en dergelijke.
| |
Art. 23.
Behoudens de verplichtingen die uit de voorafgaande bepalingen voortvloeien is de huurder verplicht:
a. | tot het betalen van loon, |
| |
b. | tot het op de plaatsen waar gewerkt wordt verstrekken kosteloos of tegen betaling van voeding, |
| |
c. | tot verzorging van den arbeider ingeval van ziekte of lichamelijk letsel, |
| |
d. | tot het geven van behoorlijke gelegenheid om telkens wanneer het noodig is. in verband met den lokalen toestand bruikbare kampementen te bouwen, een en ander overeenkomstig de voorschriften van deze verordening. |
| |
Art. 24.
Het loon kan slechts worden vastgesteld:
a. | per dag, per week of per maand; |
| |
b. | naar de hoeveelheid van het door den arbeider afgeleverde product. |
| |
Art. 25.
Het loon moet worden uitbetaald in wettig betaalmiddel van de kolonie, waaronder ook zijn begrepen de bankbiljetten, die als betaalmiddel in de publieke kassen der kolonie worden toegelaten.
| |
Art. 26.
De huurder is verplicht het aan den arbeider verschuldigde loon uit te keeren op de wijze, de plaats en den tijd, die daarvoor bij de overeenkomst zijn bepaald.
| |
Art. 27.
Indien het loon per tijdruimte is vastgesteld is het,
| |
| |
tenzij de arbeid als taakwerk is opgedragen, verschuldigd over de dagen gedurende welke de arbeider arbeid - daaronder begrepen het bouwen van kampementen - heeft verricht, waartoe hij krachtens de overeenkomst of deze verordening verplicht is.
Het is eveneens verschuldigd over de dagen, gedurende welke de arbeid in dienst van den huurder anderen arbeid heeft verricht dan waartoe hij krachtens de overeenkomst of deze verordening verplicht is.
Het is derhalve niet verschuldigd over de dagen, gedurende welke de arbeider geen arbeid verrichtte, als boven omschreven; tenware de huurder in gebreke mocht zijn gebleven hem daartoe in de gelegenheid te stellen.
| |
Art. 28.
Voor den arbeid, die in taakwerk is opgedragen, wordt loon betaald naar het aantal verrichte taken.
Het loon voor een taak moet zoo hoog zijn dat een arbeider zonder buitengewone krachtsinspanning en zonder langer te werken dan hij verplicht is, het bedongen tijdloon kan verdienen.
| |
Art. 29.
Indien het loon afhankelijk is van de hoeveelheid van het door den arbeider afgeleverde product, heeft de arbeider voor allen arbeid, waarvoor in de overeenkomst geen loon is bepaald, recht op het gebruikelijke loon voor den arbeid, die wat aard, tijd en plaats betreft, den verrichten arbeid het meest nabij komt.
| |
Art. 30.
De huurder kan met het verschuldigde loon slechts in vergelijking brengen:
a. | het aan den arbeidər verstrekte handgeld of voorschot op het loon, alsmede de gelden, door den huurder voldaan ingevolge reeds vastgestelde of nog vast te stellen bepalingen betreffende eene vergoeding bij het aangaan van contracten met arbeiders, zoo voor het onderzoek naar - als voor de exploitatie van delfstoffen, van houtsoorten, van balata en andere boschproducten; |
b. | hetgeen de arbeider verschuldigd is wegens verstrekte voeding; |
c. | de door den arbeider verbeurde boeten; |
d. | de op grond van art. 37, tweede lid, voor rekening van den atbeider komende kosten van diens verzorging ingeval van ziekte of lichamelijke letsel; |
| |
| |
e. | de schadeloosstelling bedoeld in art. 14 alsmede elke andere schadevergoeding waartoe de arbeider wegens niet naleving van de in zijn livret omschreven overeenkomst ten behoeve van den huurder is veroordeeld; een en ander echter niet dan met inachneming van de navolgende bepalingen. |
Ook kan men het verschuldigde loon in vergelijking worden gebracht de voor rekening van den arbeider komende kosten, bedoeld in art. 4 tweede lid.
| |
Art. 31.
Wegens handgeld of voorschot - eene eventueele uitkeering wegens uitrustingskosten inbegrepen - mag door den huurder direct noch indirect aan elken arbeider meer in vergelijking met het loon worden gebracht dan f 150. -
Onder dit handgeld of voorschot wordt niet begrepen de voor rekening van den arbeider aan dezen verstrekte voeding.
| |
Art. 32.
Wegens verstrekking van voedidg die door den arbeider zelf moet worden gekocht en betaald mag niet meer worden gevorderd dan de in de overeenkomst ten genoegen van de Commissaris van Politie of van den betrokken Districts-Commissaris voor die voedingmiddelen bepaalde prijzen.
| |
Art. 33.
Onder boete wordt verstaan elke door dee huurder aan den arbeider opgelegde betaling van een bedrag in geld wegens in het livret omschreven feiten of handelingən door den arbeider begaan of nagelaten, met uitzondering evenwel van de schadeloosstelling bedoeld in art. 13.
Geen boete mag worden bedongen voor een feit of handeling, waarop bij een in de kolonie geldend wettelijk voorschrift straf is gesteld.
Elke boete moet in de overeenkomst op een bepaald bedrag gesteld zijn. Dit bedrag mag niet hooger zijn dan f 2.50 voor elk feit of elke handeling.
Het gezamenlijk bedrag der aan één arbeider opgelegde boeten mag niet hooger zijn dan f 10 per kwartaal.
| |
Art. 34.
Onafhankelijk van de vraag of ingevolge de overeenkomst verstrekking van voedingsmiddelen aan den arbeider kosteloos of tegen betaling behoort te geschieden, is de huurder verplicht den arbeider op den voet van de bepalingen van de gesloten overeenkomst of naar gelang van het gebruik voedingsmiddelen te verschaffen:
| |
| |
a. | na het sluiten van de overeenkomst in afwachting van de reis naar de plaats van het onderzoek, de ontginning of de exploitatie indien dit overeengekomen is; |
b. | gedurende de sub a bedoelde reis; |
c. | gedurende de terugreis na het eindigen van de dienstbetrekking en bij evacuatie wegens ziekte; |
d. | gedurende den tijd dat de arbeider in dienst van den huurder buiten zijn woonplaats afwezig is van de plaats van het onderzoek, de ontginning of de exploitatie. |
Indien in de hiervoren genoemde gevallen de arbeider in de gegelegenheid is zichzelf voeding te verschaffen kan met wederzijdsch goedvinden de verstrekking van voeding aan arbeiders, die zelf hun voeding betalen, achterwege blijven. De huurder betaalt hun in dat geval voor aanschaffing van voeding een bedrag van ten hoogste vijf en zeventig cent per dag uit, dat op hun livret wordt verrekend.
Is de arbeider ingevolge de met hem gesloten overeenkomst verplicht zijne voeding zelf te betalen, dan mag de huurder de prijs van deze verstrekking op de wijze van art. 30 sub b mei zijn loon verrekenen.
| |
Art. 35.
De voedingsmiddelen welke de huurder aan de arbeiders verstrekt of ter verstrekking in voorraad heeft, moeten zijn van goede hoedanigheid.
| |
Art. 36.
Tenzij kostelooze verstrekking bedongen is, koopt en betaalt de arbeider zelf zijne voeding van den huurder,
Indien de verstrekking kosteloos geschiedt moet in de overeenkomst ten genoegen van den Gommissaris van Politie of van den betrokken Districts Commissaris worden bepaald welke voedingsmiddelen en welke hoeveelheid daarvan per dag of per week aan den arbeider ten minste moeten worden verstrekt. De huurder mag van die rations niet zonder toestemming van den arbeider afwijken.
Tijdens den duur van de overeenkomst mag niet van stelsel veranderd worden.
| |
Art. 37.
Bij ziekte of lichamelijk letsel van den arbeider is de de huurder verplicht zorg te dragen:
a. | voor de voeding en verpleging van den arbeider ge- |
| |
| |
| durende diens verblijf ter plaatse van het onderzoek, de ontginning of de exploitatie; |
b. | voor diens geneeskundige behandeling aldaar voor zoover daartoe gelegenheid bestaat; |
c. | voor diens behoorlijke evacuatie, verpleging of behandeling, wanneer voldoende verzorging en verpleging ter plaatse niet mogelijk is en indien en voor zoolang een aan een openbare ziekeninrichting verbonden geneesheer de geregelde behandeling van den patient, al dan niet gepaard met opneming in die inrichting, noodzakelijk acht, en zulks voor ten hoogste drie maandeb. |
De kosten van de voeding, verpleging en behandeling ter plaatse, bij en na de evacuatie komen voor rekening van den huurder, tenzij de ziekte of het libbamelijk letsel door opzet, liederlijk gedrag of onzedelijkheid van den arbeider is veroorzaakt of een gevolg is van een lichaamsgeorek, hetwelk de arbeider bij het aangaan der overeenkomst voor den huurder heeft verzwegen.
Van de bepaling dat de kosten van de voeding in de in het vorige lid genoemde gevallen voor rekening van den huurder komen, kan bij de arbeidsovereenkomst als bedoeld in art. 1 worden afgeweken.
Door den huurder worden tot ten hoogte het bedrag van het tegoed dat het livret van den arbeider aangeeft of laler mocht aangeven ook voldaan de gemaakte kosten voor geneeskundige behandeling en verpleging, welke voor rekening van den arbeider komen. Deze kosten zijn op het loon te verhalen volgens art 30 sub d.
De arbeider is verplicht tijdens zijn verblijf in eene openbare ziekeninrichting zijn livret aan den chef in bewaring te geven. Is het livret voor de opneming ingevolge art. 43 in bewaring bij den huurder, dan is deze verplicht het livret aan genoemden chef met de gelegenheid waarbij de evacuatie geschiedt op te zenden.
| |
Art. 38.
De huurder is verplicht or voor te zorgen dat ter plaatse van het onderzoek, de ontginning of de exploitatie te allen tijde ten minsten aanwezig zijn de dagelijkelijks meest benoodigde geneesmiddelen en verbandstukkee overeenkomstig het besluit van 10 October 1887 (G.B. No. 30) of de voorschriften, die hieromtrent nader mochten worden vastgesteld.
Deze geneesmiddelen en verbandstukken worden naar behoefte door den huurden kosteloos verstrekt.
| |
| |
| |
Art. 39.
Beslag op of in pandgeving van het bij het einde van de overeenkomst per saldo aan den arbeider toekomend loon is slechts geldig tot twee vijfde gedeelten.
Elk beslag of inpandgeving moet op straffe van nietigheid aan den ambtenaar. te wiens overstaan de overeenkomst is aangegaan, bij aangeteekenden brief met opgave van het bedrag der vordering worden medegedeeld
De huurder ie verplicht de beslagen twee vijfde gedeelten van het per saldo aan den arbeider verschuldigde loon zoo spoedig mogelijk aan den in het tweede lebedoelden ambtenaar ter hand te stellen, die deze gelden in bewaring houdt tot dat de finale afrekening mogelijk is.
Met verschillende beslagleggers of inpandnemers wordt bij de finale afrekening met den arbeider door den in het tweede lid bedoelde abtenaar pondspondsgewijze tagerekend. Hij hecht de bewijzen van kwijting aan het bij hem berustend livret van den betrokken arbeider.
| |
Hoofdstuk III.
Van de livretten.
Art. 40.
Het livret bedoeld in art. 2 wordt in drievoud opgemaakt door de in dat artikel bedoelde ambtenaren die een exemplaar ervan voor zich behouden.
De beide andere exemplaren worden ter hand gesteld aan ieder der partijen die het onder hare berusting behouden.
De kosten van de livretten die op last van den Gouverneur gedrukt worden, komen - de zegelkosten daaronder begrepen - geheel ten laste van den huurder. Wenscht een der partijen een duplicaat te ontvangen, dan wordt hem dat tegen betaling van de kosten behoorlijk ingevuld overhandigd.
| |
Art. 41.
In de livretten van partijen wordt behalve hetgeen krachtens art. 4 daarin is opgenomen, door den huurder gedurende de dienstbetrekking geregeld naar de orde des tijds en zonder witte vakken, tusschenregels, kantteekeningen, radeeringen of onleesbaarmaking op andere wijze ingeschreven;
a. | indien het loon per tijdruimte is vastgesteld:
de dagen waarop de arbeider gewerkt heeft, het op
|
| |
| |
| die dagen verrichtte werk en het door den arbeider verdiende loon; de dagen waarop de arbeider niet gewerkt heeft en de reden daarvan; |
b. | indien het loon is vastgesteld naar de hoeveelheid van het door den arbeider afgeleverde product; de hoeveelheid en het tijdstip van aflevering, opgenomen door den huurder ter plaatse waar zij volgens de overeenkomst behoort te geschieden in tegenwoordigheid van den arbeider of van iemand van zijnentwege, met dien verstande dat, indien tengevolge van overmacht, ter beoordeeling van den ambtenaar, te wiens overstaan de overeenkomst is gesloten, de geheele aflevering der verkregen hoeveelheid ter overeengekomen plaatse niet mogelijk is geweest, 60% van het ontbrekende ten bate van den arbeider wordt in rekening gebracht; |
c. | in alle gevallen: elke verstrekking van voedingsmiddelen, die de arbeider zelf moet betalen; de prijs daarvan; het bedrag van elk tusschentijds aan den arbeider verstrekte voorschot op het loon; de hem gedane betalingen; de hem afgegeven aanwijzingen tot betaling; het bedrag van elke boete, die opgelegd is en de reden daarvan; alsmede al hetgeen betrekking heeft op de geldelijke verhouding tusschen huurder en arbeider; de dag waarop de dienstbetrekking geëindigd is. |
Wanneer de exemplaren in eenig opzicht van elkaar verschillen zal dat van den arbeider als juist worden aangenomen, tenzij de huurder het tegendeel mocht aantoonen.
In het in art. 40, eerste lid, bedoelde exemplaar van het livret worden bij de finale afrekening slechts aangeteekend de saldi debet en credit en de uitbetalingen ingevolge art. 39 gedaan. De voor laatstbedoelde uitbetalingen te ontvangen kwijtingen worden aan dit livret vastgehecht.
| |
Art. 42.
De inhoud en de bedoeling van het livret worden bij het opmaken aan den arbeider uitgelegd.
Daarna worden de drie exemplaren door of namens partijen geteekend.
Evenzoo wordt in de aan partijen uitgereikte exemplaren elke inschrijving of bepaaldelijk te omschrijven groep van inschrijvingen door den arbeider en den huurder geteekend.
| |
| |
Indien de arbeider verklaart niet te kunnen teekenen wordt daarvan bij het openmaken van het livret daarin melding gemaakt.
Is het loon per tijdruimte vastgesteld dan kan met een wekelijksche inschrijving worden volstaan.
Indien de arbeider geen genoegen neemt met eene inschrijving in het livret heeft hij de bevoegdheid dit in zijn livret daarbij te vermelden en te onderteekenen of, zoo hij niet schrijven kan, te doen vermelden en onderteekenen door den persoon, door wien de vermelding namens hem geschiedt.
| |
Art. 43.
Met onderling goedvinden van huurder en arbeider kan tijdens de aanwezigheid van den arbeider op de plaats van het onderzoek, de ontginning of de exploitatie zijn exemplaar van het livret in bewaring blijven van den huurder.
Indien dit het geval is, is de huurder verplicht den arbeider vóór het onderteekenen van de inschrijvingen in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van deze inschrijvingen om desverlangd gebruik te maken van de bevoegdheid in het laatste lid van het vorig artikel vermeld.
Indien de arbeider zijn exemplaar in bewaring houdt, is hij verplicht het geregeld aan den huurder gedurende den noodigen tijd, om de inschrijvingen te doen, af te staan.
| |
Art. 44.
Na het eindigen van de dienstbetrekking zijn de partijen verplicht hunne exemplaren van het livret bij den ambtenaar, te wiens overstaan het contract is aangegaan, in te leveren, ten einde in der minne de finale afrekening te doen bewerkstelligen. Bij verzuim van deze inlevering door den arbeider kan deze zich niet meer beroepen op het voorrecht van art. 41, tweede lid.
Een afschrift van elke rechterlijke peslissing wordt door den betrokken griffier aan den ambtenaar, te wiens overstaan het contract is aangegaan, kosteloos toegezonden, die daarop aanstonds de verdere afrekening doet bewerkstelligen. Die afschriften worden bij de betrokken livretten opgelegd.
| |
Hoofdstuk IV.
Bepalingen van Burgerlijk- en Strafrechterlijken aard.
Art. 45.
Elk beding, waarbij ten nadeele van den arbeider wordt
| |
| |
afgeweken van de artt. 4, 6, 7, 12, 17, 21, 23, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43 en 44, is nietig.
| |
Art. 46.
Van art. 1179, 4o van het Burgerlijk Wetboek, zooals dat luidt krachtens art. XII der verordening van 21 April 1906 (G.B. No. 50) wordt de aanhef gelezen als volgt:
‘Het loon van dienst- en werkboden alsmede dat van arbeiders wier dienstbetrekking valt onder de Arbeidsverordening, voer het verschenen jaar’, enz.
| |
Art. 47.
Het tweede lid van art. 1468 van het Burgerlijk Wetboek wordt gelezen als volgt:
‘Ook kan de minderjarigheid niet worden ingeroepen tegen verbintenissen door minderjarigen bij huwelijksche voorwaarden, met inachtneming van art. 204, aangegaan of bij overeenkomsten ingevolge art. 3 der Arbeidsverordening tot stand gekomen of geldig geacht.’.
| |
Art. 48.
De aanhef van art. 1924 van het Burgerlijk Wetboek wordt gelezen als volgt:
‘Dezelfde regelen lijden insgelijks uitzondering in twistgedingen betrekkelijk tot een arbeidsovereenkomst als bedoeld in de Arbeidsverordening en voorts in al de gevallen’, enz.
| |
Art. 49.
De aanhef van art. 1935 van het Burgerlijk Wetboek, zooals dat artikel luidt ingevolge art. XVI der verordening van 21 April 1906 (G.B. No. 53) wordt gelezen als volgt:
‘Nogtans zullen bloed- en aanverwanten mitsgaders personen die in dienstbetrekking tot een der partijen staan, in twistgedingen betrekking hebbende tot den burgerlijken staat der partijen of tot de bedoelde dienstbetrekking of wel bij het onderzoek’ enz.
| |
Art. 50.
Met geldboete van f 1. - tot 500, - voor elke overtreding wordt gestraft hij, die een arbeider werkzaamheden als in deze verordening bedoeld doet verrichten, zonder dat hij met hem tevoren op de in art. 2 voorgeschreven wijze eene overeenkomst heeft aangegaan.
Bij veroordeeling tot straf ter zake van de niet-nakoming door den huurder van zijne uit eene arbeidsovereenkomst als bedoeld in art. 1 voortvloeiende verplichtingen, kan de
| |
| |
rechter, die over de feiten oordeelt, aan den veroordeelde of aan de personen of lichamen voor wie de overeenkomst is aangegaan, voor ten hoogste twee jaren de bevoegdheid ontzeggen om als huurder tot het sluiten van overeenkomsten als in deze verordening bedoeld mede te werken.
De in dit artikel bedoelde overtredingen worden vervolgd en berecht naar de voorschriften der Herziene Strafverordening van 1874.
De artikelen 147, 148, 151, 152, 152 bis, 153, 154, 155, 156 en 156 bis der Herziene Stafverordening van 1874 gelden ook voor huurders en arbeiders die eens overeenkomst als bedoeld in art. 1 dezer verordening hebben aangegaan. Bovendien wordt in het eerste lid van gemeld art. 156 in plaats van ‘beschadigen of vernielen’ gelezen ‘beschadigen, vernielen’ of wel, zonder daartoe gerechtigd te zijn vervreemden’.
| |
Art. 51.
Wordt tegen den arbeider of wel tegen den huurder, of tegen de met den huurder hoofdelijk aansprakelijke personen eene strafvervolging ingesteld, dan is de rechter bevoegd om, met afwijking in zooverre van art. 14 der Herziene Strafverordening van 1874 over civiele vorderingen ter zake van de tusschen arbeider en huurder bestaande overeenkomst als in art. 2 dezer verordening bedoeld tot elk bedrag gelijktijdig met de strafzaak uitspraak te doen.
| |
Hoofdstuk V.
Van de wijze van procedeeren.
Art. 52.
De behandeling van rechtsvorderingen op grond van bepalingen van burgerlijk recht uit deze verordening geschiedt overeenkomstig de gewone regelen voor zoover daarvan niet bij de volgende artikelen is afgeweken.
| |
Art. 53.
De eischende partij dient ter griffie van het Kantongerecht, binnen welks rechtsgebied de overeenkomst is aangegaan, een verzoekschrift op ongezegeld papier in, waarbij aan den kantonrechter gevraagd wordt een dag te bepalen waarop de zaak ter terechtzitting zal worden behandeld.
Het verzoekschrift bevat eene opgave van den naam, de voornamen en woonplaats der verzoekers, van den naam en de woonplaats der wederpartij, mitsgaders eene mededeeling van de vordering en van de gronden waar- | |
| |
op zij steunt. De verzoeker legt daarbij zijn exemplaar van het livret (of een duplicaat daarvan) over.
Een niet bindend model van dit verzoekschrift wordt door den Gouverneur vastgesteld.
| |
Art. 54.
De kantontechter bepaalt, indien hem blijkt dat het geschil betrekking heeft op een geschil als in art. 52 bedoeld en dat het verzoekschrift voldoet aan de in art. 53 gestelde eischen, den dag en het uur waarop de zaak ter techtzitting zal dienen.
De griffier geeft aan beide partijen bij te adviseeren dienstbrief kennis van den dag en het uur, waarop de zaak ter terechtzitting zal dienen.
Deze kennisgeving heeft ten opzichte van partijen de kracht van een dagvaarding.
Bij de kennisgeving aan de wederpartij wordt een afschrift van het verzoekschrift verzonden.
De kennisgeving geschiedt volgens een door den Gouverneur vast te stellen model.
Weigert de kantonrechter, op grond dat het geschil geen betrekking heeft op eene zaak als in art. 52 bedoeld of dat het verzoekschrift niet voldoet aan de in art. 53 gestelde eischen, zijne medewerking te verleenen dan doet hij dit bij eene gemotiveerde beslissing, waarvan de griffier onder terugzending van het livret, indien dit is overgelegd, bij een te adviseeren dienstbrief mededeeling doet aan de eischende partij.
Tegen ingevolge dit artikel genomen beslissingen staat geen hooger beroep open.
| |
Art. 55.
Art. 153 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bij de rechtszaken, welke krachtens deze verordening zijn aangevangen, niet van toepassing.
| |
Art. 56.
Aan art. 819 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt een tweede lid toegevoegd, luidende als volgt.
‘Wanneer eenige rechterlijke beschikking wordt verzocht betrekkelijk tot eene overeenkomst als in de Arbeidsverordening bedoeld, kan het daartoe strekkende request op ongezegeld papier worden ingediend en zal de beschikking vrij zijn van zegel en wijders vrij van alle kosten worden uitgereikt.’
| |
Art. 57.
Tusschen de artt. 821 en 822 van het Wetboek van
| |
| |
Burgerlijke Rechtsvordering wordt een nieuw art. 821 a ingelascht, luidende als volgt:
‘Hij die in regten optreedt in een geding, betrekkelijk tot eene overeenkomst als in de Arbeidsverordening bedoeld, wordt, indien hij het bewijs van onvermogen overlegt, bij art. 805 vermeld, en, zoo noodig ondanks de bepaling van art. 802, tweede lid, geacht van den regter, vergunning te hebben verkregen om kosteloos te procedeeren.
Deze bepaling geldt niet ten aanzien van dengene die zijne reeds vroeger afgewezen vordering anderm aal aanhangig maakt.’
| |
Art. 58.
‘Van art. 34, 20, van het “Reglement op de inrigting en de zamenstelling der regterlijke magt in de kolonie Suriname” wordt de aanhef gelezen als volgt:
Van alle ook op grond van de Arbeiasverordening aanhangig gemaakte vorderingen tot betaling van arbeidsloonen, van arbeiders en werklieden, van loonen enz.’
| |
Hoofdstuk VI.
Verklarende-, overgangs- en slotbepalingen.
Art. 59.
Onder ‘huurder’ wordt in de artt. 7, 12, 15, 16, 19, 20, 21, 23, 26, 27, 31, 34, 35, 36, 37, 38, 41, 42, 43 en 50 begrepen degene die hem ter plaatse van het onderzoek, de ontginning of de exploitatie vervangt of vertegenwoordigt.
In de overige artikelen wordt onder ‘partijen’ en onder ‘huurder’ ook de gemachtigde in de kolonie begrepen, indien de huurder niet in de kolonie verblijf houdt of is eene buiten de kolonie gevestigde onderneming.
Is de huurder een in de kolonie gevestigde rechtsperpersoon dan zijn onder ‘partijen’ en ‘huurder’ mede begrepen de persoon of personen die het lichaam in rechten vertegenwoordigen.
| |
Art. 60.
De voor het onderzoek naar de aanwezigheid van delfstoffen, van houtsoorten en van balata en andere boschproducten, alsmede voor de ontginning of exploitatie daarvan aangegane arbeidsovereenkomsten, van kracht bij het in werking treden van deze verordening, alsmede de uit de arbeidsovereenkomst over en weder voortvloeiende rechten en verplichtingen, worden met uitzondering van
| |
| |
den tijd, waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan en van het verleenen van een voorschot tot een bedrag niet hooger dan f 150. - beoordeeld naar de bij deze verordening vastgestelde bepalingen.
De bedoelde overeenkomsten eindigen, zoo daaromtrent geen vroeger tijdstip tusschen partijen is overeengekomen, uiterlijk en van rechtswege met het einde van het kalenderjaar, volgende op dat waarin de verordening in werking treedt, met dien verstande evenwel, dat de arbeider die op dat tijdstip zijne schuld niet heeft aangezuiverd, gedurende 5 jaren daarna niet zal worden toegelaten tot het sluiten van eene overeenkomst voor hetzelfde bedrijf met een anderen werkgever, dan dengene bij wien hij in schuld is gebleven, tenzij die schuld alsnog door hem wordt voldaan of deze werkgever weigert met hem eene werkovereenkomst aan te gaan.
| |
Art. 61.
Op bij het in werking treden van deze verordening aanhangige rechtsgedingen welke betrekking hebben op of volgen uit eene overeenkomst als in deze verordening bedoeld, blijven ten aanzien van de rechtsvordering de regelen van toepassing, geldende ten tijde der inleidende dagvaarding,
| |
Art. 62.
Deze verordening kan worden aangehaald onder den naam van: ‘ Arbeidsverordening.’
| |
Art. 63.
Bij het inwerking treden vervallen:
a. | artt. 6 en 25 van de verordening van 7 September 1882 (G.B. No. 19), ‘ houdende bepalingen omtrent het doen van onderzoek naar de aanwezigheid en omtrent het ontginden van delfstoffen in of op den bodem van Suriname’. |
b. | de verordening van 2 April 1892 (G.B. No. 9), ‘ betreffende het huren van arbeiders zoo voor het onderzoek naar als voor exploitatie van balata en andere boschproducten’. |
c. | art. 27 van de verordening van 21 Januari 1893 (G.B. No. 14), ‘ houdende bepalingen omtrent het uitgeven van concessiën tot exploitatie van balata op domeingrond in Suriname’. |
d. | artt. 4 en 23 van de verordening van 1 December 1894 (G.B. 1895 No. 7), ‘ betrekkelijk exploitatie van delfstoffen in bevaarbare kreken en stroomen’. |
|
|