De Vraagbaak. Almanak voor Suriname 1918
(1917)– [tijdschrift] Surinaamsche Almanak– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdRechthoek.O = a × b, waarin a en b de zijden. | |
Parallellogram.O = a × h, waarin a de basis en h de hoogte. | |
[pagina 30]
| |
Driehoek.O = ½ a × h = √ s(s- a) (s- b) (s- c), waarin h de hoogte, s=½ (a+ b+ c) en a, b en c de zijden. | |
Trapezium.O = (a + b) × h/2 waarin a en b de evenwijdige zijden en h de loodrechte afstand tusschen de evenwijdige zijden. | |
Cirkel.O = r2π = π/4 d2 = a2/4π waarin r de straal, d de diameter, a de omtrek en π = 3,14 (15927). | |
Cirkelsegment (bij benadering).O = (⅔ l + h2 / 2 l) h, waarin l de koorde en h de hel | |
Ellips.O = a b π, waarin a de helft der korte en b de pijl. der lange as. | |
Parabool.O = ⅔ g h, waarin g eene koorde loodrecht op de as en h het door die koorde afgesneden stuk der as. | |
Cubus of Teerling.I = a3, waarin a de zijde. | |
Prisma en Cylinder.I = O × h, waarin O het grondvlak en h de hoogte | |
Piramide en Kegel.I = ⅓ O × h (Als boven). | |
Afgeknotte Piramide en Kegel.I = h/3 (O + c + √ O o), waarin O het grondvlak, o het bovenvlak, en h de loodr afstanechtedetusschen beide vlakken. | |
Bol.O = 4π r2. I = 4/3 π r3, waarin r de straal, π = 3.14. | |
[pagina 31]
| |
Inhoud van een vat.a. Wanneer de hoepels cirkelvormig gebogen zijn I = πl/3 (2r12 + r22); b. Wanneer ze parabolisch gebogen zijn I= πl (2r1 + r2)2 / 3 1 = binnenlengte van het vat; r1 = binnenstraal bij het spongat; r2 = binnenstraal a/d boven- en benedenkant v/h vat. |
|