| f 2.90 voor elk geheel bedrag van f 100.- boven f 3600; |
X. | f 4000.- tot beneden f 4400.-: f 81.50 benevens f 3.10 voor elk geheel bedrag van f 100.- boven f 4000; |
XI. | f 4400.- tot beneden f 4800.-: f 94.10 benevens f 3.30 voor elk geheel bedrag van f 100.- boven f 4400; |
XII. | f 4800.- tot beneden 5200.-: f 108.- benevens f 4.- voor elk geheel bedrag van f 100.- boven f 4800; |
XIII. | f 5200.- tot beneden f 5800.-: f 124.40 benevens f 4.40 voor elk geheel bedrag van f 100.- boven f 5200; |
XIV. | f 5800.- tot beneden f 6400.-: f151.20 benevens f 4.80 voor elk geheel bedrag van f 100.- boven f 5800; |
XV. | f 6400.- tot beneden f 7000.-: f 180.50 benevens f 5.30 voor elk geheel bedrag van 100.- boven f 6400; |
XVI. | f 7000.- tot beneden f 8400.-: f 216.- benevens f 9.- voor elk geheel bedrag van f 100.- boven f 7000.-; |
XVII. | f 8400.- tot beneden f 9200.-: 342.50 benevens f 9.50 voor elk geheel bedrag van f 100.- boven f 8400.- |
XVIII. | f 9200.- tot beneden f 10.000.-: f 419.- benevens f 10 voor elk geheel bedrag van f 100.- boven f 9200.-; |
XIX. | f 10.000.- en daarboven 500.- benevens f 5.- voor elk geheel bedrag van f 100.- boven f 10.000.- |
§ 2. Op de aanslagen in de inkomstenbelasting over het belastingjaar 1917, overeenkomstig het in de vorige paragraaf bepaald tarief op te leggen aan de sub A van art. 1 der verordening van 29 Augustus 1915 (G.B. No. 64 bedoelde belastingplichtigen, worden geheven:
indien het belastbaar inkomen f 1900 of meer, doch minder dan f 2200.- bedraagt: twee en een half opcent;
indien het belastbaar inkomen f 2200 of meer, doch minder dan f2500.-bedraagt: vijf opcenten;
indien het belastbaar inkomen f 2500.- of meer bedraagt; zeven en een half opcent;
§ 3. Op de aanslagen in de inkomstenbelasting over het belastingjaar 1917, op te leggen aan de sub B en C van art. 1 der verordening van 29 Augustus 1915 G.B. No. 64 bedoelde belastingplichtigen, zooals die aanslagen worden berekend ingevolge de Verordening van 30 December 1909 (G.B. No. 83) worden geheven zestig opcenten.
§ 4. De opcenten, geheven op grond van dit artikel, worden berekend over ronde sommen van een gulden en met de hoofdsom van den aanslag op een kohier gebracht.
§ 5. Tussen en het eerste en het tweede lid van art. 19, aan art. 20 alsmede aan § 2 van art. 29 der Verordening van 29 Augustus 1905 G.B. No. 64) wordt een nieuw lid toegevoegd, telkens luidende: