De Pip
welke niet voorkomt. Pip zou men evenwel een alge meenen ziektetoestand kunnen noemen, met doodelijken afloop soms. Wij menschen, zeggen ook somwijlen van iemand die zich naar gevoelt: ‘Hij heeft de pip!’
Pip wordt evenwel door onwetenden genoemd, de uitgroei van den tongnagel.
Vermeent de kippenhouder, dat één of meer van zijne hoenders aan deze ziekte, die geen ziekte is, lijdt, dan wordt de lijder gevat, aan een assistent overgereikt, om vast te houden; hij zelf bevochtigt duim en wijsvinger van de rechterhand met limoenzuur, legt wat asch op de natte vingertoppen, werkt met den nagel van duim of wijsvinger den tongnagel van den lijder weg, smeert de beschadigde tong met asch en zuur in, duwt den verwijderden nagel in des lijders keel en klaar is de operatie, d.w.z. dan is eene noodelooze wreedheid aan het dier gepleegd.
De eenige en beste wijzen om het zoogenaamde zieke hoen van het ongerief van een te langen tongnagel te bevrijden is, dezen nagel met een scherpe schaar gelijk aan de tong af te knippen, evenals men met zijne eigene vingernagels doet, als deze te lang zijn.
Nog wreeder handelt men bij geval van den zoogenaamden