vervolgens wordt de jonge plant erin gezet. De kuil wordt onder voorzichtig aanstampen gevuld tot een handbreed boven de noot, en eerst later, gelijken tred houdende met den groei, geheel aangevuld. (in het 4e jaar). Ter vulling benutte men den bovengrond uit den omtrek van het gat en niet de uitgeworpen aarde welke steeds van mindere kwaliteit is.
De jonge planten hebben veel vocht noodig, de eenige geschikte tijd voor het uitplanten is dan ook de regentijd.
Thans komt de strijd met het alles overgroeiende onkruid. Gedurig omspitten is vereischte om verstikking van de jonge plantjes te voorkomen. Een kring van 6 tot 10 voet middellijn om iederen stam dient geheel vrij te blijven van onkruid en daartoe iedere 14 dagen te worden behandeld; van tijd tot tijd wordt de grond hier 25 cM. diep losgewoeld, aan te vangen bij het 4e jaar. Zijn eenmaal de boomen wat grooter en geven zij zelf schaduw, dan verdwijnt het ondergroeiend gewas van zelf. Sommige planters raden aan om, behalve in de cirkels, het onkruid in de eerste jaren maar te laten groeien; hierdoor wordt het regenwater langer vastgehouden en het spaart kosten. De daardoor ontstane wildernis is echter een broeiplaats voor allerlei gedierte, dat schade kan aanbrengen.
De tijd van vrucht dragen beloopt van 60 tot 70 jaar, beginnende met het 5e en 6e levensjaar. De eerste noten zijn klein en gering in aantal, elke nieuwe bloemstengels geeft meerdere noten, totdat, gemiddeld na het tiende jaar, de totale productie 60 tot 200 noten per boom per-jaar bedraagt, afhankelijk van de soort en de omstandigheden.
Thans eerst blijkt het voordeel van nauwgezet werk of het nadeel van vroeger begane fouten. Slechte zaadnoten zullen een matigen oogst geven, zwakke en ziekelijke planten niet de gedurende een tiental jaren gemaakte kosten vergoeden.
Elke boom wordt eenige malen per jaar geplukt en dan tevens van doode bladeren enz. gezuiverd. De noten moeten voor de coprah-bereiding goed rijp zijn, daar het vruchtvleesch zich tijdens het rijpen vormt en dan ook niet meer zooveel vocht bevat. Het water, waarmede de jonge kokosnoten geheel gevuld zijn, wordt, naarmate het rijpen voorgaat, geabsorbeerd en het geklots daarvan geeft, voor een nauwkeurig opmerker, bij schudden, den graad rijpheid aan. De noten worden met een mes afgekapt en vallen zoodoende op den grond. Teneinde het