De Vraagbaak. Almanak voor Suriname 1916

Aanhangsel
bevattende de artikelen van het Reglement op het beheer der districten - het Wetboek van Strafrecht enz., aangehaald in de Politie-strafverordening.

(¹) Art. 66. Bij het ontstaan van oproer, aanval van zich verwijderd hebben de arbeiders, brand of andere lampen en onheilen in eenig district, is de gezagvoerder van

[p. 88]

de plantage of den grond alwaar zoodanig voorval plaats heeft, gehouden daarvan dadelijk door drie minuutschoten met kanon, en bij ge is daarvan met schietgeweer, een sein te doen, en daarna:

1e. den naast bijwonenden burgerofficier onverwijld en langs den den kortsten weg van het voorval kennis te geven;

2e. gelijktijdig zijne twee naaste buren daarvan te onderrigten en hunne bijstand in te roepen.

(²) Art. 67. De drie minuutschoten vermeld in art. 66 worden door de zorg der gezagvoerders van iedere plantage of grond in het district, van plantage tot plantage herhaald, in voege als bij dat artikel is bepaald. Gelijke verpligtig rust tevens op de gezagvoerders van de plantages, gronden aan de overzijde van de rivier of kreek gelegen, al ware het dat deze niet tot het district behooren in hetwelk de ramp of het onheil heeft plaats gehad.

(³) Art. 49. Voor de gevallen dat de policie, de militaire magt en de gewapende burgermagt in eenig district niet voldoende mogten zijn, tot handhaving van orde en rust, of tot beveiliging van personen en eigendommen, bij oproer, verzet, aanvallen, brand, overstrooming en rampen of onheilen van dergelijken aard, wordt de gewapende burgermagt in elk district versterkt door reserve schutters, aan te wijzen onder de bekwame en vertrouwde arbeiders en immigranten, en door lastdragers, naar den maatstaf in het volgende artikel bepaald.

Art. 54. Binnen den tijd van veertien dagen na het in werking treden van dit Reglemənt, geven de gezagvoerders van plantage en grondsn op welke de verpligting rust tot het leveren van reserve schutters, de namen van dezen op aan den burgerkapitein.

De burgerkapitein doet de hem opgegeven reserve schutters monsteren door eene Commissie uit de gewapende burgermagt, welke ze naar bevinding goed- of afkeurt. Voor de afgekeurden worden terstond andere reserve schutters aangewezen.

Van de voorvallende mutatien onder het personeel van deze reserve schutters, doen de gezagvoerders, binnen den tijd van veertien dagen na zoodanige mutatie. opgave aan den burgerkapitein.

Art. 60. In de gevallen van rampen en onheilen, waarin de in art. 50 bedoelde reserve schutters en lastdragers

[p. 89]

volgens de bepalingen van dit Reglement zonder voorafgaande oproeping of opvordering verschijnen, wordt hun de gewone hoeveelheid voedsel bij bedoeld Reglement vastgesteld, door de gezagvoerders verstrekt voor den tijd van drie dagen

Het voorzien in deze voeding geschiedt voor rekening van den eigenaar, administrateurs, erfpachter van de plantage of den grond waarop bedoelde personen werkzaam zijn, doch de zorg daarvoor berust op den gezagvoerder.

Het ontbrekende wordt voor rekening van den nalatige aangeschaft.

De inspectie en keuring van de, ten deze bedoelde, voeding geschiedt door den oudsten in rang op de bepaalde plaats aanwezigen officier of onderofficier der gewapende burgermagt.

Art. 14 Tweemalen in het jaar en wel in de maanden Maart en September doet de districts-Commissaris, vergezeld van minstens een officier of onderofficier der gewapende burgermagt, op alle plantages en gronden in zijn district een nauwkeurig onderzoek naar de naleving in het algemeen der werkovereenkomsten, de huisvesting, de geneeskundige verpleging, den geest der arbeiders, het schoonhouden van de plaats der arbeiderswoningen en de waterloozing yan het effect.

(Tweede lid vervallen, Verordening van 1 Juni 1874, G.B. No. 16).

De districts-Commissaris is bevoegd, ook op onbepaalde tijden, op iedere plantage of grond in zijn district een gelijk onderzoek in te stellen, zoo dikwerf hij zulks noodig acht.

Art. 55. Elke plantagé of grond moet voorzien zijn van de noodig defensie geweren, berekend naar het getal schutters, aldaar aanwezig, en naar dat der reserve schutters, die zoodanige plantage of grond volgens art. 50 van dit Reglement is verpligt te leveren.

Voor elk ontbrekend geweer, verbeurt de gezagvoerder eene boete van tien gulden, tenzij hij voldoende aantoone dat het verzuim niet te wijten is aan hem, maar aan den eigenaar of administrateur van het effect, in welk goval de laatstgemelde de boete verbeurt.

Het ontbrekende geweer wordt of de ontbrekende geweren worden dien onverminderd, op voordfagt van den districts-Commissaris, voor rekening van den eigenaar, administrateur of pachter, door den Procureur-Generaal aangekocht.

[p. 90]

Art 56. Elke plantage of grond, moet behalve het bepaalde in het voorgaande artikel altijd zijn voorzien van:

Van elk geweer dat aanwezig moet zijn {	twaalf (12) scherpe patronen,
Van elk geweer dat aanwezig moet zijn {	een half pond (½) kruid, Amsterdamsch gewigt,
Van elk geweer dat aanwezig moet zijn {	een pond (1) grove hagel,
Van elk geweer dat aanwezig moet zijn {	een (1) ruimnaald,
Van elk geweer dat aanwezig moet zijn {	een (1) kretser,
Van elk geweer dat aanwezig moet zijn {	een (1) schroevendraaijer met sleutel, en naar het gelang van de soort van het geweer,
Van elk geweer dat aanwezig moet zijn {	drie (3) vuursteenen; of twee (2) reserve schoorsteentjes,
Van elk geweer dat aanwezig moet zijn {	vijftig (50) slaghoedjes,

een goed geslepen houwer, voor ieder schutter, hulpschutter, lastdrager of ander arbeider,
polotters of kommandotasschen.

Een en ander bewaard op een veilige plaats.

(⁴) Art. 69. In gevallen van alarm, hetzij in het district hetzij een der aangrenzende of aan de andere zijde der rivier gelegen districten, begeven zich al de leden der burgermagt, zoomede de reserve schutters en lastdragers naar de plaats des onheils of naar hunne gewone loopof verzamelplaats, indien deze in de rigting waarin de alarmschoten gevallen zijn, naderbij gelegen mogt zijn. Genoemde schutters en lastdragers worden zonder dat daartoe eenige speciale repuisitie wordt vereischt, door de respectieve gezagvoerders voorzien van de wapenen, ammunitie en andere voorwerpen vermeld in art. 56, nevens de voeding bepaald bij de 2e alinea van art. 59 dezer verordening.

De hier bedoelde loop- of verzamelplaatsen worden voor ieder district aangewezen door den Gouverneur en door middel van de Gouvernementsbladen ter algemeene kennis gebragt.

Art. 70. Van de verpligting om zich naar de loop- of verzamelplaats of naar de plaats van het onheil te begeven, zijn vrijgesteld gezagvoerders van zoodanige plantages en gronden waarop ingevolge de wet geene opzigters behoeven te zijn, en die mitsdien zonder behoorlijk opzigt zouden laten het aan hunne zorg toevertrouwde effect; moetende in geval van alarm steeds een opzigter verblijven op die effecten waar opzigters zijn geplaatst, tenzij de gezagvoerder geen lid der gewapende burgermagt is, als wanneer hij terug blijft en de opzichter zendt.

[p. 91]

Art. 71. Zoowel op de loopplaats als ter plaatse waar de ramp of het onheil is voorgevallen, zijn de leden der gewapende burgermagt verpligt om zich benevens hunne reserve schutters, lastdragers of andere arbeiders onder de bevelen te stellen van het hoogste gezag ter plaatse aanwezig.

Zij mogen zich niet van de de hun aangewezen posten verwijderen zonder daartoe de toestemming van gemelde autoriteit te hebben verkregen, en in geen geval de loopplaats of de plaats waar het onheil is voorgevallen, verlaten, dan na vooraf behoorlijk door die autoriteit te zijn afgedankt.

(⁵) Art. 77. Bij het onderzoek bedoeld bij art. 14 dezer verordening wordt tevens nagegaan de staat der communicatie en de bruggen.

Bij bevinding dat het een of het ander niet in behoorlijken staat is, wordt den gezagvoerder, indien het de eerste keer is, dat hij nalatig wordt bevonden, een termijn van acht dagen tot eene maand gesteld om die communicatie of die bruggen in orde te brengen.

Indien uit het onderzoek door eene commissie uit de burgermagt na verloop van voormelden termijn in te stellen blijkt dat hij hieraan niet heeft voldaan, of wanneer hij reeds vroeger met betrekking tot denzelfden weg of dezelfde brug in verzuim is bevonden, wordt proces verbaal tegen hem opgemaakt.

Daarboven wordt het erwaarloosde ten koste van de eigenaar, administrateur of pachter in behoorlijken staat gebragt.

(⁶) Art. 82. Ieder eigenaar, administrateur of pachter van eene plantage of grond, waarop dertig of meer op contract arbeidende werklieden aanwezig zijn, is verpligt een geschikt tentvaartuig van ten minste vier riemen op het effect te houden, dat ter beschikking staat voor de dienst in het district.

(^6a) Artikel 60. Indien een immigrant zich van de plantage of den grond waarop hij gevestigd is, zon 'er vergunning verwijdert, zal de gezagvoerder hiervan binnen 48 uren aan den districts-commissaris of op het naaste politiestation kennis geven, met vermelding van den naam, van het contractnummer, het nummer van inschrijving, het geslacht, den ouderdom en het signalement van zoodanigen immigrant. -

[p. 92]

⁷) nl. die bij uitsluiting gebruikt worden tot de scheepvaart langs de kusten van Nederlandsch, Fransch en Britsch Guyana.

⁸) Opgenomen in de Vraagbaak 1913.

(⁹) Art. 435. Hij die, terwijl hij in staat van dronkenschap verkeert, hetzij in het openbaar het verkeer belemmert of de orde verstoort, hetzij eens anders veiligheid bedreigt, hetzij eenige handeling verricht waarbij tot voorkoming van gevaar voor leven of gezondheid van derden, bijzondere omzichtigheid of voorzorgen worden vereischt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboebe van ten hoogste vijf en twintig gulden.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke of de in artikel 463 omschreven overtreding onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met ten hoogste twee weken.

Art. 464. Hij die zich in kennelijken staat van dronkenschap op den openbaren weg bevindt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien gulden.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke of de in artikel 436 omschreven overtreding onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste drie dagen of geldboete an ten hoogste dertig gulden.

Bij tweede herhaling binnen een jaar nadat de eerste veroordeeling wegens herhaling onherroepelijk geworden is, wordt hechtenis van ten hoogste twee weken opgelegd.

Bij derde of volgende herhalingen gepleegd telkens binnen een jaar nadat de laatste veroordeeling wegens tweede of volgende herhaling onherroepelijk geworden is, wordt hechtenis opgelegd van ten hoogste drie maanden.

¹⁰) De veroordeelden zijn verplicht binnen een door den Procureur-Generaal te stellen termijn het noodige te verrichten tot voorziening in al hetgeen ter zake waarvan zij veroordeeld zijn.

Na afloop van dien termijn is de Procureur-Generaal bevoegd dit een en ander te doen verrichten op kosten van den veroordeelde, na dezen schriftelijk te hebben gewaarschuwd.

[p. 93]

¹¹) Het Besluit betreft de invoering van het Metrieke Stelsel.

Aankondigingen in dagbladen op aanplakbiljetten enz. betrekkelijk onroerende goederen of koopwaren onder aanduiding in andere maat of gewicht dan die van het Metrieke Stelsel. Zie verder noot (¹²).

¹²) De uitzondering heeft betrekking op stukken buiten's lands opgemaakt of goederen zich in vreemde landen bevindende naar vreemde landen bestemd of vandaar moeten geleverd worden of moeten worden verkocht in den toestand waarin zij uit het buitenland zijn ingevoerd, mits onaangebroken en niet overgepakt.