De Vraagbaak. Almanak voor Suriname 1916
(1915)– [tijdschrift] Surinaamsche Almanak– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
Politie-Strafverordening.
| |
Hoofdstuk II.
| |
Art. 3.Gelijke weigering aan den agent-generaal op plantages of gronden, waar zich immigranten bevinden, is strafbaar met gelijke straf. | |
[pagina 68]
| |
Art. 4.Gelijke weigering aan den rechter om hem op eene plantage toe te laten, de gelegenheid te verschaffen zitting te houden en hem daartoe een geschikt lokaal aan te wijzen, en ook om, indien hij het noodig acht eene plaatsopneming te houden in huizen of erven, waar een misdrijf gepleegd mocht zijn, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. | |
Art. 5.Hij die zich in de districten vestigt als vettewarier, winkelier, koopman, grossier, logementhouder, broodbakker of slager, of in zijne woning winkel houdt dan wel koopwaren verkoopt of die koopwaren rondvent, behoeft daartoe de bijzondere vergunning van den Gouverneur. Voor het rondventen van bananen of bacoven in een district behoeft men de schriftelijke vergunning van den districts-commissaris. Bij veroordeeling van iemand die niet bevoegd is tot het rondventen van koopwaren of die deze bevoegdheid overschrijdt, kan de rechter de verbeurdverklaring bevelen, zoowel van de bij den rondventer gevonden koopwaren en van de gelden welke de opbrengst van de verkochte koopwaren vertegenwoordigen, als van het vaarof voertuig, waarmede de veroordeelde ze heeft vervoerd. | |
Art. 6.Hij, die, gehouden om dienst te doen bij de gewapende burgermacht, verzuimt om vóór zijn vertrek uit eenig district aangifte te doen bij den burger-kapitein, of bij zijne vestiging in een ander district verzuimt om binnen acht dagen daarvan aangifte te doen aan den burger-kapitein aldaar, wordt gestraft met eene geldooete van ten hoogste vijf en twintig gulden. Hij, die, bij de gewapende burgermacht een rang bekleedende zich voor langer dan een etmaal uit het district heeft verwijderd zonder daarvan op de bij het reglement op het beheer der districten voorgeschreven wijze kennis te geven, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste tien gulden. | |
Art. 7.Hij, die als lid der gewapende burgermacht, de bevelen, door zijn meerdere in rang in dienstzaken gegeven, | |
[pagina 69]
| |
niet onverwijld en zonder tegenspreken ten uitvoer brengt, of zijn məerdere in rang in de waarneming van zijn dienst of ter zake van die waarneming beleedigt of dreigt, wordt getraft met hechtenis van ten hoogste een maand of met geldboete van ten hoogste honderd gulden. | |
Art. 8.Hij, die als lid der gewapende burgermacht, voor den dienst in het district opgeroepen, of bij rampen en onheilen niet verschijnt in de voor zijn rang bepaalde kleeding en met de onderscheidingsteekenen en wapenen voor zijn rang bepaald, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd gulden. | |
Art. 9.Hij, die als ingezetene van een district, den geneeskundig inspecteur, den districts-commissaris of eenig lid der gewapende burgermacht, dat zich ambtshalve tot hem wendt, niet in zijne woning ontvangt of een lokaal verschaft, geschikt om er zijne dienstzaken te behandelen, en niet alle gevorderde inlichtingen en bijstand, zooveel doenlijk verstrekt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. | |
Art. 10.Hij, die als ingezetene van een district, immigranten gehuurd of onder zijn toezicht heeft, wordt ingeval hij mocht handelen zooals in het vorig artikel is omschreven, indien de agent-Generaal zich ambtshalve tot hem wendt, gestraft met dezelfde straf of straffen als daar zijn gesteld. | |
Art. 11.De gezagvoerder van een plantage of grond, of wie hem als zoodanig vervangt, die het vereischte gevolg niet geeft aan de bij de artt. 66 en 67(2) van het reglement op het beheer der districten voorgeschreven verplichtingen, of die den ingevolge deze artikelen ingeroepen bijstand heeft geweigerd of niet dadelijk verleend, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste honderd gulden of hechtenis van ten hoogste eene maand. | |
Art. 12.De gezagvoerder, of wie hem als zoodadig vervangt, die in gevallen, bedoeld bij artikel 49(3) van het reglement op het beheer der districten voorgeschreven of in het alge- | |
[pagina 70]
| |
meen niet voldoet aan een der voorschriften van de artikelen 54(3) en 6(3) bij het door den districts-commissaris volgens artikel 14(3) in te stellen onderzoek, niet aanwezig heeft de geweren en voorwerpen in de artikelen 55(3) en 56(3) omschreven, in de daarbij bepaalde hoeveelheid, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijftig gulden voor elke overtreding. Voorwerpen, welke niet in bruikbaren staat worden bevonden, woreen geacht niet aanwezig te zijn. Het gezamelijk bedrag der boeten mag niet meer bedragen dan duizend gulden. | |
Art. 13.Hij, die ingeval van alarm geen gevolg geeft aan een voorschriften van de artikelen 69, 70 en 71(4) van het reglement op het beheer der districten, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijftijg gulden of hechtenis van ten hoogste eene maand. | |
Art. 14.De gezagvoerder van eene plantage of grond, of de eigenaar of heheerder van eene verlaten plantage of grond, die na den termijn, gesteld in artikel 77 (5) van het reglement op het beheer der districten, niet voldaan heeft aan de verplichtingen ten opzichte van de communicatie en de bruggen, hem bij gemeld reglement ongelegd, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste honderd gulden | |
Art. 15.Hij die eenige communicatie zonder schriftelijke toestemming van den Gouverneur verlegt, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogte twee honderd gulden of hechtenis van ten hoogste eene maand. | |
Art. 16.Hij die op of nabij den openbaren weg langs eene plantage of grond, in de nabijheid van eenige woning of op een dam, polder of pad van eene plantage of een grond buiten eene daartoe bestemde inrichting zijn gevoeg doet, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden of hechtenis van ten hoogste veertien dagen. | |
Art. 17.De eigenaar, administrateur of pachter van eene plantage of grond, welke aan of nabij een waterweg ligt, waar | |
[pagina 71]
| |
ten minste dertig arbeiders gevestigd zijn, wordt, wanneer hij niet voldoet aan het voorschrift van artikel 82(6) eerste lid van het reglement op het beheer der districten of geen stoomvaartuig of motorboot beschikbaar heeft, gestraft met eene geldboete van ten hoogste honderd gulden. Indien hij niet, na verloop van een termijn van zes weken na zijne veroordeeling, het verzuim heeft hersteld, is de Gouverneur bevoegd daarin op kosten van den veroordeelde te voorzien. Wanneer het vaartuig in onbruikbaren staat verkeert en niet bereids in herstelling is, wordt het geacht niet aanwezig te zijn. | |
Art. 18.De gezagvoerder van eene plantage die niet voorzien is van een exemplaar van: deze verordening: het reglement op het beheer der districten: de geneeskundige regeling voor plantages en gronden, en (zoo er immigranten zijn) de immigrantieverordeningen; of die dit exemplaar, desgevorderd, niet aan den districts-commissaris vertoont, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste tien gulden. | |
Art. 19.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn toepasselijk op alle districten met uitzondering van het staddistrict. | |
Hoofdstuk III.
| |
Art. 21.De gezagvoerder van eene plantage of grond of zijn vervanger, die verzuimt de aangiften te doen bedoeld in artikel 60 van het Koninklijk Besluit van 22 Maart 1872 (G.B. No. 8) (6a), wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste honderd gulden. | |
[pagina 72]
| |
Art. 22.De gezagvoerder of zijn vervanger, die binnen de grenzen van het in het vorig artikel bedoelde Besluit den door een immig ant verlangden pas weigert, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste honderd gulden. | |
Art. 23.Hij, die rantsoenen, welke zijn verstrekt aan immigranten vanwege de plantage of grond, waarvoor de verkooper gecontracteerd is, koopt of verkoopt, wordt gestraff met eene geldboete van ten hoogste tien gulden. Indien tijdens het plegen der overtreding nog geen jaar is verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens, gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden of hechtenis van ten hoogste veertien dagen. Met dezelfde straf wordt gestraft hij, die kosteloos verstrekte of nog niet door den verkooper afbetaalde gereedschappen koopt of verkoopt. | |
Art. 24.De huurders van dienstboden, van werk- en ambachtslieden, van zeelieden op schepen en vaartuigen als bedoeld in art. 724 van het Wetboek van Koophandel(7) voor de kolonie Suriname, van arbeiders op plantages of gronden en in het algemeen van personen, die hunne diensten voor een tijd of voor een bepaalde onderneming hebben verbonden, die niet voldoen aan de voorwaarden met dezen bij overeenkomst bedongen of aan de wettelijke hun opgelegde verplichtingen, worden gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijfhonderd gulden. | |
Art. 25.Hij die, desbewust een of meer bij een ander in huur zijnde arbeiders tewerkstelt, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijf gulden per dag en per hoofd voor elken aldus tewerkgestelden arbeider. Het gezamenlijk bedrag van deze boeten mag, voor zooveel betreft arbeiders, die geen immigranten zijn, niet meer beloopen dan duizend gulden. | |
Art. 26.De districts-commissaris teekent op de overeenkomsten der gehuurde arbeiders (niet-immigranten) aan de werk- | |
[pagina 73]
| |
verzuimen, die volgens de bepalingen in het contrac moeten ingewerkt en den duur waarmede hunne verbintenissen dientengevolge zijn verlengd. De gezagvoerder is verplicht een werkregister te houden ingericht volgens een door den Gouverneur vast te stellen model. Dit register wordt dagelijks bijgehouden; daarin worden de werkzaamheden en het overwerk der gehuurde arbeiders (niet immigranten) behoorlijk aangeteekend en omschreven. In de eerste acht dagen van elke maand wordt een volledig extract omtrent de voorafgaande maand door den huurder aan den districts-commissaris ingezonden. | |
Art. 27.Het vrijwillig voor loon werken op plantages of gronden van een ander met toestemming van den huurder of gezagvoerder wordt geacht voor ééne week te zijn geschied, indien daaromtrent niet anders is overeengekomen. Indien deze stilzwijgende overeenkomst is aangevangen in den loop van eene week, is de arbeider verplicht tot het einde van die week te blijven arbeiden. Zoo de bedoelde arbeider met toestemming van den huurder of gezagvoerder gevestigd is of zich vestigt in eene woning van den huurder op de plantage of grond, en niet bedongen is, dat hij zekere huurprijs zal betalen, wordt het er voor gehouden, dat hij zich voor den tijd van zes weken tot geregelden arbeid op die plantage of dien grond heeft verbonden, indien hetzij omtrent den duur, hetzij omtrent den den aard van den arbeid bij overeenkomst geene andere bepalingen zijn gemaakt. De huurder is verplicht te zorgen voor een geschikte woning ten behoeve van den volgens het voorgaand lid verbonden arbeider. Hij is bovendien verplicht den arbeider in dit artikel bedoeld, dagelijks - Zon- en feestdagen uitgezonderd - een volle taak te verschaffen en wekelijks het loon uit te betalen. Het loon van den arbeider wordt, indien partijen daaromtrent niet anders zijn overeengekomen, berekend volgens het Gouvernementstarief van 12 Maart 1861 (G.B. No. 1). (8) | |
Art. 28.Overeenkomsten van niet-immigranten tot arbeider als bedoeld aan het slot van het derde lid van het voorgaande artikel, welke bestemd zijn om langer dan zes weken te wer- | |
[pagina 74]
| |
ken, zijn nietig, wanneer zij niet schriftelijk zijn aangegaan ten overstaan van den districts-commissaris van het betrokken district of van een ambtenaar, uitoefenende de notarieele praktijk. | |
Art. 29.Hij, die zijne diensten voor een tijd of voor een bepaalde onderneming heeft verbonden en zich schuldig maakt aan onwil om te werken of verzet met woorden, dreigementen of gebaren tegen den huurder, den gezagvoerder of dengene die deze personen vertegenwoordigt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden of hechtenis van ten hoogste zes weken. | |
Art. 30.Hij, die zijne diensten voor een tijd of voor een bepaalde onderneming heeft verbonden en die den dienst, het werk of de onderneming, waarvoor hij zich verbonden heeft, willekeurig verlaat of in eenig ander opzicht dan in de artikelen 27, 28 en 29 is omschreven, niet voldoet aan de voorwaarden bij overeenkomst bedongen of aan de wettelijk hem opgelegde verplichtingen, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste vijftig gulden of hechtenis van ten hoogste twee maanden. | |
Art. 31.Hij, die zijne diensten voor een tijd of voor een bepaalde onderneming heeft verbonden en die weigert of in gebreke blijft op de door den huurder bepaalden tijd zich te begeven naar het werk of de onderneming, waarvoor hij zich heeft verbonden, of de daarheen aangevangen reis onafgebroken voort te zetten, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijftig gulden of hechtenis van ten hoogste twee maandeu. | |
Art. 32.Hij, die zijne diensten voor een tijd of voor eene bepaalde onderneming heeft verbonden en die zich schuldig maakt aan dronkenschap gedurende de werkzaamheden of in dienst aan luiheid of aan het zonder pas van den gezagvoerder verlaten van de plantage of den grond, tot den arbeid waarop zij gehuurd zijn, in de gevallen waarin zulk een pas volgens algemeene verordening wordt vereischt, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. | |
[pagina 75]
| |
Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verloopen sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke of wegens een der in de artikelen 435 of 464 (9) van het Wetboek van Strafrecht voor de kolonie Suriname omschreven overtredingen onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen. | |
Art. 33.Hij, die zijne diensten voor een tijd of voor eene bepaalde onderneming heeft verbonden en die gedurende den tijd tracht de kolonie te verlaten of de kolonie verlaten heeft, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste honderd gulden of hechtenis van ten hoogte zes maanden. | |
Art. 34.Hij die een, zijne diensten voor een tijd of voor eene bepaalde onderneming verbonden hebbend, persoon tot eenige overtreding omschreven in de artikelen 23, 29, 30, 31, 32 of 33 heeft opgezet, hem daarbij behulpzaam is geweest of middelen heeft verstrekt tot het willekeurig verlaten van den dienst of de kolonie wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijf honderd gulden of hechtenis van ten hoogste zes maanden. | |
Art. 35.Met eene geldboete van ten hoogste vijfhonderd gulden of hechtenis van ten hoogste drie maanden wordt gestraft hij die niet onder contract verbonden immigranten, door het Koloniaal Gouvernement in Suriname aangevoerd, of hunne kinderen, wanneer zij niet voorzien zijn van een schriftelijk door den Agent-Generaal afgegeven bewijs, dat tegen hun vertrek geen bezwaar bestaat, behulpzaam is om de kolonie te verlaten. | |
Art. 36.Met eene geldboete van ten hoogste vijfhonderd gulden of hechtenis van ten hoogste zes maanden wordt gestraft: 1o. hij die, zonder daartoe vooraf van den Gouverneur vergunning te hebben verkregen, al of niet door het Koloniaal Gouvernement Suriname aangevoerde immigranten of hunne kinderen aanwerft tot het verrichten van arbeid op plaatsen buiten de kolonie gelegen; 2o. hij die aldus aangeworven immigranten of hunne kinderen behulpzaam is om de kolonie te verlaten. | |
[pagina 76]
| |
Hoofdstuk IV.
| |
Art. 38.Hij die zonder wettigen titel zich vestigt of nederzet op een grond of land, aan een ander toebehoerende, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden. | |
Art. 39.Bij die vrijwillig huisvesting of nachtverblijf verleent aan iemand, die kennelijk geen middel van bestaan heeft en niet gewoon is eenig ambacht of beroep uit te oefenen, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijftig gulden. | |
Art. 40.Hij die zonder vergunning van den eigenaar of rechthebbende op eens anders land jaagt, wild bemachtigt, vischt of kolen brandt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of eene geldboete van ten hoogste vijftig gulden. | |
Art. 41.Hij die visch vangt door bedwelming, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of ge'dboete van ten hoogste honderd gulden. | |
[pagina 77]
| |
Art. 42.Met eene geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden wordt gestraft hij die die plantageproducten vervoert zonder schriftelijk bewijs van de wettige herkomst, inhoudende de dagteekening der afzending, niet langer dan veertien dagen geleden, de aard, de hoeveelheid en de bestemming der producten. Hij die in het bezit bevonden wordt van eene hoeveelheid plantageproducten, voor elke soort de waarde van drie gulden te boven gaande, zonder op voldoende wijze de wettige herkomst te kunnen aantoonen, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste honderd gulden. Onder plantageproducten worden in dit artikel verstaan: suiker, melasse, suikerriet, suikerrietsap, (likker), ongekookt rietsap, loowijn, rum, voorloop, dram, cacao, koffie, rubber, bananen, bacoven, cassave, cocosnoten en inlandsche houtwaren. Binnenlandsch gedistilleerd, vervoerd wordende onder geleide van documenten volgens de daartoe betrekkelijke verordening afgegeven, behoeft geen andere dekking. De ambtenaren en beambten der politie en der recherche zijn te alle tijde bevoegd om zich aan boord te begeven van ponten en andere vaartuigen, vertooning te vragen, voor zooveel betreft plantageproducten, van het schriftelijk bewijs van herkomst der lading, het noodige onderzoek naar de ingeladen goederen te doen, alsmede gelijke vertooning te vragen en gelijk onderzoek in te stellen bij vervoer door andere vervoormiddelen. | |
Hoofdstuk V.
| |
Art. 44.Openbare vergaderingen tot gemeenschappelijke beraadslaging worden in de open lucht niet toegelaten, dan op | |
[pagina 78]
| |
bekomen vergunning van den Procureur-Generaal of in een district van den betrokken Disiricts-Commissaris. | |
Art. 45.Tot alle vergaderingen, in gebouwen, waarbij het publiek wordt toegelaten, hebben de ambtenaren en beambten van politie vrijen toegang. Weigering van toegang geeft aan de ambtenaren van politie het recht zich den toegang desnoods met geweld te verschaffen. | |
Art. 46.In de vergaderingen, bedoeld in de voorgaande twee artikelen, is het dragen van wapenen verboden. Dit vorbod is niet toepasselijk voor officieren en onder officieren van zee- en landmacht in uniform gekleed. | |
Art. 47.Bijeenkomsten van particulieren om zich in het hanteeren van wapenen te oefeden, worden op plaatsen, in den regel voor het publiek toegangelijk, of wanneer zij door meer dan tien personen worden bijgewoond, niet toegelaten, dan met vergunning van den Procureur-Generaal of in een district van den betrokken Districts-Commissaris. Deze vergunning wordt niet verleend dan ten minste vijf dagen vóórdat de bijeenkomst wordt gehouden en onder de voorwaarden in het belang der openbare orde en veiligheid gevorderd. | |
Art. 48.Eene vergadering of bijeenkomst, waarin de openbare orde wordt verstoord of waarin tegen de bepalingen der voorgaande artikelen wordt gehandeld of in de vergunning gestelde voorwaarden worden overtreden, gaat op de vordering der politie terstond uiteen. | |
Art. 49.Onverminderd de straffen gesteld voor bijzondere misdrijven in geoorloofde en ongeoorloofde vereenigingen, vergaderingen en bijeenkomsten, of ter gelegenheid hier van gepleegd, worden zij, die de artikelen 44, 45, 46, 47 en 48 overtreden, gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of eene geldboete van ten hoogste honderd gulden. | |
[pagina 79]
| |
Art. 50.Hij die het water in een put, watergat of trens of in het algemeen eenig waterreservoir, dat tot drink- of waschwater dient, verontreinigt, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijftig gulden of hechtenis van ten hoogste eene maand. | |
Art. 51.Voor het uitoefenen van het beroep van omroeper wordt de vergunning vereischt te Paramaribo van den Commissaris van Politie en in een district van den District-Commissaris. | |
Art. 52.Hij die zonder vooraf verkregen vergunning te Paramaribo van den Commissaris van Politie en in een district van den Districts-Commissaris gedrukte of geschreven stukken, teekeningen of prenten in het openbaar aanplakt, ook dan wanneer deze van de namen van den schrijver, den drukker, den teekenaar of den plaatsnijder voorzien zijn, wordt gestraft met eene geldboetə van ten hoogste vijf en twintig gulden. | |
Art. 53.Hij die te Paramaribo of in een district zich vestigt of van woonplaats verandert of verhuist, hetzij van Paramaribo naar een der districten, of van een district naar Paramaribo of naar een ander district, hetzij naar een andere wijk te Paramaribo of in de districten naar een ander huis in dezelfde stad of naar een andere plaats in hetzelfde district, en daarvan binnen driemaal vier en twintig uren geen kennis geeft aan den wijkmeester der wijk in welke hij komt wonen en aan den wijkmeester der wijk, welke hij verlaat, en in de districten aan den districts-commissaris, met juiste opgave van de plaats waar hij zich heeft gevestigd, van zijne vroegere woonplaats, van zijn naam, voornamen, ouderdom, geslacht, godsdienst en beroep, van de leden tot zijn gezin behoorende, en van de bij hem inwonende personen, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste tien gulden. Deze bepaling is niet toepasselijk op arbeiders en personen, gevestigd op plantages of gronden, waar zich een gezagvoerder bevindt of iemand, onder welken titel ook, aan het hoofd staat. | |
[pagina 80]
| |
Art. 54.Hij die te Paramaribo binnen dezelfde wijk verhuist en hiervan binnen driemaal vier en twintig uren geen kennis geeft aan den wijkmeester, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijf gulden. | |
Art. 55.Hij die als hoofdbewoner van een huis of erf te Paramaribo of in een district verzuimt of nalaat op de aanvrage van den wijkmeester of van den districts-commissaris binnen drie dagen te Paramaribo en binnen acht dagen in een district of van den commissaris van politie onmiddellijk opgave te doen van de personen in zijn huis of op zijn erf ook tijdelijk verblijvende wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. Hij die met opzet onjuiste of onvolledige opgaven doet, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of eene geldboete van ten hoogste vijftig gulden. De in dit artikel bedoelde opgaven moeten, indien zij schrijftelijk zijn gevorderd, bevatten: namen, voornamen, ouderdom, geslacht, godsdienst en beroep van de bij den aangever verblijvende personen. | |
Art. 56.Hij die als hoofdbewoner van een bebouwd erf in een stad of dorp nalaat vóór den vierden van elke maand aan den wijkmeester van zijne wijk te Paramaribo of aan den districts-commissaris opgave te doen van de mutatiën, welke in de afgeloopen maand onder de bewoners van het huis en erf hebben plaats gehad - met opgaaf van namen, voornamen, ouderdom en beroep der betrokken personen - wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste tien gulden. | |
Art. 57.Hij die in een district onder welken titel ook aan het hoofd staat van eene plantage of vestigingsplaats en geen register houdt of dit niet dagelijks bijhoudt, waarin (volgens het door den Gouverneur vast te stellen model) de bevolking van die plantage of grond, ook die er tijdelijk verblijf houdt, voor zooveel hem ingevolge art. 59 daarvan kennis is gegeven is ingeschreven, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste honderd gulden. | |
[pagina 81]
| |
Art. 58.Hij die in een district onder welken titel ook aan het hoofd staat van eene plantage of vestigingsplaats en die verzuimt om vóór den 8aten van elke maand aan den districts-commissaris opgave te doen van de mutatiën, welke geduiende de vorige maand onder de bevolking op zijne plantage of vestigingsplaats voorvielen, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. | |
Art. 59.Hij, die zich op eene plantage of grond vestigt, of komt om tijdelijk te verblijven, zonder daarvan onmiddellijk kennis te geven aan den gezagvoeder of opzichter, of die plantage of grond verlaat, zonder daarvan vóór zijn vertrek kennis te geven aan den gezagvoerder of oijzichter, met vermelding waarheen hij zich begeeft, wordt getraft met eene geldboete van ten hoogste vijf gulden. | |
Art. 60.Hij, die brandhout, houtskolen en levensmiddelen, uitgezonderd visch, welke anders dan over zee, te water zijn aangevoerd, te Paramaribo of te Nieuw-Nickerie lost op andere plaatsen dan daartoe door den Commissaris van politie of den Districts-Commissaris zijn aangewezen, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. | |
Art. 61.Hij die des nachts gevonden wordt liggende op een openbare straat, weg of plein of op een aan eene straat gelegen stoep, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verloopen sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met geldboete van ten hoogste vijftig gulden of hechtenis van ten hoogste veertien dagen. In dit artikel wordt onder ‘nacht’ verstaan de tijd tusschen 10 uur 's avonds en 5 uur 's morgens. | |
Art. 62.Hij, die gevonden wordt aan boord van een schip, met het kennelijk doel zich daarmede te doen vervoeren zon | |
[pagina 82]
| |
der voorkennis van den eigenaar. huurder of schipper, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste honderd gulden of hechtenis van ten hoogste eene maand. | |
Art. 63.In het belang van een in de buurt aanwezige zieke is de politie bevoegd op vertoon van eene geneeskundige verklaring alle geraasmakende of luidruchtige uitspanning of vermaken te verbieden en zoo noodig te doen staken. Ieder ambtenaar of beambte van politie is in dat geval op vertoon van die verklaring, bevoegd de woningen of erven binnen te gaan, waar zoodanige uitspanningen of vermaken worden gehouden. | |
Art. 64.Met eene geldboete van ten hoogste vijftig gulden of hechtenis van ten hoogste veertien dagen, wordt gestraft de vrouw, die: a. op de stoep, of in de deur van eene tapperij, bierhuis of ander voor het publiek toegankelijk huis, waar men gelagen zet, post vat, of zich binnen dergelijke inrichting bevindende, door eenigerlei houding of vertooning opzettelijk de aandacht der voorbijgangers tot zich trekt; b. op den openbaren weg, vóór of in de nabijheid van een der onder a bedoelde inrichtingen of op den hoek van een straat of steeg, waarin zoodanige inrichting gevestigd is, stil staat of zich aldaar heen en weer beweegt, nadat haar door een ambtenaar of beambte van politie gelast is zich te verwijderen. | |
Art. 65.Met een geldboete van ten hoogste honderd gulden of hechtenis van ten hoogste eene maand wordt gestraft de vrouw van bekend onzedelijk gedrag, die op den openbaren weg of plaatsen van den openbaren weg af zichtbaar, door eenigerlei houding of vertooning opzettelijk de aandacht der voorbijgangers tot zich trekt. | |
Art. 66.Hij, die op een grond, erf of weiland vee, rij-, last- of trekdieren houdt of laat grazen en verzuimt daarop de noodige afsluiting tegen het uitbreken van deze dieren te plaatsen en behoorlijk te onderhouden, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. | |
[pagina 83]
| |
Art. 67.Hij, die een of meer vuurwapenen onder zijn berusting heeft of die zich van eenig vuurwapen bedient, zonder van een port d'armes te zijn voorzien, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste tien gulden. De bepaling van het voorgaand lid is met toepasselijk op krijgsliederen in werkelijken dienst, leden der schutterij en der gewapende burgermacht of reserve-schutters en ambtenaren of beambten, voor zooveel betreft de vuurwapenen, waarvan zij uitsluitend in die hoedanigheid gebruik maken. | |
Art. 68.Hij, die te Paramaribo, te Nieuw-Nickerie of te Albina op een openbaren weg, plein of straat, die niet te Paramaribo bij besluit van den Gouverneur en te Nieuw-Nickerie of Albina door den Districts Commissaris als markt is aangewezen, waren ten verkoop uitstalt, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste tien gulden. | |
Art. 69.Hij, die te Paramaribo, te Nieuw-Nickerie of te Albina een stoep, een balcon of eenig ander op de openbare straat of buiten de vastgestelde rooilijn uitstekend of uitspringend aanhangsel aanbrengt, zonder vergunning te Paramaribo van den Procureur-Generaal en te Nieuw-Nickerie of te Albina van den Districts-Commissaris of in strijd met de aan die vergnnning verbonden voorwaarden, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste honderd gulden. | |
Art. 70.Hij, die te Paramaribo, te Nieuw-Nickerie of te Albina op de openbare straat of buiten de vastgestelde rooilijn een boom plant zonder vergunning te Paramaribo van den Procureur-Generaal en te Nieuw-Nickerie of te Albina van den Districts-Commissaris of in strijd met de aan die vergunningen verbonden voorwaarden, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste honderd gulden. | |
Art. 71.Hij, die te Paramaribo, te Nieuw-Nickerie of te Albina zijn erf op aanzegging te Paramaribo door of van wege den Procureur-Generaal en te Nieuw-Nickerie of te Albina | |
[pagina 84]
| |
door of van wege den Districts-Commissaris, binnen den daarbij te bepalen termijn niet zuivert van wied en vuilnis wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste honderd gulden. | |
Art. 72.Hij, die te Paramaribo. te Nieuw-Nickerie of te Albina zich zonder vergunning te Paramaribo van den Commissaris van Politie en te Nieuw-Nickerie of te Albina van den Districts-Commissaris gemaskerd of verkleed op de openbare straat vertoond, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste honderd gulden. | |
Art. 73.Hij, die nalaat gevolg te geven aan eene aanzegging te Paramaribo, door of vanwege den Procureur-Generaal, te Nieuw-Nickerie of te Albina door of vanwege den Districts-Commissaris tot herstelling of wegneming van voor het straatverkeer gevaarlijke of hinderlijke gebreken of bouwvalligheden van zijn huis, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste honderd gulden. Artikel 20 van de verordening van 21 October 1911 (G.B. 1912 No. 19(10) houdende bepalingen van politie te Paramaribo is van toepassing ten aanzien van de ingevolge het eerste lid veroordeelden. | |
Art. 74.Hij, wiens huis of erf te Paramaribo, te Nieuw-Nickerie of te Albina boven den hoofdingang niet op van de openbare straat duikelijk leesbare wijze voorzien is van het huisnummor en de wijkletter, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste honderd gulden. | |
Art. 75.Hij, die eenig stuk vee slacht zonder dat dit levend door den keurmeester of den tot keuring aangewezen ambtenaar met eene geldboete van ten hoogste honderd gulden. Met gelijke straf wordt gestraft hij, die te Paramaribo vleesch van een geslacht stuk vee verkoopt, te koop aanbiedt of ten verkoop voorhanden heeft zonder dat dit aanstonds na het slachten door den keurmeester andermaal is gekeurd. | |
[pagina 85]
| |
Art. 76.Voor het uitoefenen van het beroep van slager is te Paramaribo vergunning verleend aan den Commissaris van Politie. | |
Art. 77.De verordening van 21 October 1911 (G.B. 1912 No. 19) houdende bepalingen van politie te Paramaribo is ook van toepassing voor Nieuw-Nickerie en Albina, met dien verstande dat;
1o. in artikel 1 wordt verstaan onder kom der stad: ten aanzien van Nieuw-Nickerie: het gedeelte begrensd door de rivier de Nickerie ten Noorden, door plantage Waterloo ten Oosten, door den teen van den achterpolderdam ten Zuiden en door de plantage Margarethenburg ten Westen, en ten aanzien van Albina; het gedeelte begrensd door de Anjoemarakreek ten Noorden, door de rivier de Marowijne ten Oosten, door eene lijn op zestig meter afstand evenwijdig loopende met de Franschestraat ten Zuiden on door de Westzijde van de Struyckenstraat en de verlenging daarvan tot de Anjoemarakreek ten Westen;
2o. de bevoegdheid, in de artt. 3, tweede lid, 7, derde en achtste lid, 10, eerste en tweede lid, 12, eerste en vier de lid, 13, vierde lid, 15, eerste lid en 16, eerste lid, toegekend aan den Commissaris van Politie, toekomt aan den Districts-Commissaris;
3o de bevoegdheid, in art. 7, achtste lid, aan den Procureur-Generaal verleend, toekomt aan den Districts-Commissaris;
4o. het bepaalde bij art. 17 niet geldt, doch dat de Districts-Commissaris een plaats in of nabij Nieuw-Nickerie of Albina aanwijst, waarheen vuilnis mag worden weggebracht;
5o. het verhaal van kosten, bedoeld in art. 20, derde, lid geschiedt te Nieuw-Nickerie door den Ontvanger der Belàstingen en te Albina door den Districts-Commissaris; en;
6o. de termijn van één jaar genoemd, in het eerste lid van art. 21, voor Nieuw-Nickerie en Albina begint ter loopen van af den dag, waarop deze verordening in werking treedt. | |
[pagina 86]
| |
Hoofdstuk VI.
| |
Art. 78Hij, die gebruikt, bezit of voorhanden heeft valsche maten, gewichten, meet of weegwerktuigen op plaatsen, bestemd of gebezigd tot het verkoopen, inkoopen, afleveren of in ontvangst nemen van waren, of waar die voorwerpen tot grondslagen van heffingen of andere ontvangsten strekken, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijftig gulden of hechtenis van ten hoogste zeven dagen. | |
Art. 79.Hij, die gebruikt, bezit of voorhanden heeft andere dan wettelijke maten en gewichten op plaatsen in het voorgaand artikel bedoeld, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste twintig gulden. | |
Art. 81.Hij, die op wettelijke maten merkteekenen heeft met het doel om bij andere dan wetteijlke maten te kunnen verkoopen, inkoopen, afleveren of in ontvangst nemen, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste twintig gulden. | |
Art. 81.Met dezelfde straf wordt gestraft hij, die op de plaatsen in artikel 78 bedoeld, gebruikt, bezit of voorhanden heeft maten, gewichten, meet- of weegwerktuigen, voorzien van het afkeuringsmerk of niet voorzien van de vereischte stempelmerken. | |
Art. 82.Met eene geldboete van ten hoogste tien gulden wordt gestraft hij, die op de plaatsen in artikel 78 bedoeld, gebruikt maten, gewichten, meet- of weegwelktuigen na het ondergaan van herstellingen, welke een veranderden inhoud of onjuiste aanwijzingen tengevolge kunnen hebben of. waardoor de stempelmerken geschonden zijn, zonder de voor die gevallen voorgeschreven verificatie en stempeling. | |
[pagina 87]
| |
Art. 83.Hij, die in strijd met artikel 9 van het Koninklijk besluit van 15 Maart 1871, No. 22 (G.B. 1871 No. 3) eene aankondiging doet,(11) wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijf gulden. | |
Art. 85.Voorwerpen bedoeld in artikel 5 van het Koninklijk besluit van 15 Maart 1871, No. 22 (G.B. 1871 No. 3) die een valschen inhoud aanwijzen, worden met valsche maten gelijk gesteld. | |
Art. 85.Verbeurd verklaarde maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen worden vernietigd. | |
Art. 89.Degene, uit wiens hetzij volledig, hetzij in uittreksel in rechten overlegd koopmansboek blijkt, dat het onderwerp eener verbintenis of overeenkomst alleen in vreemde of afgeschafte maat of gewicht is uitgedrukt, wordt, indien zulks niet valt in de uitzondering van het tweede lid van art. 7 van het Koninklijk Besluit van 15 Maart 1871 No. 22 (G.B. 1871 No. 3)12) gestraft met een geldboete van ten hoogste tien gulden. Met dezelfde straf wordt gestraft, hij die zoodanig koopmansboek van een ander hetzij volledig, hetzij in uittreksel in rechten overlegt. | |
Art. 87.Deze verordening treedt in werking gelijktijdig met het bij Koninklijk Besluit van 14 October 1910 No. 44 (G.B. 1911 No. 1) vastgestelde Wetboek van Strafrecht voor de kolonle Suriname (1 Januari 1916). |
|