| |
| |
| |
Tarief van Werktaken en Loonen voor vrije arbeiders. (ingevolge de Publicatie van 12 Maart 1861 No. 9).
Artikel 1.
Op alle plantages en gronden.
|
Centen |
a. |
Onderbosschen in staandbosch, of oude cappewerie:
10 ketting lengte, 11 voet breedte |
60 |
b. |
Vellen van jonge cappewerie
5 ketting lengte, 11 voet breedte naar gelang van het land en de ruigte |
70 à 100 |
c. |
Vellen van cappewerie. zwaar, hout of zoogenaamd maagdbosch:
Per akker, 12 hoofden |
100 |
d. |
Lakken, of het afkappen van de takken van den stam:
5 ketting lengte, 11 voet breedte |
50 à 80 |
e. |
Opruimen. of op hoopen leggen van het gevelde, met uitzondering van den stam, wanneer gebrand wordt:
5 ketting lengte, 11 voet breedte |
80 |
|
wanneer niet gebrand wordt:
2½ ketting lengte, 11 voet breedte |
80 à 100 |
f. |
Delven van kleine trenzen in nieuw land.
Eerste schop. ter diepte van niet minder dan 6 duim, met de uitroeijing van ligte en de weghakking, voor zooveel noodig, van zware boomstompen:
2½ ketting lengte, 2½ voet breedte |
100 |
|
Tweede schop. ter diepte van 9 duim:
3½ ketting lengte. 2½ voet breedte |
100 |
|
Derde schop, ter diepte van 9 duim:
5 ketting lengte. 2½ voet breedte |
100 |
g. |
Delven van nieuwe ponten trenzen:
500 voet lengte, 1 voet breedte, 9 duim diepte |
80 |
|
Doch voor de éérste schop minder, voor zoover de droogte, of de aard van het land dit vereischt. |
|
|
De grond te werpen over de bovenste bank of op behoorlijken afstand, naar gelang van de diepte. |
|
|
Tot uitroeijiing van boomstompen wordt afzonderlijk werkvolk gebezigd. |
|
h. |
Achteruitwerken van den grond. den 3den of uiterlijk den 4den dag na het uitwerpen - tot minstens 10 voet afstands van de plaats waar de grond ligt:
1 man de hoeveelheid grond welke door 2 mannen uitgeworpen is |
80 |
| |
| |
|
Centen. |
|
Dit werk na den 4den dag geschiedende, compagniewerk. |
|
i. |
Ophalen, of opdelven, van trekkers in vasten grond:
800 voet lengte, 1 voer breedte, 9 duim diepte |
100 |
k. |
Ophalen of opdelven, van kleine trenzen in vasten grond 5 ketting lengte, 2½ voet breedte |
100 |
l. |
Ophalen, of opdelven, van pontentrenzen:
800 voet lengte 1 voet breedte 9 duim diepte |
100 |
m. |
Uitmodderen van de trenzen met de modderschop, of met het werktuig pokro genaamd, de modder uit te werpen over de bovenste bank, of op behoorlijken afstand, naar gelang van de diepte:
1000 voet |
100 |
n. |
Omspitten van den grond, ter diepte van 9 duim, naar gelang van de droogte, of den aard van het land:
1800 à 1500 □ voet |
100 |
o. |
Omslaan van den grond met het hoeweel, ter diepte van 7 duim, naar gelang van de droogte, of den aard van het land:
2400 á 2100 □ voet |
100 |
p. |
Slegten van omgeslagen of omgespitten grond, naar gelang van den aard des gronds:
4800 á 3600 □ voet |
100 |
q. |
Afmaaijen, zoogenaamd waaijen van savannen, naar gelang van wied:
7200 á 5400 □ voet |
60 |
r. |
Afmaaijen van zij- of grenslijnen en behoorlijk opruimen van het wied, met het schoonmaken van de loostrens:
2 ketting lengte, ½ ketting breedte |
60 |
|
Zonder het schoonmaken van de loostrens:
3 ketting lengte, ½ ketting breedte |
60 |
s. |
Dienst op vaartuigen. het laden en lossen daaronder begrepen, per dag:
Voor mannen |
80 |
|
Voor jongens |
60 |
|
Na zons ondergang, per uur werks:
voor mannen |
10 |
|
voor jongens |
8 |
De persoon die belast wordt met het bewaken van het vaartuig bij nacht, heeft regt op het loon voor het uur werks bepaald.
| |
| |
| |
Op de Suikerplantages.
|
Centen. |
t. |
Delven van rietgaten in cappewerieland; de bedden berekend 20 voet breed, de gaten 2½ voet breed en 9 duim diep, naar gelang van weersgesteldheid en grond:
10 á 12 gaten |
100 |
|
Wanneer de bedden. of de gaten, breeder of smaller zijn, wordt de taak geregeld in verhouding tot 500 à 600 □ voet à 9 duim. |
|
u. |
Delven van reitgaten bij herplanting, naar gelang als voren:
12 à 15 gaten |
100 |
|
of 600 à 750 □ voet à 9 duim. |
|
v. |
Delven van rietgaten, in omgeslagen of omgespit land met het houweel, ter diepte van 6 á 7 duim:
20 à 25 gaten |
100 |
|
of 1000 à 1250 □ voet à 9 duim. |
|
|
In niet omgeslagen, of niet omgespit land, 16 à 20 gaten |
100 |
|
of 800 à 1000 □ voet à 9 duim. |
|
|
een en ander, naar gelang als voren. |
|
w. |
Planten en dekken van ríettoppen: |
|
|
2 roo of rei. 600 voet per hoofd, zonder dat de toppen op de dammen tusschen de gaten aangebragt zijn, naar gelang van weergesteldheid |
60 à 80 |
|
De toppen op de dammen tusschen de gaten aangebracht zijnde, naar gelang als voren |
40 á 60 |
|
Tot het losmaken van den bodem der rietgaten afzonderlijk werkvolk te bezigen. |
|
x. |
Suppleren van rietgaten, naar gelang van de meerdere of mindere hoeveelheid suppleisels vereischt:
Compagniewerk. |
25 |
ij. |
Wieden van jong riet, naar gelang van omstandigheden:
6⅔ à 5 ketting lengte. 11 voet breedte |
60 |
z. |
Wieden en grond aangegeven:
5 ketting lengte, 11 voet breedte |
60 |
aa. |
Trassen van riet:
10 ketting lengte, 11 voet breedte |
60 |
bb. |
Wieden en trassen van riet:
6⅔ ketting lengte, 11 voet breedte |
60 |
cc. |
Kappen en uitdragen van riet, de stokken van |
|
| |
| |
|
Centen. |
|
4 voet lengte, wanneer de pontetrenzen op omstreeks 5 à 6 ketting afstand van elkaar zijn:
de vaam van 4 voet hoogte en 16 voet lengte |
80 |
|
Wanneer de pontetrenzen op grooteren afstand van elkander zijn, tot omstreeks 10 kettingen:
de vaam van 4 voet hoogte en 12 voet lengte |
80 |
dd. |
Transporteren van riet, zoo noodig met laden en lossen, bemanning der ponten en getal vrachten, naar gelang van afstand en water:
Voor mannen |
100 |
|
Voor jongens naar gelang van hunne grootte |
32 à 50 |
ee. |
Tras in roo halen en het afdisselen van rietstoelen, naar gelang er al dan niet gebrand is; 10 ketting lengte, 11 voet breedte, 5 ketting lengte, 11 voet breedte |
60 |
ff. |
Arbeid bij de malingen.
Suikerkokers en vuurstokers, van 6 uur des morgens, tot 6 uur des avonds, per uur |
8 |
|
(gedurende dien tijd hun maal gebruikende).
Vóór 6 uur des morgens en na 6 uur des avonds:
per uur |
10 |
|
moetende de suikerkokers en vuurstokers elkander bij beurten afwisselen. |
|
|
Voor allen verderen arbeid bij de malingen, van 6 uur des morgens, tot 6 uur des avonds, (met 1½ uur rust tusschentijds), per uur werk: |
|
|
voor mannen |
8 |
|
voor vrouwen |
6 |
|
voor kinderen, naar gelang van hunne krachten |
2 à 4 |
|
Vóór 6 uur des morgens en na 6 uur des avonds: |
|
|
voor mannen |
10 |
|
voor vrouwen |
8 |
gg. |
Arbeid in of tot de stijlerij, van 6 uur des morgens tot 6 uur des avonds, (met 1½ uur rust tusschentijds), per uur werks; voor mannen |
6 |
|
voor vrouwen |
4½ |
|
voor kinderen naar gelang van hunne krachten |
1½ à 3 |
hh. |
Kappen van brandhout en stapelen in vamen langs de vaart tot op een afstand van 200 voet, per vaam berekend à 5 om 5 en het hout 3 voet lang, in geveld hout |
80 |
|
in staand bosch, of cappewerie goedhout |
100 |
|
in hardhout, Parowa of Mangro |
125 |
| |
| |
|
Centen. |
|
Wanneer de afstand naar de vaart grooter is dan 200 voet, voor elke 25 voet verder |
5 |
ii. |
Kappen, splijten en naar de loods of werkplaats brengen van suikervaten, duigen of bodems:
100 stuks |
100 |
|
Kweelen van suikervaten, duigen of bodems:
100 stuks |
100 |
|
Opzetten van suikervaten, tot den inhoud van 1500 pond netto:
per vat |
50 |
| |
Op de Koffieplantages.
kk. |
Opzoeken, dragen en verplanten van jonge plantsoenen (zoogenaamd vingerplantsoenen):
Compagniewerk |
60 |
ll. |
Maken van gaten ter verplanting van jonge plantsoenen:
100 stuks |
50 |
mm. |
Uitdelven van jonge koffijboomen, aandragen en verplanten:
Compagniewerk |
80 |
nn. |
Maken van gaten en de verplanting tevens:
Compagniewerk |
80 |
oo. |
Suppleren van koffijstukken:
Compagniewerk |
80 |
pp. |
Wieden van koffijstukken, of koffij en banannen stukken; het schoonmaken van banannenboomen en het afsnijden van de rankgewassen der koffijboomen daaronder begrepen, naar gelang van het wied:
10 kettïng lengte. 11 voet breedte; 7½ ketting lengte, 11 voet breedte |
60 |
qq. |
Zuiveren van koffijboom:
Cmpagniewerk |
80 |
rr. |
Op stomp kappen van koffijboomen:
Compagniewerk |
80 |
ss. |
Plukken. malen en wasschen der koffij:
Compagniewerk |
|
|
Vóór 6 uur des morgens en na 6 uur des avonds, per uur: |
|
|
voor mannen |
8 |
|
voor vrouwen |
7 |
tt. |
Stampen van koffij. per werkuur |
10 |
| |
| |
|
Centen. |
uu. |
Lezen of pikken van koffij: |
|
|
Witte bast, per pond |
1 |
|
Zwarte bast, per pond |
1½ |
| |
Op Cacaoplantages.
vv. |
Planten met zaad:
1 akker |
60 |
|
planten van jonge boompjes, met het maken der gaten:
150 boompjes |
80 |
ww. |
Wieden, daaronder begrepen het zuiveren der boomstammen van rankgewassen, naar gelang van het wied:
12 ketting lengte, 11 voet breedte; 10 ketting lengte, 11 voet breedte |
60 |
xx. |
Zuiveren, in stukken waar de boomen niet ouder zijn dan 5 jaren, 200 boomen; Compagnie in oudere stukken, 150 boomen |
80 |
ijij. |
Plukken, schoon te leveren, naar gelang van het dragen der boomen:
75 à 50 pond |
à 1 à 1½ |
| |
Op Bananenplantages.
zz. |
Delven van banannen gaten, ter diepte van 18 duim en ter wijdte van 18 duim diameter 12 × 12 = 100 gaten voor 80 ct. 80 à 100 gaten |
à 1 |
aaa. |
Uitdelven van plantsoenen en het uitdragen der plantsoenen tot den afstand niet verder dan 10 kettingen, met de vulling der uitgedolven gaten:
160 à 200 plantsoenen |
à ½ |
|
zonder het vullen der gaten:
240 à 300 plantsoenen |
à ½ |
bbb. |
Aandragen van plantsoenen. Op een afstand niet verder dan 10 kettingen:
300 à 400 plantsoenen Compagnie |
à ¼ |
|
Bij grootere afstanden, minder plantsoenen en hooger loon. |
|
ccc. |
Planten of suppleren, met het vullen der gaten en aanstampen van den grond 160 à 200 gaten |
à ½ |
ddd. |
Wieden en schoonmaken, naar gelang van het wied:
10 ketting lengte. 11 voet breedte; 5 ketting lengte, 11 voet breedte |
à 60 |
| |
| |
|
Centen |
eee. |
Kappen en dragen der bossen banannen tot aan de vaart, op een afstand niet verder dan 10 kettingen, benevens het naar het einde der vaart vervoeren en lossen:
80 à 100 bossen |
á |
|
Het kappen en uitdragen der bossen tot aan de vaart, op verderen afstand dan 10 kettingen; voor elke kettingafstand meerder, 4 á 5 bossen minder en het loon verhoogen met |
1/20 |
fff. |
Dragen van bossen banannen, van het einde der vaart naar de landingsplaats. |
|
|
Voor elke ketting-afstand per bos |
1/20 |
|
Dit werk verrigtende vóór 6 uur des morgens of na 6 uur des avonds, per bos |
1/16 |
| |
Op de Houtgronden.
ggg. |
Vellen van boomen om tot planken te worden gezaagd. Per boom: |
|
|
van 15 duim diameter |
20 |
|
van 15 tot 20 duim |
30 |
|
van 20 tot 25 duim |
40 |
|
van 25 en meerder |
50 |
hhh. |
Afkappen en kweelen van bruinhart, bolletrie of ander hardhout. Per strekkende voet: |
|
|
tot 9/9 duim |
2 |
|
tot 12/12 duim |
3 |
|
tot 18/18 duim |
5 |
|
tot 24/24 duim |
8 |
|
boven 24 duim |
10 |
iii. |
Kweelen van lastdragers-gespen:
10 voet lang, 5/6 à 6/7 duim dik |
à 15 |
kkk. |
Kweelen van matrozen-ponten-gespen:
12 à 15 voet lang, 7/8 à 8/9 duim dik |
à 25 |
lll. |
Kappen en kweelen van matrozen-pontenkieën:
5 voet lang aan weerszijde, 8-9 duim dik |
à 75 |
mmm. |
Kappen en kweelen van lastdragersknieën:
3 voet lang aan weerszijde, 5/6 à 6/6 duim dik |
â 30 |
nnn. |
Kappen van sparren: |
|
|
van 20 voet lengte |
3 |
|
van 25 voet lengte |
4 |
|
van 30 voet lengte |
5 |
|
van 35 voet lengte |
6 |
| |
| |
|
Centen. |
ooo. |
Kappen en slijten van palissaden-latten van 2 duim breedte: |
|
|
van 15 voet lengte |
à 1 |
|
van 25 voet lengte |
à 1½ |
ppp. |
Kappen en kweelen van riemen: |
|
|
van 15 voet lengte |
à 25 |
|
van 25 voet lengte |
à 40 |
qqq. |
Krassen van blokken van onderscheidene lengte Per blok: |
|
|
van 15 duim diameter |
30 |
|
van 15 tot 20 duim diameter |
40 |
|
van 20 tot 25 duim diameter |
50 |
|
van 25 duim en meerder |
60 |
rrr. |
Kweelen van wane, ceder, pisie en copieblokken, om tot planken te worden gezaagd. Per strekkende voet: |
|
|
van 16 duim breedte |
2 |
|
van 16 tot 24 duim breedte |
3 |
|
van 24 duim en meerder |
4 |
sss. |
Zagen van planken:
Tot 12 duim breedte, 75 voet lengte, per zager |
80 |
|
Bij meerdere breedte, naar evenredigheid minder lengte. |
|
ttt. |
Opzetten van blokken, met het maken van barbakotten. |
|
|
van 30 voet lengte |
100 |
|
van 30 tot 45 voet lengte |
150 |
|
van 45 tot 60 voet lengte |
200 |
|
Wanneer de barbakotten vooraf gemaakt zijn: |
|
|
van 30 voet lengte |
75 |
|
van 30 tot 45 voet lengte |
100 |
|
van 45 tot 60 voet lengte |
150 |
uuu. |
Kappen van barbakothout, tot het opzetten van 1 blok |
25 |
vvv. |
Dragen van planken: |
|
|
Voor elk ¼ uur afstand: |
|
|
1 duims 15 voet lengte |
4 |
|
20 à 30 voet lengte |
8 |
|
1½ duims 20 voet lengte |
12 |
|
duims 25 à 30 voet lengte |
16 |
|
duims 35 voet lengte |
20 |
|
duims 40 voet lengte |
25 |
www. |
Maken van cingels gestapeld volgens boschmerk 13½ voet lengte. 40 cingels hoogte. per mille |
500 |
| |
| |
|
Centen |
xxx. |
Bejaarden, jongens en meisjes. die tot het bewerken van hout, of het dragen van planken, niet geschikt zijn, gebezigd wordende tot het dragen en vervoeren van cingels, sparren, gespen, knieën, en dergelijke, |
|
naar hunne jaren en lichaamskrachten per dag 20 à 50. |
Artikel 2. De arbeiders zijn verpligt daartoe opgeroepen, beurtelings des nachts de wacht te houden; de nacht ten deze gerekend van 8 uur des avonds tot 5½ des morgens. Per man 60 cent.
Art. 3. Alle onvoorziene en in dit tarief niet opge noemde werkzaamheden, worden beloond naar den maatstaf van het loon, voor gelijksoortige werkzaamheden bepaald.
Art. 4. Alle compagniewerken vangen aan des morgens ten 6 ure en eindigen des avonds ten 6 ure, met inbegrip van 2 uren rust.
Bij alle dergelijk werk, zal echter de huurder bevoegd zijn om voor den verzuimden tijd, tengevolge van het te laat aanvangen, of te vroeg staken van den arbeid, het loon in evenredigheid te verminderen.
Art. 5. Boven de hiervoren bepaalde loonen, hebben de arbeiders aanspraak op vrije woning en geneeskundige verpleging, zonder meer.
Art. 6. Het uitbetalen der verdiende loonen zal moeten geschieden, wekelijks des Maandags na den afloop van het werk.
Art. 7. De arbeiders zijn verpligt zelven voor het aanschaffen en onderhouden van hunne veldgereedschappen te zorgen.
Art. 8. De voetmaat in dit tarief bepaald, is de in de kolonie gebruikelijke Rhijnlandsche.
De ketting houdt: 66 Rhijnlandsche voet.
De akker houdt: 10 ketting in lengte en 1 ketting in breedte, of wel 43,560 □ voet.
Ten tweede. Te bepalen, dat van dit tarief bij vrijwillige overeenkomsten mag worden afgeweken en het alleen dan moet worden nageleefd, wanneer zoodanige overeenkomsten niet bestaan enz. enz.
|
|