Verordening van 17 Dec. 1898 (G.B. 1898 No. 45) ter nadere bepaling van het bedrag der akkergelden.
1. Het akkergeld verschuldigd voor in de kolonie, met uitzondering van het district Coronie, in allodialen eigendom en erfelijk bezit uitgegeven en verder uit te geven gronden, bedraagt, voor zoover niet voor reeds uitgegeven gronden het verschuldigd bedrag bij de grondbrieven lager gesteld is, 23 cent per hectare, gelijkstaande met ongeveer 10 cent per akker.
In het district Coronie bedraagt dit akkergeld 10 cent per hectare, gelijkstaande met ongeveer 4 cent per akker.
2. De Gouverneur is bevoegd regelingen te maken omtrent de betaling van achterstallige akkergelden in het district Coronie, daarbij rekening houdende met het bedrag waarop dat akkergeld bij art. 1, tweede lid, van deze verordening is gesteld.