| |
Beknopte aanwijzing tot het toedienen van geneesmiddelen in voorkomende ziektegevallen bij de arbeiders in de goudvelden en ter plaatse van exploitatie van balata (G.B. 1887 No. 31 en G.B. 1893 No. 17.)
A. Bij buikverstopping en hardlijvigheid.
1. | Epsom zout (sulphas magnesicus); - een eetlepel opgelost in ½ glas water in eens te nemen. |
2. | Castor olie (ol. ricini); - 1 à 2 eetlepels in eens te nemen. |
3. | Purgeerpillen; - 6 stuks in eens te nemen; na 5 uren zonder werking te zijn gebleven, de dosis te herhalen. |
| |
| |
| |
B. Bij buikpijn of diarrhoea.
4. | Droppels, bestaande uit:
Aqua menthae piperitae 10 gram
Laud. liq. Syd... 25 droppels
of
Elixir parogoricum.. 25 gram
Solut. ammon. spir. anis. 10 gram
Hiervan 4 × daags 15 drupp. te nemen met een weinig water. |
5. | Pepermuntolie (ol. menthae piper); - één druppel op 2 lepels water en suiker in eens te nemen. |
| |
C. Bij flauwten, enz. (Opwekkend middel).
6. | Hoffmansdruppels (Aether cum spiritu); - 30 druppels met water in eens te nemen, en zoo noodig eenige malen herhalen.
Men kan ook wat brandewijn of andere spiritus, die voorhanden is, toedienen. |
| |
D. Bij braking of branding op de maag.
7. | Soda (bicarbonas sodae); - hiervan van tijd tot tijd een theelepel met water te nemen. |
| |
E. Bij hoest en verkoudheid.
8. | Hoestdruppels, bestaande uit:
Solut. ammon. spir. anisat. en Aqua laurocerasi, van beide gelijke deelen; - hiervan te nemen 3 × daags 30 druppels met één lepel water. |
| |
F. Bij slangenbeet of steek van insecten.
9. | Geest van Salmiak (Ammonia liquida) op de wond druppelen. Vóór de aanwending zoo mogelijk uitzuigen. |
| |
G. Koortswerend middel.
10. | Chininepillen; - 3 × daags 5 stuks te nemen; - of Sulphas chinini in poeders van 300 milligram; - 3 × daags een poeder. |
| |
H. Bloedstelpende middelen.
11. | Aluin (Alumen crudum) in poedervorm; - een suikerlepel op 8 lepels water of ook als strooipoeder op de wond. Verder aftreksels van samentrekkende basten, als Waicara, Cachou, enz. |
| |
I. Keelpijn, aandoening van het tandvleesch (Scheurbuik).
12. | Aluin (Zie No. 11) twee suikerlepels op een glas water als mondspoeling of gorgeldrank. |
| |
K. Bij wonden en zweren.
13. | Carbolwater; neem acid-carbol. 10 gram op ½ liter water, bevochtig daarmede eene kompres en leg op de wond. |
14. | Jodoform en wattenverband - bij zweren. - |
15. | Kleefpleister. |
| |
| |
| |
L. Uitwendige middelen (Wrijfmiddelen).
16. | Kamferspiritus. |
17. | Vloeibare ammoniak: één suikerlepel gemengd met één eetlepel zoete olie. |
| |
M. Verbandmiddelen.
18. | Zwachtels. |
19. | Kompressen. |
20. | Gezuiverde watten. |
|
|